‘Ben jij ooit iets tekort gekomen?’

Feike ter Velde • 82 - 2006/07 • Uitgave: 3
Paul Doth is een van de leidende figuren in de Evangelische Broedergemeente (EBG) in Paramaribo. Pauls levensgeschiedenis is nauw verbonden met de boeiende en bewogen geschiedenis van Suriname en van zijn kerk en haar wortels. Een ontroerend verhaal van hoop en verwachting.

Het is niet helemaal zeker, maar mijn naam komt van een oorspronkelijk Duits-joodse slavenmeester, die Loth heette. Waarschijnlijk heeft een ambtenaar van de burgerlijke stand het gehoord als Doth en het zo opgeschreven. Dat kon later niet meer worden gewijzigd.
De Surinaamse geschiedenis is nauw verbonden met de historie van de Joden in ons land. De eerste Joodse gemeenschap op het Westelijk halfrond was in Suriname. Rond 1630 is er een Joods stadje gesticht in dit land, langs de Surinamerivier. Die stad heette Torarika. Je vindt daarin ‘tora’ - hetgeen ‘wet’ betekent en ook staat voor de eerste vijf boeken van de Bijbel en ‘rika’ hetgeen ‘mooi’ betekent. Denk maar aan Costa Rica – mooie kust. Torarika bestond dus al vóórdat Paramaribo bestond. De Joden die hier woonden kwamen uit Brazilië. Toen de Nederlandse prins Maurits uit Brazilië wegging, trokken de Joden naar Suriname en de Antillen, uit angst voor de Rooms-katholieken uit Portugal, die Brazilië veroverden. De Joden ontwikkelden de suikerplantages in Suriname en gebruikten de slaven voor het werk. Torarika had als bijnaam ‘Jeruzalem aan de rivier’. Men had er een synagoge – de eerste op het Westelijk halfrond(!) en men kende er een eigen rechtspraak. Een van mijn voorvaderen was een kind van een joodse vader.

Mijn vader was predikant in de EBG en ik ben geboren in de kerstnacht in het ouderlijk huis aan de Domineestraat in Paramaribo. Ik was zes jaar toen mijn vader een beroep kreeg van de EBG op Curaçao.
Na mijn middelbare schooltijd kreeg ik een beurs om in Nederland verder te leren. Dat was in 1955 en wel te Nijmegen aan de Nederlands Hervormde Kweekschool – daar compleet met internaat. We gingen vanuit het internaat naar de Hervormde kerk. Op die kweekschool leerde ik Coby kennen die later mijn vrouw werd. Van die keuze heb ik nooit spijt gehad. Dit jaar zijn we 45 jaar getrouwd. Ik ben in 1973 tot levend geloof gekomen, maar dat moest wel door een diepe weg gaan. Ik was eerst onderwijzer op Curaçao en later werd ik directeur van het Protestantse jeugdwerk op het voornamelijk Rooms-katholieke Curaçao.
In dat werk moest ik een keer deelnemen aan een managementcursus, maar dat was in die tijd ‘sensitivitytraining’. Ik stond daar zeer laconiek tegenover, maar men moest eraan deelnemen. Ik raakte daardoor behoorlijk in de war. Ik was mezelf kwijt, waarden en eigenwaarde waren me, ongemerkt op dat moment, in die geraffineerde training ontnomen. Ik viel in een diep gat. Ik kon alleen maar mezelf veroordelen. Het werd een ernstige crisis. In die crisis riep ik uit tot God: “Here, als U de God bent van mijn vader en moeder en U bestaat écht, dan wil ik U dienen.” Dat was heel wonderlijk. Ik opende op enig moment de Bijbel en las de tekst: “Ik veroordeel u niet...” Er was een diepe aanraking in mijn hart. Van die tijd af leerde ik Jezus als mijn Heer en Heiland kennen. Ik groeide in mijn geloof, mocht spreken in samenkomsten en God gebruikte mij bijzonder. Hem zij alle eer daarvoor.

Na enige tijd wist ik dat de Here mij riep om terug te keren naar Suriname. Ik zou 90% in inkomen achteruit gaan als ik dat beroep zou aannemen. Toch wist ik diep in mijn hart dat die roeping van God kwam. Maar ik heb er met God over geworsteld in een groeiende crisis. Mijn vrouw zei heel nuchter: “Als het Gods roeping is, moet je het doen.” Maar ik kon het niet, zag het niet. Hoe zouden we van tien procent kunnen leven als gezin? Ik werd er ziek van en verloor al mijn energie. Uiteindelijk lag ik alleen nog maar op mijn bed. Toen kwamen mijn ouders op bezoek in Curaçao en Coby vertelde mijn crisis aan vader. Hij kwam onmiddellijk naar mijn slaapkamer. Ik vertelde hem mijn nood. Toen heeft hij mij voor het eerst zijn getuigenis gegeven. Hoe hij als een arm slavenkind op blote voeten naar school ging, daarna naar de kweekschool om onderwijzer te worden en als vader van zijn gezin later, na veertig dagen van grote innerlijke strijd, álles heeft opgegeven om aan Gods roeping tot predikant gehoor te geven. Hij zei: “Paul, ben jij toen, als mijn zoon, iets te kort gekomen?” Toen wist ik het. Ik stond op en was gelijk genezen, want ik kon de God van mijn vader honderd procent vertrouwen.

Terug in Suriname stond de kerk er niet zo goed voor. Er was grote vervlakking gekomen in de loop van de jaren. Dat kwam vooral omdat de Nederlandse overheid in Suriname op 10 mei 1940 alle predikanten van de EBG – dat waren voornamelijk Duitsers uit de zendingsbeweging van Hernhut – heeft laten oppakken en ze met hun gezinnen heeft opgesloten in een concentratiekamp buiten Paramaribo. Daar zaten de gezinnen tot 1947 (!) en zijn toen afgevoerd per schip, via Nederland naar Duitsland. De mensen van onze kerk stonden langs de rivier, allemaal in het wit gekleed, om onder tranen, hun geestelijke leiders en opvoeders in de Here uit te zwaaien. Ze zijn nooit meer teruggekeerd.
De hele EBG was onthoofd. Er was geen leiding meer. Er kwamen in die tijd Hervormde en Gereformeerde dominees uit Nederland om de leemte op te vullen. Maar ze hadden niet het rijke, levende Woord, zoals dat van onze eigen predikanten. Ze kwamen met hun rationele theologie en de kerk verarmde geestelijk steeds verder. De jeugd haakte af. De EBG was voortgekomen uit de Moravische opwekking en de zendingsbeweging die daaruit ontstond. Zendelingen gingen vanuit Hernhut over de hele wereld. Je vindt hun graven overal: in India, Afrika, Europa en ook in Zuid-Amerika en het Caraïbisch gebied. De voorman van de opwekking was de Duitse graaf, Karl von Zinsendorf.
In zijn bediening geschiedden wonderen en tekenen en werd de heerlijkheid van onze opgestane en levende Heiland zichtbaar. Een bijzonder ontroerende geschiedenis van opwekking en wonderen van God tekenen de geschiedenis van Hernhut. Uit die wortels waren onze predikanten geboren. In 1732 bezocht graaf Von Zinsendorf het Caraïbisch gebied en kwam aan op het eiland St. Thomas. Zo kwam het Evangelie ook in Suriname. Er ontstond een levende evangelische kerk, de EBG. Maar de Nederlandse overheid heeft haar leiders, na zeven jaar onrechtmatige opsluiting, verbannen uit ons land. Een grote fout met tragische gevolgen!

Feike ter Velde