Bekering of ten onder gaan

Arthur W. Pink / vert. Herman de Heus • 80 - 2004/05 • Uitgave: 26
Dit waren de woorden van de mensgeworden Zoon van God. Zij zijn nooit buiten werking gesteld; noch zullen zij dat worden zolang deze wereld duurt. Bekering is onvoorwaardelijk en noodzakelijk wanneer de zondaar vrede met God wil maken (Jes. 27:5), want bekering is het neerleggen van de wapens der opstand tegen Hem. Bekering redt niet, toch is en wordt geen zondaar ooit zonder bekering gered. Niemand dan Christus redt, maar een onboetvaardig hart kan Hem niet ontvangen.
Een zondaar kan niet waarlijk geloven, totdat hij zich bekeert. Dit blijkt duidelijk uit de woorden van Christus over Zijn voorloper: "Want Johannes is tot u gekomen in de weg der gerechtigheid, en gij hebt hem niet geloofd; maar de tollenaars en hoeren hebben hem geloofd; doch gij, zulks ziende, hebt daarna geen berouw gehad, om hem te geloven" (Matt. 21:32). Duidelijk blijkt het ook uit Zijn klaroengeschal in Markus 1:15: "Bekeert u, en gelooft het evangelie." Daarom betuigde Paulus "de bekering tot God, en het geloof in onze Here Jezus Christus" (Hand. 20:21). Vergis u hierin niet, beste lezer, God "verkondigt nu alle mensen alom, dat zij zich bekeren" (Hand. 17:30).

Door onze bekering te eisen, doet God Zijn rechtvaardige aanspraak op ons gelden. Tot in eeuwigheid is Hij onze opperste liefde en eer en de gehoorzaamheid der gehele wereld waardig. Maar wij, die slecht zijn, hebben Hem dit onthouden. Wij moeten dit erkennen en ons beteren. Wij moeten onze ontrouw en rebellie jegens Hem toegeven en beëindigen. Zo is bekering het diepe besef, hoe vreselijk ik in heel mijn leven heb gefaald om God Zijn rechtmatige plaats in mijn hart en in mijn dagelijkse wandel te geven.
De rechtvaardigheid van Gods eis dat ik mij bekeer, wordt duidelijk wanneer wij de afschuwelijke aard der zonde beschouwen. Zonde is het verwerpen van Hem die mij gemaakt heeft. Het is Hem het recht ontzeggen om mij te regeren. Het is besluiten om mijzelf te behagen en daarom is het: opstand tegen de Almachtige. Zonde is geestelijke wetteloosheid en volkomen veronachtzaming van Gods gezag. In mijn hart zeg ik: ik bekommer mij niet om wat God verlangt, ik doe wat ik zelf wil; ik bekommer mij niet om de vordering die God op mij heeft, ik ben heer over mijzelf. Lezer, beseft u dat u zó heeft geleefd?
Ware bekering nu komt voort uit het hartsbesef, door de Heilige Geest daarin gebracht, van de buitengewone zondigheid der zonde, van de gruwel om de vordering van Hem die mij gemaakt heeft te negeren, van het trotseren van Zijn gezag. Daarom is het een heilige haat en huivering jegens de zonde, diepe droefheid erover, erkenning ervan voor God en volkomen verzaking eraan in mijn hart. Pas als dit gedaan is zal God ons vergeven. "Die zijn overtredingen bedekt, zal niet voorspoedig zijn; maar die ze bekent en laat, zal barmhartigheid verkrijgen" (Spr. 28:13).
In ware bekering wend ik mij tot God en zeg: Ik heb mijn hart verpand aan een nutteloze wereld, die niet kan voorzien in de noden van mijn ziel; ik verliet U, de Bron van levend water, voor gebroken bakken, die geen water houden: ik erken en beween mijn dwaasheid. Wat meer is: ik ben een trouweloos en opstandig schepsel geweest, maar zal dat niet langer wezen. Ik verlang en besluit heden van ganser harte om U te dienen en te gehoorzamen als mijn enige Heer. Ik neem mijn toevlucht tot U, nu en in eeuwigheid mijn Deel.
Lezer, of u beweert Christen te zijn of niet, het is bekeren of ten onder gaan. Voor ons allemaal, kerkleden of anderszins, geldt: bekeren of vergaan (Jes. 6:5). Verlaat de weg van eigenzinnigheid en zelfbehagen en keer u in gebrokenheid van hart tot God; zoek Zijn genade in Christus; keer om teneinde Hem met een standvastig voornemen van hart te behagen en te dienen. Of, word dag en nacht gekweld, voor altijd en eeuwig, in de poel van vuur. Wat zal het wezen? O, val terstond op uw knieën en smeek God om u de geest van ware bekering te geven.
"Dezen heeft God door Zijn rechterhand verhoogd tot een Vorst en Zaligmaker om Israël te geven bekering en vergeving der zonden" (Hand. 5:31). "Want de droefheid naar God werkt een onberouwelijke bekering tot zaligheid; maar de droefheid der wereld werkt den dood" (2Kor. 7:10).

Arthur W. Pink
Vertaling: Herman de Heus