Barukh (2)
Vorige keer gingen wij in op de vorm barukh (uitspraak: baroeg) die is afgeleid van het Hebreeuwse werkwoord barakh (= zegenen, loven). Wij zagen dat barukh betekent: gezegend, geloofd, geprezen. Zo kwamen wij dat ook tegen in de naam van Jeremias vriend (Jer. 36) Baruch (= gezegend). Wie wil niet zo heten?
Maar de uitdrukking barukh/gezegend houdt ook in: geloofd, geprezen. Dat is met name het geval in de relatie van de mens ten opzichte van de Here God. De mens die erkent dat God de Gever is van alle zegeningen en ontdekt en beseft dat zij/hij alleen maar dankzij de Here barukh/gezegend mag heten, wil Hem hiervoor alle eer en dank brengen. In de relatie met de Here God leidt het zich bewust-zijn van Gods zegeningen tot een houding van dankzegging, erkenning en ootmoedige lofprijzing.
Mensen die inzien dat God de ontvangen zegeningen schenkt, loven Hem met de uitdrukking barukh/gezegend/geprezen.
Wij horen het gebruik van barukh in beide betekenissen wanneer Abraham terugkeert na de bevrijding van neef Lot en Melchizedek hem verwelkomt en barukh/gezegend heet; onmiddellijk na deze verwelkoming verwoordt deze koning van Salem dat het God was die de overwinning schonk: barukh/gezegend is Abraham en barukh/geprezen is de Allerhoogste God (Gen. 14:18-20). Ook Mozes schoonvader Jetro erkende dat het God was die de verlossing uit Egypte had gegeven: barukh/geprezen/gezegend is de HERE, die u verlost heeft (Ex. 18:10).
De mens kan God niet zegenen, maar Hem wel erkennen en grootmaken als Bron van zegen. Dit houdt van de kant van de mens in: Hem vermelden en belijden als de God van alle zegen. >
Barukh/gezegend/geprezen is de HERE, want Hij maakte Zijn genade wonderlijk voor/aan mij (Ps. 31:22).
Wie barukh/gezegend is door de Here, kan niet anders dan Hem hiervoor loven. Dit wordt in de Hebreeuwse Bijbel ook aangeduid met dezelfde vorm barukh/gezegend/geprezen.
Barukh/geprezen betekent dan: goed spreken over en tot de Here God. Dat kan men slechts door het besef en de ondervinding dat de Here alle zegeningen geeft, naar Zijn soevereine wil en wijze. David had dit na veel moeite en strijd geleerd en uitte dit op dichterlijke wijze: De HERE leeft en barukh/geprezen is mijn rots en verhoogd is de God van mijn heil (2Sam. 22:47; zie ook Ps. 18:47). David had zo leren bidden en belijden: Barukh/gezegend/geprezen is de HERE God en barukh/gezegend/geprezen is Zijn heerlijke naam voor eeuwig (Ps. 72:18, 19).
Ieder die Baruch/gezegend heet, mag dit (leren) meebidden met David!
God schonk Zijn grootste zegen in de gave van Zijn Zoon die door Zijn plaatsvervangend kruisoffer ons eeuwig Heil verwierf. Als wij zó barukh/gezegend zijn, zouden wij dan niet hiervan vertellen om deze zegen te verbreiden en Hem groot te maken? Dat is goed spreken over de Here God, dat is zeggen: Barukh/geloofd is de HERE want Hij hoorde de stem van mijn smekingen (Ps. 28:6).
Elke dag opnieuw onderwijst Hij ons hierin vanuit Zijn Woord.HERE, U bent barukh/gezegend/geprezen; leer mij (Ps. 119:12).
Dr. Gieneke van Veen-Vrolijk
Maar de uitdrukking barukh/gezegend houdt ook in: geloofd, geprezen. Dat is met name het geval in de relatie van de mens ten opzichte van de Here God. De mens die erkent dat God de Gever is van alle zegeningen en ontdekt en beseft dat zij/hij alleen maar dankzij de Here barukh/gezegend mag heten, wil Hem hiervoor alle eer en dank brengen. In de relatie met de Here God leidt het zich bewust-zijn van Gods zegeningen tot een houding van dankzegging, erkenning en ootmoedige lofprijzing.
Mensen die inzien dat God de ontvangen zegeningen schenkt, loven Hem met de uitdrukking barukh/gezegend/geprezen.
Wij horen het gebruik van barukh in beide betekenissen wanneer Abraham terugkeert na de bevrijding van neef Lot en Melchizedek hem verwelkomt en barukh/gezegend heet; onmiddellijk na deze verwelkoming verwoordt deze koning van Salem dat het God was die de overwinning schonk: barukh/gezegend is Abraham en barukh/geprezen is de Allerhoogste God (Gen. 14:18-20). Ook Mozes schoonvader Jetro erkende dat het God was die de verlossing uit Egypte had gegeven: barukh/geprezen/gezegend is de HERE, die u verlost heeft (Ex. 18:10).
De mens kan God niet zegenen, maar Hem wel erkennen en grootmaken als Bron van zegen. Dit houdt van de kant van de mens in: Hem vermelden en belijden als de God van alle zegen. >
Barukh/gezegend/geprezen is de HERE, want Hij maakte Zijn genade wonderlijk voor/aan mij (Ps. 31:22).
Wie barukh/gezegend is door de Here, kan niet anders dan Hem hiervoor loven. Dit wordt in de Hebreeuwse Bijbel ook aangeduid met dezelfde vorm barukh/gezegend/geprezen.
Barukh/geprezen betekent dan: goed spreken over en tot de Here God. Dat kan men slechts door het besef en de ondervinding dat de Here alle zegeningen geeft, naar Zijn soevereine wil en wijze. David had dit na veel moeite en strijd geleerd en uitte dit op dichterlijke wijze: De HERE leeft en barukh/geprezen is mijn rots en verhoogd is de God van mijn heil (2Sam. 22:47; zie ook Ps. 18:47). David had zo leren bidden en belijden: Barukh/gezegend/geprezen is de HERE God en barukh/gezegend/geprezen is Zijn heerlijke naam voor eeuwig (Ps. 72:18, 19).
Ieder die Baruch/gezegend heet, mag dit (leren) meebidden met David!
God schonk Zijn grootste zegen in de gave van Zijn Zoon die door Zijn plaatsvervangend kruisoffer ons eeuwig Heil verwierf. Als wij zó barukh/gezegend zijn, zouden wij dan niet hiervan vertellen om deze zegen te verbreiden en Hem groot te maken? Dat is goed spreken over de Here God, dat is zeggen: Barukh/geloofd is de HERE want Hij hoorde de stem van mijn smekingen (Ps. 28:6).
Elke dag opnieuw onderwijst Hij ons hierin vanuit Zijn Woord.HERE, U bent barukh/gezegend/geprezen; leer mij (Ps. 119:12).
Dr. Gieneke van Veen-Vrolijk