Bewogen brieven (V)

Hugo Bouter • 79 - 2003/04 • Uitgave: 8
Bijzondere beloften van Christus in de Openbaring (5)

‘Wie overwint, hem zal Ik geven van het verborgen manna’

Openbaring 2:17


In dit vers krijgen wij opnieuw een machtige belofte van de levende Here, die met het scherpe zwaard van Zijn Woord alle dingen beoordeelt (2:12). De gemeente te Pergamum verkeerde in groot gevaar: zij woonde dáár, waar de troon des satans was (2:13). Pergamum betekent ‘burcht’; het was een bolwerk van afgoderij. Wie echter niet at van de afgodenoffers en overwon in de geestelijke strijd, kreeg hémels voedsel als beloning: het verborgen manna (2:17).
Dit is een verwijzing naar het manna dat op bevel van Mozes in een kruik bewaard werd in het heiligdom (Exodus 16:33; Hebreeën 9:4). Het manna was het dagelijks voedsel van het volk Israël tijdens de woestijnreis. Het is een beeld van Christus Zelf, zoals Hij op deze aarde is gekomen en de gestalte van een Dienstknecht heeft aangenomen. Levensvoedsel, hemelbrood: het is alleen bij Hem te vinden. Hij is waarachtig Mens geworden om Zijn leven te geven voor al diegenen die Hem zouden aannemen in het geloof. Is Hij ook voor u het brood des levens?
Wie tot Hém komt, zal nimmermeer hongeren. Volgens de Hebreeënbrief was het een gouden kruik waarin het manna werd bewaard in het heilige der heiligen. Dit wijst op de Godheid van onze Here Jezus Christus en ook op het feit dat Hij Zich heeft gezet aan de rechterhand van de Majesteit in de hoge. Hij, die nedergedaald is op aarde, is ook opgevaren ver boven alle hemelen. Hij is bekleed met hemelse heerlijkheid en majesteit. Hij heeft de Naam ontvangen die boven alle naam is.
Maar Hij is nog steeds het voedsel, het manna voor degenen die Hem toebehoren. En dat zal in de toekomst ook zo zijn, wanneer wij het einde van onze loopbaan hier op aarde hebben bereikt. Dat is immers de belofte voor de overwinnaars in de gemeente te Pergamum: ‘Wie overwint, hem zal Ik geven van het verborgen manna’ (2:17).
Christus Zelf staat garant voor de vervulling van deze belofte. Hij is dus Degene die dit voedsel uitdeelt aan Zijn trouwe strijders. Hij zal dit reine manna geven aan allen die de overwinning op de zonde en de satan hebben behaald en die niet hebben gegeten van de afgodenoffers waarvan hier sprake is (2:14). Zijn leven is nu reeds ware spijs. Wie deze hemelse spijs eet, zal in eeuwigheid leven (vgl. Johannes 6).

Jezus is het brood des levens,
uit de hemel neergedaald;
Hij geeft aan de ziele voedsel,
waar geen and’re spijs ’t bij haalt.


Hugo Bouter