Arthur W. Pink: Waren er daar maar meer van!

Feike ter Velde • 84 - 2008 • Uitgave: 19
Hij heeft een groot aantal boeken nagelaten, die voor heel velen tot grote zegen zijn geworden. Zijn diepgewortelde Bijbelstudies zijn voor elke gelovige als honing voor het hart. In ons land praktisch onbekend, in de Engelssprekende wereld echter zeer beroemd. Wie de werken leest van Arthur Walkington Pink (1886-1952) krijgt grote liefde voor de Bijbel als het onfeilbare Woord van God, afkeer van alle oppervlakkigheid in het geloofsleven en grote drang een volgeling en dienaar te worden van Jezus Christus, de Heiland der wereld. Een portret.

Arthur W. Pink werd geboren in Engeland, in het gezin van een vrome graanhandelaar, die was geabonneerd op de preken van Spurgeon. Het gezin ging op zondagmorgen eerst naar de kerk en na de lunch onderwees vader Pink zijn kinderen vanuit de preken van Spurgeon, die wel de prins der predikers is genoemd. Toch vervielen alle drie de kinderen tot een leven van ongeloof. Arthur voelde zich al op jonge leeftijd aangetrokken tot de theosofie - een geloofsleer gebaseerd op een bepaalde filosofie over mens in natuur, doorspekt met Oosterse religie. Hij ging daar helemaal in op, tot groot verdriet van zijn vader. Arthur had het voornemen naar India te reizen op uitnodiging van mevrouw Anny Besant, leidster in de theosofische beweging, om zich daar verder te verdiepen in de (geheime) leer. Vader Pink sprak met zijn 22-jarige zoon over de weg die hij was opgegaan en hield hem een tekst uit de Spreuken voor: ‘Soms schijnt een weg iemand recht, maar het einde daarvan voert naar de dood’ (Spr. 14:12). Dit woord maakte ongekend diepe indruk op Arthur. Drie dagen lang verbleef hij op zijn kamer, waar een diepe overtuiging van zonde en verlorenheid hem had overvallen. Aan het einde van de derde dag kwam hij naar beneden, zijn vader keek hem aan en riep uit: “Geprezen zij de Here, mijn zoon is verlost!”

Voordat hij de reis naar India zou aanvangen, zou hij nog een toespraak houden voor de theosofische vereniging. Er waren zo’n zeven honderd mensen in de zaal en Arthur sprak hen toe van uit de tekst ‘Want ik schaam mij het Evangelie van Christus niet’ (Rom. 1:16). Later schreef hij: “De hele zaal kreunde en steunde onder de woorden van het Evangelie.” Dat werd het einde van zijn dwaalweg. Arthur ging op de weg des Heren en besloot zich te bekwamen in Gods Woord. Hij kwam echter tot de ontdekking dat de universiteiten en de professoren in Engeland geheel besmet waren met de vrijzinnigheid en besloot zich daar niet aan over te geven. Eerst studeerde hij theologie aan het Moody Institute in Chicago, een evangelische opleiding, om zich later te verdiepen in de theologie van de grote opwekkingsprediker Jonathan Edwards, maar ook in Johannes Calvijn en de Schotse theoloog Erskine. Hierdoor kreeg hij meer oog voor de gereformeerde theologie, waardoor de nadruk op menselijke keuzes vanuit eigen (theologische) inzichten op de achtergrond geraakte en uiteindelijk helemaal bij hem verdwenen. Arthur Pink onderwees de soevereiniteit van God en Zijn verkiezende liefde. Echter zonder te vervallen in een extreme uitverkiezingsleer, waarbij het nagenoeg onmogelijk wordt voor een mens om tot bekering en geloof te komen. Het hele bedachte stelsel van stappen die iemand moet doormaken voordat misschien iemand uitverkoren blijkt, is aan Arthur Pink volstrekt vreemd. Hij gaat de uitverkiezing niet menselijk invullen, maar verkondigt de volle Christus, vanuit een diepe eerbied voor de heilige en soevereine God.

In deze oppervlakkige tijd waarin wij leven, worden de werken van Arthur Pink voor reformatorische zowel als evangelische christenen van groeiende betekenis. De grote eerbied voor Gods Woord, de eenvoudige uitleg van de tekst, de vergelijking van Schrift met Schrift, zijn de grondprincipes van Pinks Schriftstudies. Hij werd veel meer Bijbelleraar dan leider van een plaatselijke kerk, wat hij gedaan heeft in Amerika, alsook in Engeland. Hij werd een steeds vaker gevraagde spreker in heel Amerika en werd zelfs uitgenodigd om een lange tijd in Australië te verblijven om ook daar te preken. Zijn grote verdriet was de onkunde van de christenen als het gaat om Gods Woord. Een onkunde die voortkwam uit gemakzucht, oppervlakkigheid en ongeïnteresseerdheid. Maar onder zijn prediking kwamen mensen diep onder de indruk van God en van Zijn Woord. Dat wekte oprecht en echt geloof en echte vroomheid.

Arthur Pink maakte heel wat kerkelijke omzwervingen door, werd dan hier, dan daar predikant, om vervolgens weer de bezwaren te voelen tegen de geestelijke matheid en het ondermaatse christenleven van velen. Hij was niet makkelijk; niet voor zichzelf en ook niet voor anderen, maar hij bereikte velen met zijn Schriftstudies. Mensen werden buitengewoon gezegend. Vooral door het maandblad Search the Scriptures (Onderzoek de Schriften), dat hij opzette. Hij ging uiteindelijk wonen in Lewis, op de Schotse Hybriden, waar hij in 1952 is gestorven en waar hij ook werd begraven.

Voor zichzelf was Arthur tot de ontdekking gekomen dat de ware Gemeente hier op aarde niet te vinden is. Hij leerde en praktiseerde de volwassen doop (de doop na de wedergeboorte), maar onderwees tegelijkertijd de door en door gereformeerde leer van de uitverkiezing, zonder echter de zondaar af te wijzen. Hij verkondigde de volle en Bijbelse Christus, zonder dat hij Hem als ‘koopwaar’ aanbood. Hij verkondigde het oordeel van een heilig God dat komt over een ieder die zich niet bekeert, maar hield de deur van de genade niet dicht. Aan de menselijke kant is alles onmogelijk, aan Gods kant werkte het wonder van Zijn reddende kracht. Hij verkondigde ‘Christus en dien gekruisigd’ voor de rechtvaardigmaking van de goddeloze en hij verkondigde de Heilige Geest voor de heiligmaking van de gelovige. Alles bleef voluit op de plaats waar God de dingen in Zijn Woord heeft neergezet. Hierdoor werd Arthur Pink een bijzondere leraar van Godswege, tot op vandaag, vooral in de Engelssprekende wereld. In Nederland zijn maar weinig werken van hem vertaald. Wat er in het Nederlands is, vertoont sterk archaïsch (ouderwets) taalgebruik, waardoor veel aan zeggingskracht verloren is gegaan. Men proeft bij de vertaler en uitgever de drang om Pinks Schriftuitleg acceptabel te maken voor mensen in ultragereformeerde kringen. Dat heeft Pink echter niet nodig. Hij is door en door Bijbels en dat heeft zeggingskracht in zichzelf. Dat hoeft niet opgesmukt te worden met de ‘tale kanaäns’, die in sommige kringen als bijna het hoogste goed van de rechtzinnigheid wordt ervaren. Hierdoor, zo krijgt men althans de indruk, tracht men Arthur Pink te annexeren voor de eigen kring en de eigen opvattingen. Dat doet de grote Schriftuitlegger Arthur W. Pink geweld aan. Hij heeft zich juist altijd gekeerd tegen het kerkelijke exclusivisme, dat anderen buiten de eigen kring wil sluiten. De Bijbel stijgt uit boven alle menselijke hokjesgeest en de beperkingen die dat geeft. Arthur Pink laat de Bijbel spreken als het gezaghebbende Woord van God. Dan worden alle menselijke overwegingen bijna ordinair. Met de Schriftstudies van Pink stijgt de ziel van een mens tot in de hemel en vervalt de behoefte om in te delen, uit te sluiten, op te scheppen of te minachten. Arthur Pink hoort thuis - als men hem al zou willen positioneren - in de rij van theologen waarin ook J.C. Ryle, Andrew Murray en Martyn Lloyd-Jones thuishoren. Gespeend van alle academisch elan of dikdoenerij bleef hij eenvoudig bij de genoegzaamheid van de Schrift als enige bron van openbaring.

Ik sloeg Pinks studie over het Evangelie van Johannes op bij hoofdstuk 14, waar de Here Jezus spreekt over Zijn toekomst en die van de gelovigen. Hieruit het volgende citaat bij vers 3:
‘…Ik zal wederkomen…’ Hoe kostbaar moeten we voor Hem wel zijn! Immers, de Here Zelf zal nederdalen van de hemel bij de roepstem van een aartsengel en bij de klank van de bazuin Gods. Zijn Gemeente werd tot die dag bewaard door de kracht van de Heilige Geest, maar dan zal Hij Zelf komen. En dan zullen de doden die in Christus zijn gestorven het eerst opgewekt worden. Dan zullen wij, die hier nog levend verblijven, samen met hen opgenomen worden in de wolken, om de Here te ontmoeten in de lucht, zoals Paulus zegt in 1 Tessalonicenzen 4:17,18. Om ons bij Zichzelf te hebben. Dat is Zijn hartsverlangen! Tegen de stervende misdadiger zei Hij: “Je zult heden met Mij in het paradijs zijn” en tegen de hele Gemeente zegt Paulus: “…we zullen altijd bij de Here zijn” (vers 17). De mens was niet geschapen voor de hemel, maar voor de aarde. Door te zondigen heeft de mens de aarde verloren en de aarde draagt datzelfde oordeel, dat over de mens kwam. Tegelijkertijd bracht dat ook de Zoon van God naar de aarde en daarna opende Hij de hemel voor de mens die in Hem gelooft. Dan is zijn gebed verhoord: “Vader, hetgeen Gij Mij gegeven hebt - Ik wil dat, waar Ik ben, ook zij bij Mij zijn, om mijn heerlijkheid te aanschouwen, die Gij Mij gegeven hebt…” (Exposition of the Gospel of John - A.W. Pink, pag. 352)

Wie Arthur W. Pinks Bijbelstudies leest, krijgt diep ontzag voor de Schrift, diepe eerbied voor een heilig God en onuitblusbare liefde voor de Here Jezus Christus. Dit onderwijs is vandaag hard nodig in een wegstervend christendom.

Feike ter Velde