Zonden niet verzwijgen!

Dirk van Genderen • 84 - 2008 • Uitgave: 21
Onlangs sprak ik in een zondagse samenkomst over het ‘Drama van Ziklag’. U kent die geschiedenis wel. David was gevlucht naar de Filistijnen. Toen hij daar ruim een jaar was, werd zijn stad Ziklag, die hij van koning Achis had gekregen, in brand gestoken. Alle vrouwen, kinderen en bezittingen waren geroofd. Toen David en zijn mannen zagen wat er was gebeurd, huilden ze tot ze niet meer huilen konden.
David geraakte zeer in het nauw toen zijn mannen er over begonnen te spreken hem te doden. Op het moment dat hij niet meer wist hoe het verder moet, zo lezen we in 1 Samuel 30, sterkte David zich in de Here, zijn God.

Hoe hij dat deed, staat er niet bij. Mogelijk was het een schreeuw tot God en toen was God er weer. Wellicht en dat kan ik me zeer wel voorstellen, heeft hij ook zijn zonden aan de Here beleden. Zonder Gods wil te zoeken,we lezen namelijk nergens dat hij dat gedaan heeft, was hij immers naar de Filistijnen gevlucht, om uit de handen van Saul te blijven.
En nu, na meer dan een jaar, gebeurt dit verschrikkelijke. En voor het eerst in die lange tijd lezen we dat hij naar de Here toegaat. Hij zal Davids ogen ervoor hebben geopend dat hij een weg ging zonder Hem. Ik ga er absoluut vanuit dat David ook die zonde beleden heeft. Het zijn immers onze zonden die scheiding maken tussen God en onze ziel, zegt Jesaja 59.
Ook heb ik die zondagmorgen nog gewezen op het herhaalde appèl in de nieuwtestamentische brieven, tot een heilig en rein leven, temeer daar wij weten dat de komst van de Here Jezus nabij is. ‘Misschien zijn er dingen in uw leven, die u in orde moet maken met God, dingen die tussen u en Hem instaan.’

Bewust ben ik wat dieper ingegaan op de inhoud van die prediking vanwege de reacties die ik na die dienst kreeg, zoals: ‘Er wordt niet zo vaak meer stilgestaan bij de zonden die er in ons leven kunnen zijn, ook al zijn we een kind van God’ en ‘Het is zeer noodzakelijk dat de oproep tot heiliging en reiniging klinkt’.
Het gaat mij er niet om dat ik het heb gezegd, maar wel omdat ik er van schrok dat ik meer soortgelijke reacties kreeg. Kennelijk kunnen we trouw zijn aan de Schrift, maar toch weinig spreken over mogelijke zonden in ons leven. Misschien wel omdat dat voor sommigen bedreigend is of een negatieve boodschap. Er wordt tegenwoordig ook wel gesteld dat het niet meer nodig is om het over zonden te hebben wanneer we de Here Jezus hebben leren kennen. Hij heeft dan immers al onze zonden vergeven, ook de zonden die we in de toekomst nog zullen doen. Zegt men. En logisch dat er dan niet meer over zonde wordt gesproken. Zeker niet wanneer wordt aangenomen dat iedereen in de gemeente al een kind van God is.

In de Bijbel zie je juist dat ‘zelfs’ gelovigen, wanneer ze geconfronteerd worden met de heiligheid van God, de ernst van de zonde in hun leven pas echt zien. Denk maar aan Jesaja, in hoofdstuk 6, wanneer Hij de Here ziet in al Zijn heiligheid. ‘Wee mij, ik ga ten onder, want ik ben een man, onrein van lippen (…) en mijn ogen hebben de Koning, de Here der heerscharen, gezien’ (Jes. 6:5). Terwijl Jesaja mogelijk de meest rechtvaardige mens was die er op dat moment op aarde leefde.
Of denk aan Simon Petrus. Toen hij de enorme aantallen vissen zag die de Here Jezus in hun netten had gegeven, was zijn eerste reactie: ‘Ga uit van mij, want ik ben een zondig mens, Here.’

Het is bekend uit de opwekkingsgeschiedenis dat christenen, gelovigen, in een opwekking de ernst van hun zonden ontdekken, hun zonden belijden en de Here smeken om vergeving. Groot is dan hun blijdschap als ze mogen weten dat hun zonden vergeven zijn.
Ik zou predikers en voorgangers willen aansporen niet alleen te spreken over de genade en de liefde van God, hoe belangrijk ook, maar ook de zonde in alle ernst aan de orde te stellen. Het is namelijk ook zeer wel mogelijk dat er in de diensten mensen zijn die in zonde leven en de Here Jezus nog niet kennen. Maar ook in de levens van gelovigen kunnen zonden zijn, die misschien wel de oorzaak zijn voor geestelijke duisternis in hun leven.

Dirk van Genderen