Als er toch geen muziek zou zijn…!

Feike ter Velde • 80 - 2004/05 • Uitgave: 19
Muziek en zang zijn in de christelijke kerk altijd erg belangrijk geweest en zijn dat vandaag nog steeds. Als dat er toch niet was wat zou er dan nog van een kerkdienst of een samenkomst overblijven? Muziek is in het leven van de jonge generatie in onze dagen, nog veel belangrijker geworden. Zowel in seculiere als in geestelijke muziek gaan miljarden om. Het is daarom vanzelfsprekend dat het ook steeds weer een groot punt van discussie is in de christelijke kerk. Er is een enorm aanbod van nieuwe liederen gekomen en daarmee ook veel meningen!

Muziek, zang en liturgie hangen nauw met elkaar samen. In de calvinistische eredienst is – zoals het hele calvinisme – gekozen voor de soberheid. Kennelijk is na de beeldenstorm van 1566 het kind met het badwater weggegooid. Dat is eigenlijk erg jammer en voor muziekliefhebbers een ramp. We hebben het orgel nog overgehouden, soms zelfs als uiting van opperste vroomheid. Johann Sebastian Bach heeft gezegd: "Das Kalvinismus ist kunstfeindlich" – het Calvinisme is een vijand van de kunst. Bach was een groot musicus en een grote zoon van de Reformatie. Als Lutheraan schreef hij veel muziek voor de kerkdienst: de Passionen, de Cantates, Motetten en de Missen. Allemaal van opperste en ontroerende schoonheid. Ik ben dankbaar dat ik vroeger thuis bij die muziek ben groot geworden.

De eerste musicus in de Bijbel is Jubal (Gen. 4:21). Zijn naam betekent: beek, stroom of rivier. Ook de luchtstroom uit een blaasinstrument, de klaroenstoot, heeft diezelfde afkomst. Voor mezelf is het veelzeggend dat Bach ook beek of rivier betekent. De ‘oude Bach’ – hij was vader van vele zonen, waarvan verschillende ook muziek componeerden – werd eerst anderhalve eeuw na zijn dood in 1750 beroemd. Meer dan tweehonderd cantates, die in de kerk het hele jaar door werden gezongen, vooral in de Thomaskirche te Leipzig, sieren het oeuvre van deze grote componist. De Mattheus-Passion, de Johannes- Passion en het Weihnachtsoratorium behoren tot de grootste composities aller tijden. Bach, Mozart en Beethoven worden als de grootste drie componisten beschouwd in onze Westerse cultuur, maar Bach staat bovenaan dit drietal, is toch wel de mening van de meeste musici, hoewel men ze niet moet of kan vergelijken. Zijn muziek is wiskundige precisie en toch van een ongekende poëtische schoonheid; complexe techniek met ongeëvenaarde emotionele diepten; hemelse eerbied aards verklankt. Denken en voelen waren bij Bach even vroom als diepzinnig. Zijn compositietechniek is nimmer geëvenaard, laat staan overtroffen. De muziek die hij schreef bij de tekst die moest worden gezongen ging diep door zijn eigen ziel. Zijn vrouw schreef eens: "Tijdens het componeren van de Mattheus-Passion stapte ik onverwacht zijn werkkamer binnen. Tranen stroomden over zijn wangen bij het muzikaal verwoorden van het smartelijkste lijden van Christus aan het kruis. ‘Dat heeft Hij voor mij gedaan’, zo verklaarde hij zijn tranenvloed".

Een ander voorbeeld van de mooiste geestelijke muziek is ‘The Messiah’ van Georg Friedrich Händel. Hij was een geboren Duitser, maar ging op 27-jarige leeftijd in Engeland wonen tot aan zijn dood. De ‘Messiah’ is het levensverhaal van de Here Jezus, dat begint met het ‘Troost, troost Mijn volk, zegt uw God’ – uit Jesaja 40. Het gaat over Christus’ geboorte, zijn lijden, zijn sterven en zijn opstanding. Hoewel hij niet zo’n serieus gelovig mens was als Bach, riep hij, toen hij de Messiah had voltooid, uit: "I’ve been in heav’n - Ik ben in de hemel geweest". Bij de uitvoering van het prachtige werk in Londen stond, tijdens het Halluluja-koor, de koning van Engeland op, waarna de hele concerthal ging staan. Sindsdien gaan concertbezoekers over de hele wereld tijdens dit machtige Halleluja staan om vol ontroering de bejubeling van de God der goden en de Koning der koningen aan te horen. Een verheven werk van bijna hemelse schoonheid, bestaande uit de ene bijbeltekst op muziek na de andere. Als er toch eens geen muziek zou zijn?

In het calvinistische Nederland is de muziek van J.S. Bach of van Händel nooit tot in de kerk en de liturgie doorgedrongen en daarmee is een grote vergissing begaan. Veel kerkvolk weet vandaag niets van klassieke muziek en hun kinderen raken in onze tijd, verslingerd aan ordinaire popmuziek of aan de surrogaat religie van Frans Bauer en André Hazes. Is daarom, vooral in de wereld van de muziek, de anticultuur ontstaan waar we vandaag middenin zitten?

Hoe kan Bach toch gezegd hebben: ‘Das Kalvinismus is kunstfeindlich’. Zou hij ons ermee hebben bedoeld? Nee toch, hoop ik?

Feike ter Velde