Zo veel liefde

Jean Bos • 80 - 2004/05 • Uitgave: 20
Met welke liefde, Heer, zaagt Gij ons aan,
dat Gij een need'rig lichaam hebt verkoren
om daaruit als een kind te zijn geboren,
terwijl Uw woord de wereld deed ontstaan?
Gij hebt een weg bereid voor zon en maan,
het licht gegeven voor ons ochtendgloren;
zelfs wind en wolken moeten naar U horen
en toch, Gij zijt der kind'ren weg gegaan.

Met welke liefde, Heer, zaagt Gij ons aan,
dat Gij een grot, een kribbe hebt verkoren,
om in vernedering te zijn geboren,
terwijl geen aards paleis ooit zou volstaan
voor zoveel heerlijkheid, het zou vergaan.
Gij, die gebiedt vanuit Uw hemeltoren,
die spreekt, en alle eng'len moeten horen,
naamt zelf het lichaam van een dienstknecht aan.

Voor ons liet Gij U aan een kruishout slaan,
als de gemeenste moordenaar doorboren
door zondaars, die van God niet wilden horen.
Hoewel Gijzelf geen onrecht hadt gedaan,
zijt Gij om onzentwil ter dood gegaan
en hebt de last van onze schuld verkoren,
opdat wij konden zijn uit U herboren.
Zaagt Gij de mens met zoveel liefde aan?

Jean Bos