Beelden van de gemeente (1)
In het nieuwe testament komen we allerlei beelden tegen, waaronder de gemeente (of de kerk, zo u wilt) wordt voorgesteld. Zon (voor)beeld laat dan een bepaald aspect van de gemeente naar voren komen. Die beelden zijn als het ware getuigenissen van mensen. Sommigen mensen staan aan de voorkant van een gebouw en geven weer wat ze zien. Anderen staan aan de achterzijde en geven weer wat zij zien. Zij zien verschillende kanten, maar het is wel hetzelfde gebouw. Zo zijn er ook verschillenden kanten aan het gemeente-zijn, die op verschillende wijze worden beschreven. Dat is verhelderend en leerzaam.
De gemeente als een gebouw
Dikwijls wordt de gemeente voorgesteld als een gebouw. Zo zien we dat bijvoorbeeld in Efeze 2:19 22. Daar zien we dat de gemeente Gods gebouwd is op het fundament van apostelen en profeten. Dat is een belangrijk gegeven. De gemeente is niet een zaak waar we naar willekeur of eigen inzicht regeltjes kunnen stellen. De organisatie en het wezen van de gemeente is gegeven en ligt vast in het woord van de apostel en de profeet. Het wordt nog vaster omlijnd omdat Christus zelf de hoeksteen is. Dat is ook de reden dat ik met zoveel pijn het gedeelte lees uit Openbaring 3, over de gemeente Laodicea. Daar zien we Christus buiten staan. Wanneer we zulke gedeelten lezen, hebben we altijd de neiging van ons af te wijzen; het gaat dan altijd om de ander en om dat andere kerkgenootschap. Toch is het goed eens na te gaan of wij, of onze gemeente nog steeds gebouwd is op het fundament van apostel en profeet en of Jezus Christus werkelijk nog de hoeksteen is, in Wie alles samenvalt. Uiterlijkheid was er genoeg in Laodicea. Veel pracht, maar het was schone schijn. Zou dat op kunnen gaan voor gemeenten vandaag in ons land, onze wereld? Laodicea markeert wel de laatste fase van de kerk op aarde, dat is onze tijd! Zelfonderzoek lijkt me verstandig.
In 1 Korintiërs 3:11 15 lezen we ook over de gemeente. We lezen over een fundament en hoe daarop gebouwd zou moeten worden. Het fundament is Christus, op Hem moet het gebouw gestalte en vorm krijgen. Dat bouwen behoort iets positiefs uit te werken, maar er is ook een kwaliteit dat bij de beoordeling waardeloos zal blijken. Goud, zilver of edelgesteente, prachtig. Hout, hooi of stoppelen worden verbrand tot as. Opvallend hier is dat de individuele gelovige getoetst worden. We zien dat ook omschreven in 2 Korintiërs 5:10 Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat een ieder wegdrage wat hij in zijn lichaam verricht heeft, naar dat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad. Gelovigen worden dus getoetst en beoordeeld, maar zijn behouden. Hun beloning zal afhangen van de kwaliteit van hun werk. Hij zal loon ontvangen, dan wel schade lijden, schrijft de apostel Paulus in 1 Korintiërs 3:14,15. (Ongelovigen worden op een heel andere plaats en tijd beoordeeld zie Op. 20:11-15, daar is geen redding).
De Herder en zijn kudde
Vooruitlopend op het tijdperk van de gemeente, spreekt Jezus over zichzelf in relatie tot Zijn discipelen in termen van herder en kudde, ook dat is een beeld van de gemeente. In Johannes 10:7 horen we de Heer zeggen: Ik ben de deur der schapen als iemand door Mij binnenkomt zal hij behouden worden. In vers 16 spreekt de Heer dan van nog andere schapen, die niet van deze stal zijn. Het gaat om het volk Israël, maar ook om mensen uit andere volken. Daar zien we dus dat de Heer vooruitgrijpt naar de nieuwe situatie, die door Zijn dood en opstanding gerealiseerd wordt en met de uitstorting van Zijn Geest beslag gekregen heeft. De Heer sprak dus tegen Zijn volk en noemde hen Zijn kudde, maar dacht ook al vooruit, aan de nieuwe kudde die zou komen met de gelovigen uit de volken. In dit beeld leren we dus iets van de samenstelling van de gemeente.
Ook leren we hier dat de kudde afhankelijk is van de Herder. Hij wil hen leiden, voeden, kracht geven. Hij zal hen beschermen. De kudde moet naar Hem luisteren, acht geven op Zijn stem en Hem volgen. Dat is in onze wereld best een ingewikkelde zaak. We worden overvoerd met informatie, met ideeën, inzichten en ervaringen. Allerlei zaken schreeuwen om aandacht. Willen we Zijn stem verstaan, dan is het waardevol om afstand te nemen van al het rumoer om ons heen en in stilte Zijn woord onderzoeken en in gebed de Heer vragen om Zijn leiding. Daarbij moet ik opmerken dat veel mensen vandaag de Bijbel op een nieuwe manier benaderen. De vraag wordt gesteld: wat heb ik aan deze tekst, wat doet deze tekst mij? Het gaat dan om een stukje ervaring of beleving. Dat is een nieuwe manier van denken en dat noemen we postmodern. Daarin stelt de mens zichzelf centraal. Dat is ook wat met de zondeval gebeurde. Adam zocht niet de Here God, maar stelde zichzelf en zijn mogelijkheden centraal. De manier waarop Adam en Eva met Gods woord omgingen was feitelijk postmodern.
De laatste Adam
Die oude mens, die zichzelf centraal stelt, moet losgemaakt worden van die oude, zichzelf centraal stellende manier van denken en voelen. Paulus beschrijft dat opvallend in 1 Korintiërs 15:45. De oude mens noemt hij een levende ziel, de nieuwe mens een levendmakende geest. Eerst komt het natuurlijke, daarna het geestelijke. De eerste schepping bestaat uit Adam en de mensen die van hem afstammen. De nieuwe schepping bestaat uit Christus en de mensen die van Hem afstammen. Adam was geformeerd uit het stof der aarde en kreeg zo een fysiek lichaam. De nieuwe mens is geestelijk van aard. Daartoe is Jezus ook opgestaan uit het graf, de weg waarlangs Hij ieder die in Hem gelooft eeuwig leven geeft.
Wanneer we beide voorbeelden vergelijken, dan zien we dat in het beeld van het gebouw het accent ligt op de mens en zijn verantwoording. Hoe bouwt de gelovige?
In het beeld van de herder zien we, hoe de Heiland zelf actief en betrokken is op ons die geloven. Hij wil ons leiden en voeren.
Ds. Henk Schouten
De gemeente als een gebouw
Dikwijls wordt de gemeente voorgesteld als een gebouw. Zo zien we dat bijvoorbeeld in Efeze 2:19 22. Daar zien we dat de gemeente Gods gebouwd is op het fundament van apostelen en profeten. Dat is een belangrijk gegeven. De gemeente is niet een zaak waar we naar willekeur of eigen inzicht regeltjes kunnen stellen. De organisatie en het wezen van de gemeente is gegeven en ligt vast in het woord van de apostel en de profeet. Het wordt nog vaster omlijnd omdat Christus zelf de hoeksteen is. Dat is ook de reden dat ik met zoveel pijn het gedeelte lees uit Openbaring 3, over de gemeente Laodicea. Daar zien we Christus buiten staan. Wanneer we zulke gedeelten lezen, hebben we altijd de neiging van ons af te wijzen; het gaat dan altijd om de ander en om dat andere kerkgenootschap. Toch is het goed eens na te gaan of wij, of onze gemeente nog steeds gebouwd is op het fundament van apostel en profeet en of Jezus Christus werkelijk nog de hoeksteen is, in Wie alles samenvalt. Uiterlijkheid was er genoeg in Laodicea. Veel pracht, maar het was schone schijn. Zou dat op kunnen gaan voor gemeenten vandaag in ons land, onze wereld? Laodicea markeert wel de laatste fase van de kerk op aarde, dat is onze tijd! Zelfonderzoek lijkt me verstandig.
In 1 Korintiërs 3:11 15 lezen we ook over de gemeente. We lezen over een fundament en hoe daarop gebouwd zou moeten worden. Het fundament is Christus, op Hem moet het gebouw gestalte en vorm krijgen. Dat bouwen behoort iets positiefs uit te werken, maar er is ook een kwaliteit dat bij de beoordeling waardeloos zal blijken. Goud, zilver of edelgesteente, prachtig. Hout, hooi of stoppelen worden verbrand tot as. Opvallend hier is dat de individuele gelovige getoetst worden. We zien dat ook omschreven in 2 Korintiërs 5:10 Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat een ieder wegdrage wat hij in zijn lichaam verricht heeft, naar dat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad. Gelovigen worden dus getoetst en beoordeeld, maar zijn behouden. Hun beloning zal afhangen van de kwaliteit van hun werk. Hij zal loon ontvangen, dan wel schade lijden, schrijft de apostel Paulus in 1 Korintiërs 3:14,15. (Ongelovigen worden op een heel andere plaats en tijd beoordeeld zie Op. 20:11-15, daar is geen redding).
De Herder en zijn kudde
Vooruitlopend op het tijdperk van de gemeente, spreekt Jezus over zichzelf in relatie tot Zijn discipelen in termen van herder en kudde, ook dat is een beeld van de gemeente. In Johannes 10:7 horen we de Heer zeggen: Ik ben de deur der schapen als iemand door Mij binnenkomt zal hij behouden worden. In vers 16 spreekt de Heer dan van nog andere schapen, die niet van deze stal zijn. Het gaat om het volk Israël, maar ook om mensen uit andere volken. Daar zien we dus dat de Heer vooruitgrijpt naar de nieuwe situatie, die door Zijn dood en opstanding gerealiseerd wordt en met de uitstorting van Zijn Geest beslag gekregen heeft. De Heer sprak dus tegen Zijn volk en noemde hen Zijn kudde, maar dacht ook al vooruit, aan de nieuwe kudde die zou komen met de gelovigen uit de volken. In dit beeld leren we dus iets van de samenstelling van de gemeente.
Ook leren we hier dat de kudde afhankelijk is van de Herder. Hij wil hen leiden, voeden, kracht geven. Hij zal hen beschermen. De kudde moet naar Hem luisteren, acht geven op Zijn stem en Hem volgen. Dat is in onze wereld best een ingewikkelde zaak. We worden overvoerd met informatie, met ideeën, inzichten en ervaringen. Allerlei zaken schreeuwen om aandacht. Willen we Zijn stem verstaan, dan is het waardevol om afstand te nemen van al het rumoer om ons heen en in stilte Zijn woord onderzoeken en in gebed de Heer vragen om Zijn leiding. Daarbij moet ik opmerken dat veel mensen vandaag de Bijbel op een nieuwe manier benaderen. De vraag wordt gesteld: wat heb ik aan deze tekst, wat doet deze tekst mij? Het gaat dan om een stukje ervaring of beleving. Dat is een nieuwe manier van denken en dat noemen we postmodern. Daarin stelt de mens zichzelf centraal. Dat is ook wat met de zondeval gebeurde. Adam zocht niet de Here God, maar stelde zichzelf en zijn mogelijkheden centraal. De manier waarop Adam en Eva met Gods woord omgingen was feitelijk postmodern.
De laatste Adam
Die oude mens, die zichzelf centraal stelt, moet losgemaakt worden van die oude, zichzelf centraal stellende manier van denken en voelen. Paulus beschrijft dat opvallend in 1 Korintiërs 15:45. De oude mens noemt hij een levende ziel, de nieuwe mens een levendmakende geest. Eerst komt het natuurlijke, daarna het geestelijke. De eerste schepping bestaat uit Adam en de mensen die van hem afstammen. De nieuwe schepping bestaat uit Christus en de mensen die van Hem afstammen. Adam was geformeerd uit het stof der aarde en kreeg zo een fysiek lichaam. De nieuwe mens is geestelijk van aard. Daartoe is Jezus ook opgestaan uit het graf, de weg waarlangs Hij ieder die in Hem gelooft eeuwig leven geeft.
Wanneer we beide voorbeelden vergelijken, dan zien we dat in het beeld van het gebouw het accent ligt op de mens en zijn verantwoording. Hoe bouwt de gelovige?
In het beeld van de herder zien we, hoe de Heiland zelf actief en betrokken is op ons die geloven. Hij wil ons leiden en voeren.
Ds. Henk Schouten