Afvallen is topsport

Kees Middelbeek • 80 - 2004/05 • Uitgave: 6
Ik ben 40 kg afgevallen en er is bijna niemand die het heeft opgemerkt! Dit soort ontboezemingen doe ik maar één keer dus zo is het wel weer genoeg. Nu is het ook weer niet zo dat ik vroeger 40 kg zwaarder was dan nu, maar op verschillende momenten gedurende laatste 20 jaar besloot ik dat er toch echt wat van af moest. Met het verlopen van de jaren gaat dit afvallen steeds moeilijker. Ik weet niet hoe dat komt maar de eerste keer dat ik 10 kg afviel was dat zo gebeurd. Een kwestie van een paar weken. De tweede keer, jaren later kostte mij dat al veel meer tijd en de laatste keer duurde het ruim een jaar. Het gezegde ‘elk pondje gaat door het mondje’ klopt niet. Mijn longen filteren koolhydraten uit lucht en als ik op een verkeerd moment een gevulde koek eet van 75 gram kom ik er een kilo van aan. Echt waar.

Maar het lukt. Nu zijn er allerlei goede diëten en producten die het leven voor afvallers dragelijk moeten maken. Maar, eigenwijs als ik ben, wil ik daar niet aan: afvallen moet geld opleveren en niet geld kosten. De enige manier voor mij om het te doen is dus niet toe geven aan de drang om dingen in mijn mond te stoppen. Als mijn lichaam vindt dat het dat nodig heeft schreeuwt het als een verwend kind om eten en als ik dat niet met autoriteit kan overwinnen dan ben ik verloren. Elke diëtist verklaart mij voor gek en ik weet het ook wel dat het professioneler moet kunnen, maar ik hou het op zelfdiscipline. Vooralsnog is dat de enige optie als ik de omvang van mijn vlees in bedwang wil houden. Als een topsporter breng ik mijn functies onder controle, totdat ik mijn doel heb bereikt. Ik worstel met de lange tijd tussen de maaltijden en werk naar mijn eindbestemming, wat ik gefocust in kaart breng.

Dit probleem doet zich ook voor op een ander vlak. De bron van al onze zwakheden wordt in de Bijbel ons ‘vlees’ genoemd. En niet voor niets: heeft u zich wel eens voorgenomen om elke dag een bepaalde tijd in gebed door te brengen? Ik kan mij herinneren dat het mij voorkwam alsof ik alleen nog maar met mijn langzaam tikkende klok aan het bidden was of die alsjeblieft een beetje wilde opschieten. Of elke dag de Bijbel lezen. Kent u die? Ja, uh… het is al weer zo laat, morgen lees ik wel wat langer. Een week je nergens aan ergeren, een week vrolijk zijn, niet kwaadspreken. Begin er maar niet aan.

Nu is zwaar worden niet erg, in de zin dat je er een geestelijk complex van krijgt. Slanke mensen zijn niet aardiger, geestelijker, slimmer of creatiever dan dikke. De enige reden waarom ik er niet aan wil toegeven is mijn ego. Ik word ook niet mooi dik, als zoiets al bestaat in onze cultuur. Alles concentreert zich rond de voorkant van mijn middel en ik vind dat bij mijzelf erg lelijk en dat draagt dan weer niet bij aan mijn, toch al niet overdreven zelfbeeld. Hebben we het over echt serieuze zaken, dingen die ik noemde die we in onze kringen toch wel als geestelijk belangrijk zouden kunnen omschrijven, dan wordt het in eens andere koek. Het is natuurlijk erg vervelend als je als geestelijk en als een driftig mens tegelijk bekend staat. Hoe los je dit op?

Het is waarschijnlijk een probleem waar boeken over zijn volgeschreven en een pasklaar antwoord zal ik hier dan ook maar niet proberen te geven. Toch is er een principe waar ik zelf behoorlijk ontspannen mee kan leven. Dat principe is, dat het onmogelijk is om ons vlees met wilskracht uit te schakelen: te doden. Daarom, prijs God voor de Romeinenbrief waarin Paulus zegt: "Als Christus in u is, dan is wel u lichaam dood vanwege de zonde, maar uw geest is levend vanwege de gerechtigheid. En als de Geest van Hem die Jezus uit de doden heeft opgewekt, in u woont, dan zal Hij die Christus Jezus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen levend maken door dezelfde Geest." (Rom. 8:10-11).

Laten het levend maken van ons sterfelijke lichaam dan maar over aan de Geest van God. Maar als we willen voorkomen dat ons vlees een pens krijgt die ons geestelijk leven beheerst, dan zullen we de strijd moeten aangaan met die, o zo langzaam tikkende, klok. Als we er nu geen werk van maken, zal het met de loop van de jaren alleen maar moeilijker worden. Amen.

Kees Middelbeek