Beelden van de gemeente in het Nieuwe Testament (2) Het Lichaam van Christus

dr. Theo J.W. Kunst • 82 - 2006/07 • Uitgave: 7
“Ra, ra, wie ben ik?” Ditzelfde mogen we vragen m.b.t. de gemeente. Wie, wat zijn we eigenlijk als gelovigen?
De Heilige Geest heeft dat in het NT duidelijk willen maken door een aantal niet cultuurgebonden beelden. We willen zien wat het betekent dat we het Lichaam van Christus zijn. Van alle beelden, die het NT gebruikt voor de gemeente, wordt het beeld van de Gemeente als Lichaam van Christus het meest gebruikt. Het komt alleen bij Paulus voor.

I. ONTSTAAN:
Het lichaam van Christus ontstaat doordat mensen, die hun vertrouwen stellen op de Here Jezus Christus, geestelijk gedoopt worden tot één lichaam (1Kor. 12:13). De gelovigen vormen samen één lichaam (Rom.12:4-5). Ook elke plaatselijke gemeente is ‘het’ lichaam van Christus (1Kor. 12:27/ Kol. 3:15). Wat betekent dit in de praktijk?
1. Alleen wedergeboren gelovigen maken deel uit van het Lichaam van Christus. Het duidelijkste vers hierover is 1 Kor. 12:13. Verder zijn er de ‘toevoegen’ verzen in Hand. 2:41,47, 5:14, 11:24. Allen, die lid zijn van een plaatselijke gemeente moeten dus persoonlijk de Here Jezus Christus hebben aangenomen. Wie dit nog niet heeft gedaan, leze Joh.1:12; 3:16; 6:47 en spreke met iemand, die dat wel heeft gedaan! Dit is zo belangrijk: als je op dit punt niet zeker bent, kun je geestelijk niet groeien.
2. De plaatselijke gemeente is een levend, geestelijk organisme. Alle leden van het Lichaam van Christus hebben geestelijk leven ontvangen. Zij leven uit dezelfde bron: Christus (Kol.3:4). Paulus spreekt van Christus, die ons leven is (Kol.3:4). In 1 Kor.15:45 noemt hij Christus een levendmakende Geest en in 2 Kor. 3:17-18 spreekt hij van de Here, die Geest is.
3. Binnen het lichaam is er een grote verscheidenheid. Niet alle leden hebben dezelfde werkzaamheden (Rom.12:4). God wijst ieder zijn plaats aan in het lichaam, zoals Hij het wil (1Kor. 12:18). Hij stelt het lichaam zó samen, dat er geen verdeeldheid is (vers 24-25) Alle leden zijn nodig (vers 21-22). Zwakke leden krijgen meer eer van God (vers 23-24).
4. Dit Lichaam is samengesteld voor gemeenschap (Hand. 2:42,44,46). Deze gemeenschap werkt in twee richtingen:
1) Gemeenschap met Christus: Door gezamenlijk gebed (Hand. 2:42, 5:5,12), door levendige aanbidding in de eredienst. God zoekt aanbidders (Joh. 4:23).
2) Gemeenschap met elkaar: Leden van Christus’ lichaam zijn geroepen zorg aan elkaar te geven (1Kor. 12:25). Ze lijden met elkaar, delen in elkaars vreugde (vers 26). Christenen moeten geen individualisten zijn. Individualisme is de plaag van onze Westerse maatschappij! Wij zijn niet wedergeboren om ons leven in eenzaamheid door te brengen. De moderne mens is eenzaam. “De Kerk moet hem bieden de warmte van het nest,” zei Jan Kerkofs, socioloog aan de KUL (Katholieke Universiteit Leuven, België, red.). De gemeente zal zich dan ook zó moeten structureren, dat gemeenschap mogelijk is! In grotere gemeenten betekent dit het invoeren van de kleine groep.

II. FUNCTIONEREN:
Hij, die het Lichaam gemaakt heeft, heeft het ook de mogelijkheden gegeven om te kunnen functioneren:
1. De leden van het Lichaam hebben geestelijke gaven ontvangen! (1Petr. 4:10/ 1Kor. 12:7-11, 27-31). Om te kunnen functioneren deelt God genadegaven uit. Hij stelt mensen in een bediening (vers 28 heeft hetzelfde werkwoord als vers 18), waardoor de gemeente naar binnen en naar buiten kan werken. Men spreekt in dit verband van ‘de charismatische structuur van het Lichaam.’ Dit bewust-zijn van de charismatische structuur van het Lichaam is al spoedig verdwenen. In plaats daarvan kwam een hiërarchische structuur met een passieve kudde! Geen enkele gemeente zal zijn wat ze behoort te zijn tenzij ze de geestelijke-gaven-structuur van de gemeente verstaat!
2. Functioneren van het Lichaam gaat niet vanzelf. Om te kunnenfunctioneren zijn drie dingen nodig:
a) Allereerst worden wij als gelovigen opgeroepen onze lichamen ter beschikking van onze Heer te stellen (Rom. 12:1-2). Let op de context! Pas daarna gaat Paulus over ‘gaven’ spreken (vers 3-8). Het functioneren van de gaven in het leven van een gelovige, in het kader van de plaatselijke gemeente, vraagt om zijn of haar persoonlijke bereidheid en inzet.
b) God heeft bepaalde bedieningen gegeven aan de gemeente om de gelovigen toe te rusten (Ef. 4:11-12) tot diakonia (dienst). De leiders in de gemeente hebben tot taak de leden van het Lichaam te helpen hun geestelijke gaven te ontdekken en te helpen gebruiken in hun persoonlijke bediening. De bedoeling is dat alle leden gaan dienen volgens de gaven die ze gekregen hebben. Zo gaat het lichaam functioneren (vers 12). De nadruk van Efeze 4 dateert pas van na de 2e Wereldoorlog, zegt de Ned. Herv. prof. H.Berkhof. Wanneer Ef. 4 wordt toegepast, zal dit het einde brengen van het klerikalisme en de domineeskerk. Hij zegt ook: “Het is diep te betreuren, dat vele kerkelijke leiders zichzelf beschouwen als handhavers van de status quo i.p.v. als pioniers!”
c) De gemeente moet zodanig gestructureerd zijn dat maximaal functioneren mogelijk is. Wanneer een gemeente streng hiërarchisch wordt geleid, zal er niet veel van inschakeling van de leden terechtkomen. Soms heeft een structuur het model van een fles. Alles wat uit de fles moet komen, moet eerst de nauwe hals passeren. Soms zit er een kurk op de fles en kan er niets uitkomen. Daarom moet een plaatselijke gemeente zodanig georganiseerd worden, dat inschakeling van de leden ook inderdaad mogelijk is.

III. GROEI:
Wanneer de gemeente gaat functioneren, ontstaat er meer en meer een zichzelf ontwikkelend lichaam, een lichaam, dat zichzelf opbouwt (Ef. 4:12,15-16). De gemeente gaat groeien. Er is groei in de diepte, door innerlijk sterker worden, groei in de kwaliteit van het gemeenteleven, in één woord: LIEFDE, voor de Heer en voor elkaar (Ef. 4:15 / Op.2:4-5). En er is groei in de breedte, groei in kwantiteit, door in aantal te groeien d.m.v. evangelisatie en zending.
Dit betekent niet dat de gemeente dan selfsupporting wordt. Het betekent dat Christus meer en meer met Zijn kracht in de gemeente gaat werken. Hij is de bron van gemeentegroei (Ef. 4:16 / Kol. 2:19). Het is duidelijk, dat we daarom geroepen zijn om de eenheid (Ef. 4:1-3) en de vrede met elkaar te bewaren (Kol. 3:15 zie context). Verdeeldheid en onenigheid tasten onmiddellijk het functioneren aan!

IV. LEIDING:
Christus is het Hoofd van Zijn lichaam de gemeente. Hij is de grote Leider. Het Hoofd-zijn van Christus is van ontzaglijke betekenis voor de gemeente.
1. Hij zorgt voor Zijn Lichaam en houdt het in stand. Hij voedt en koestert Zijn Lichaam, de gemeente (Ef. 5:30). Hij houdt het in stand, lett., Hij is de Redder van het lichaam, de voortdurende Bevrijder, Bewaarder en Weldoener (Ef.5:23).
2. Hij is de weergaloze, machtige Leider van de gemeente: Dit vinden we vooral in de Ef. 1:20-23 en Kol. 1:15-19. Hij is het Hoofd boven alle hoofden. Dit veronderstelt gezag. Het vraagt van ons, dat we Hem volgen, gehoorzaam zijn aan Zijn woord, Zijn leiding zoeken. Het lichaam kan alleen bestaan in totale afhankelijkheid van het Hoofd! Als de gemeente Christus niet erkent als Hoofd, kan zij Zijn lichaam niet zijn!
3. De gemeente is Zijn bruggenhoofd in deze wereld, waardoor Hij Zijn werk voortzet in de wereld (Hand. 15:14): Dit volgt uit Handelingen 1:1. Jezus zet het werk voort dat Hij begonnen is te doen. Dit zien we heel duidelijk in de rest van het boek Handelingen. Het is onmogelijk om de Here Jezus Christus weg te denken bij de stichting en opbouw van gemeenten in Handelingen. Het blijkt heel duidelijk, dat Hij het werk leidt (13:2-4/ 16:6-8/ 18:9 enz.).

Dr. Theo J.W. Kunst