Bewogen brieven (III)
Bijzondere beloften van Christus in Openbaring 2&3
In zekere zin is deze belofte aan de vervolgde gemeente te Smyrna een herhaling van de belofte van de Here aan Johannes zelf, die als deelgenoot in de verdrukking eveneens te lijden had. Hierover lezen wij in Openbaring 1. Ook tot Zijn dienstknecht Johannes sprak de Here de woorden: Wees niet bevreesd (1:17). Hier in Openbaring 2 wordt er nog iets aan toegevoegd: Wees niet bevreesd voor hetgeen gij lijden zult (2:10a).
Johannes had op het eiland Patmos een bijzondere ontmoeting met Christus als de verheerlijkte Mensenzoon. Die ontmoeting heeft ook ons wat te zeggen. Want wij mogen Christus nu zien en ontmoeten door middel van het lezen van de Bijbel. Daarin stelt Hij Zichzelf aan ons voor. Op die manier krijgen wij een persoonlijke relatie met Hem en leren wij Hem steeds beter kennen.
Toen de Here Jezus in al Zijn heerlijkheid aan Johannes verscheen, viel deze als dood voor Zijn voeten. Zo overweldigend was de verschijning van de Zoon des mensen, die als Rechter te midden van de zeven gemeenten wandelde. Hij droeg dan ook alle kenmerken van Zijn Goddelijke majesteit. Maar Johannes herkende direct ook de geruststellende stem van de Here. Het was dezélfde stem die de discipelen te midden van de storm op het meer eens gerustgesteld had met dezélfde woorden: Weest niet bevreesd! (Matteüs 14:27).
In zekere zin is dit een negatieve zaak: er is géén reden om bevreesd te zijn. In Matteüs 14 wordt deze oproep echter gekoppeld aan twee positieve vermaningen van onze Here en Heiland: Houdt moed, Ik ben het. Die bemoedigende woorden gelden ook voor ons, indien wij Hem kennen en toebehoren. Wij kunnen altijd goede moed hebben, in het besef dat Hij bij ons en met ons is. De aanwezigheid van de Here verdrijft de vrees. Er is geen reden tot vrees, hoe hoog de golven ook gaan. En er zijn inderdaad allerlei stormen die ons bedreigen in de eindtijd. Vele geloofsgemeenschappen dreigen schipbreuk te lijden, zoals dat ook de discipelen overkwam op de zee van Galilea (en hetzelfde gebeurde met het gezelschap van Paulus op weg naar Rome, vgl. Handelingen 27).
In alle omstandigheden mogen wij echter ons vertrouwen op Hem stellen. Hoewel het waar is dat het oordeel begint bij het huis Gods, en de kandelaar van de gemeente die haar eerste liefde heeft verlaten wordt weggenomen (1 Petrus 4:17; Openbaring 2:4-5), kreeg Johannes op Patmos toch duidelijk te horen waaròm hij niet bevreesd hoefde te zijn. Dat was zo vanwege de kwaliteiten en de heerlijkheden van de Here die aan hem verscheen. De namen en titels die Christus draagt, verdrijven ook onze vrees en garanderen een behouden aankomst. Ondanks alle tegenspoed, alle stormen en al het falen van de belijdende kerk blijft Hij de Eerste en de Laatste, en de Levende (1:17-18).
In dat karakter stelt Hij Zichzelf ook voor aan de gemeente te Smyrna (2:8). Hij is de Eerste. Hij stond aan het begin van alle dingen als de Schepper van hemel en aarde. Hij is tevens de Laatste, de Voleinder: Hij voert de schepping naar haar einddoel en de Gemeente naar haar eindbestemming.
Bovendien is Hij de Levende, de Levensvorst. Hij heeft het werk van de verlossing volbracht. Hij overwon de satan, de zonde en de dood. Hij is dood geweest, maar Hij is levend tot in alle eeuwigheden. Als de Levende bezit Hij de sleutels van de dood en het dodenrijk. Dat betekent dat Zijn macht en heerschappij zich dus ook uitstrekt over het rijk van de dood. Ja, Hij leeft, en Hij is nog steeds Dezelfde, de Eeuwige, de Eerste en de Laatste. Leg uw leven in Zijn handen, dan bent u veilig en hoeft u niet te vrezen voor het lijden dat op uw weg komt.
Vrees niet,
want Ik heb u verlost,
Ik heb u bij uw naam geroepen,
gij zijt Mijn.
Jesaja 43
Hugo Bouter
In zekere zin is deze belofte aan de vervolgde gemeente te Smyrna een herhaling van de belofte van de Here aan Johannes zelf, die als deelgenoot in de verdrukking eveneens te lijden had. Hierover lezen wij in Openbaring 1. Ook tot Zijn dienstknecht Johannes sprak de Here de woorden: Wees niet bevreesd (1:17). Hier in Openbaring 2 wordt er nog iets aan toegevoegd: Wees niet bevreesd voor hetgeen gij lijden zult (2:10a).
Johannes had op het eiland Patmos een bijzondere ontmoeting met Christus als de verheerlijkte Mensenzoon. Die ontmoeting heeft ook ons wat te zeggen. Want wij mogen Christus nu zien en ontmoeten door middel van het lezen van de Bijbel. Daarin stelt Hij Zichzelf aan ons voor. Op die manier krijgen wij een persoonlijke relatie met Hem en leren wij Hem steeds beter kennen.
Toen de Here Jezus in al Zijn heerlijkheid aan Johannes verscheen, viel deze als dood voor Zijn voeten. Zo overweldigend was de verschijning van de Zoon des mensen, die als Rechter te midden van de zeven gemeenten wandelde. Hij droeg dan ook alle kenmerken van Zijn Goddelijke majesteit. Maar Johannes herkende direct ook de geruststellende stem van de Here. Het was dezélfde stem die de discipelen te midden van de storm op het meer eens gerustgesteld had met dezélfde woorden: Weest niet bevreesd! (Matteüs 14:27).
In zekere zin is dit een negatieve zaak: er is géén reden om bevreesd te zijn. In Matteüs 14 wordt deze oproep echter gekoppeld aan twee positieve vermaningen van onze Here en Heiland: Houdt moed, Ik ben het. Die bemoedigende woorden gelden ook voor ons, indien wij Hem kennen en toebehoren. Wij kunnen altijd goede moed hebben, in het besef dat Hij bij ons en met ons is. De aanwezigheid van de Here verdrijft de vrees. Er is geen reden tot vrees, hoe hoog de golven ook gaan. En er zijn inderdaad allerlei stormen die ons bedreigen in de eindtijd. Vele geloofsgemeenschappen dreigen schipbreuk te lijden, zoals dat ook de discipelen overkwam op de zee van Galilea (en hetzelfde gebeurde met het gezelschap van Paulus op weg naar Rome, vgl. Handelingen 27).
In alle omstandigheden mogen wij echter ons vertrouwen op Hem stellen. Hoewel het waar is dat het oordeel begint bij het huis Gods, en de kandelaar van de gemeente die haar eerste liefde heeft verlaten wordt weggenomen (1 Petrus 4:17; Openbaring 2:4-5), kreeg Johannes op Patmos toch duidelijk te horen waaròm hij niet bevreesd hoefde te zijn. Dat was zo vanwege de kwaliteiten en de heerlijkheden van de Here die aan hem verscheen. De namen en titels die Christus draagt, verdrijven ook onze vrees en garanderen een behouden aankomst. Ondanks alle tegenspoed, alle stormen en al het falen van de belijdende kerk blijft Hij de Eerste en de Laatste, en de Levende (1:17-18).
In dat karakter stelt Hij Zichzelf ook voor aan de gemeente te Smyrna (2:8). Hij is de Eerste. Hij stond aan het begin van alle dingen als de Schepper van hemel en aarde. Hij is tevens de Laatste, de Voleinder: Hij voert de schepping naar haar einddoel en de Gemeente naar haar eindbestemming.
Bovendien is Hij de Levende, de Levensvorst. Hij heeft het werk van de verlossing volbracht. Hij overwon de satan, de zonde en de dood. Hij is dood geweest, maar Hij is levend tot in alle eeuwigheden. Als de Levende bezit Hij de sleutels van de dood en het dodenrijk. Dat betekent dat Zijn macht en heerschappij zich dus ook uitstrekt over het rijk van de dood. Ja, Hij leeft, en Hij is nog steeds Dezelfde, de Eeuwige, de Eerste en de Laatste. Leg uw leven in Zijn handen, dan bent u veilig en hoeft u niet te vrezen voor het lijden dat op uw weg komt.
Vrees niet,
want Ik heb u verlost,
Ik heb u bij uw naam geroepen,
gij zijt Mijn.
Jesaja 43
Hugo Bouter