Boeken in het boek Openbaring (1)
In het boek de Openbaring wordt er over verschillende boeken of boekrollen (Grieks: ‘biblion’) gesproken. We kunnen daarbij vijf verschillende boeken onderscheiden. Het gaat om het boek de Openbaring zelf, om een verzegelde boekrol, om een klein geopend boekje, om de boeken bij de grote witte troon en om het boek van het leven. Elk boek heeft een eigen inhoud. En lezer… in één van die boeken staat ook uw naam.
Het boek de Openbaring zelf
De eerste boekrol die genoemd wordt in het boek de Openbaring is het boek de Openbaring zelf. ‘Wat u ziet, schrijf dat in een boek en zend het aan de zeven gemeenten’ (Openbaring 1:11), waarna vervolgens de zeven gemeenten worden opgesomd. Deze lagen allemaal in Klein-Azië, het westelijke deel van het huidige Turkije. Er waren nog wel meer gemeenten in de regio, onder andere in Troas (Handelingen 16:8), Assus (Handelingen 20:13-14), Miletus (Handelingen 20:15), Kolosse en Hiërapolis (Kolossenzen 4:13). Volgens oude bronnen (o.a. Ignatius) waren er zelfs nog meer gemeenten.
Twee zaligsprekingen
Op het moment dat Johannes de opdracht kreeg om dit boek, het boek Openbaring, te schrijven, zag Hij de Here Jezus als Rechter te midden van de genoemde gemeenten staan (Openbaring 1:12-16,20, 2:2). Dit visioen dat Johannes ziet, is dan ook het eerste dat hij in zijn boek schrijft. Maar dat is nog lang niet alles. Hij moest verder schrijven over wat hij zonet had gezien, over wat is en wat daarna nog zal gebeuren (Openbaring 1:19). Dit is een sleutelvers voor de indeling van het boek de Openbaring. Het eerste deel gaat over dat wat Johannes gezien had, namelijk het visioen van de Zoon des Mensen in hoofdstuk 1. Het tweede deel gaat over dat ‘wat is’, namelijk de zeven gemeenten in hoofdstuk 2 en 3. Daarna breekt het derde deel aan over ‘wat na dezen geschieden moet’ (zie 4:1).
Het boek Openbaring kent dan ook een zeer rijke inhoud. En niet in het minst lezen we er heel wat in over de Here Jezus Christus en Zijn heerlijkheid. Johannes schrijft dan ook: ‘Gelukkig hij die leest en zij die de woorden van de profetie horen en die bewaren wat daarin geschreven staat’ (Openbaring 1:3). Het is de eerste van zeven zaligsprekingen (of gelukkigprijzingen) die in het boek de Openbaring staan (Openbaring 1:3, 14:13, 16:15, 19:9, 20:6, 22:7, 22:14). Eigenlijk wordt degene die zich bezighoudt met het boek Openbaring zelfs twee keer gelukkig geprezen. Twee van de zaligsprekingen gaan immers over zij die het boek de Openbaring ter harte nemen (Openbaring 1:3, 22:7). Deze herhaling tekent het grote belang ervan.
Het Woord bewaren
Het gaat daarbij niet slechts om een nieuwsgierig kennisnemen van dat wat in het boek Openbaring staat. Er kennis van nemen vraagt om een reactie. De zaligspreking is voor hen die de inhoud van het boek de Openbaring bewaren. Dat betekent dat we het koesteren als een waardevolle schat. Immers, als Johannes de inhoud van zijn boek definieert als ‘profetie’, is dat niet in de eerste plaats omdat het voorzeggingen aangaande de toekomst bevat. Veeleer duidt hij daarmee allereerst aan, dat het om woorden gaat die een Goddelijke oorsprong kennen. Zoals de profeten van het Oude Testament konden zeggen: ‘zo zegt de Here’. Het is een uitdrukkelijke opdracht die Johannes krijgt om het boek Openbaring te schrijven, om daardoor Gods gedachten aan mensen door te geven (vgl. Openbaring 1:1).
Het koesteren dient niet om het als het ware weg te stoppen in een kluis, maar opdat het ook iets zou gaan uitwerken in ons leven. Toen de Here Jezus Zijn discipelen uitzond, gaf Hij hun de opdracht om de mensen te leren om alles te bewaren wat Hij geboden had (Matteüs 28:19). Met bewaren bedoelde de Here Jezus heel wat meer dan alleen maar het onthouden van Zijn geboden. Geboden dienen om gehoorzaamd te worden, niet alleen maar om er kennis van te hebben. Dan zijn geboden zoveel als waardeloos. Het bewaren van de geboden van Jezus toont de liefde die er voor Hem in ons hart is. Jezus zelf koppelt het bewaren van Zijn geboden en Zijn woord aan de liefde van ons hart en dat tot drie keer toe terwijl Hij met Zijn discipelen sprak in de bovenzaal de avond voor Zijn sterven (Johannes 14:15,21,23-24).
Het is niet weinig wat Jezus vervolgens zegt! Zo iemand wordt geliefd door de Vader en door Jezus zelf (vers 21). En aan zo iemand wil de Here Jezus Zich graag openbaren, die mag Hem kennen in Zijn heerlijkheid (vers 21). En er is nog meer, de Vader en Jezus willen dan ook graag woning maken in het hart van die persoon (vers 23). Of anders gezegd, daar kunnen Zij zich thuis voelen. Net zoals wij later ook thuis mogen komen in het Vaderhuis (Johannes 14:2-3). Als wij het Woord van God bewaren in ons hart, dan moet dat ook een uitwerking hebben in de praktijk van ons leven. Of anders: de praktijk van ons leven bewijst of wij het Woord van God inderdaad bewaren in ons hart en het daar Zijn werk laten doen.
We hoeven niet noodzakelijk alles te begrijpen wat er in het boek de Openbaring staat, om het toch ter harte te nemen. Maria begreep ook niet wat de jonge twaalfjarige Jezus tegen haar zei in de tempel, maar toch bewaarde ze al Zijn woorden in haar hart (Lucas 2:49-51).
Kris Tavernier
Kris Tavernier is schrijver van het boek Over de maatschappij die komen zal…, een uitgave van Het Zoeklicht (verschenen januari 2011).
Het boek de Openbaring zelf
De eerste boekrol die genoemd wordt in het boek de Openbaring is het boek de Openbaring zelf. ‘Wat u ziet, schrijf dat in een boek en zend het aan de zeven gemeenten’ (Openbaring 1:11), waarna vervolgens de zeven gemeenten worden opgesomd. Deze lagen allemaal in Klein-Azië, het westelijke deel van het huidige Turkije. Er waren nog wel meer gemeenten in de regio, onder andere in Troas (Handelingen 16:8), Assus (Handelingen 20:13-14), Miletus (Handelingen 20:15), Kolosse en Hiërapolis (Kolossenzen 4:13). Volgens oude bronnen (o.a. Ignatius) waren er zelfs nog meer gemeenten.
Twee zaligsprekingen
Op het moment dat Johannes de opdracht kreeg om dit boek, het boek Openbaring, te schrijven, zag Hij de Here Jezus als Rechter te midden van de genoemde gemeenten staan (Openbaring 1:12-16,20, 2:2). Dit visioen dat Johannes ziet, is dan ook het eerste dat hij in zijn boek schrijft. Maar dat is nog lang niet alles. Hij moest verder schrijven over wat hij zonet had gezien, over wat is en wat daarna nog zal gebeuren (Openbaring 1:19). Dit is een sleutelvers voor de indeling van het boek de Openbaring. Het eerste deel gaat over dat wat Johannes gezien had, namelijk het visioen van de Zoon des Mensen in hoofdstuk 1. Het tweede deel gaat over dat ‘wat is’, namelijk de zeven gemeenten in hoofdstuk 2 en 3. Daarna breekt het derde deel aan over ‘wat na dezen geschieden moet’ (zie 4:1).
Het boek Openbaring kent dan ook een zeer rijke inhoud. En niet in het minst lezen we er heel wat in over de Here Jezus Christus en Zijn heerlijkheid. Johannes schrijft dan ook: ‘Gelukkig hij die leest en zij die de woorden van de profetie horen en die bewaren wat daarin geschreven staat’ (Openbaring 1:3). Het is de eerste van zeven zaligsprekingen (of gelukkigprijzingen) die in het boek de Openbaring staan (Openbaring 1:3, 14:13, 16:15, 19:9, 20:6, 22:7, 22:14). Eigenlijk wordt degene die zich bezighoudt met het boek Openbaring zelfs twee keer gelukkig geprezen. Twee van de zaligsprekingen gaan immers over zij die het boek de Openbaring ter harte nemen (Openbaring 1:3, 22:7). Deze herhaling tekent het grote belang ervan.
Het Woord bewaren
Het gaat daarbij niet slechts om een nieuwsgierig kennisnemen van dat wat in het boek Openbaring staat. Er kennis van nemen vraagt om een reactie. De zaligspreking is voor hen die de inhoud van het boek de Openbaring bewaren. Dat betekent dat we het koesteren als een waardevolle schat. Immers, als Johannes de inhoud van zijn boek definieert als ‘profetie’, is dat niet in de eerste plaats omdat het voorzeggingen aangaande de toekomst bevat. Veeleer duidt hij daarmee allereerst aan, dat het om woorden gaat die een Goddelijke oorsprong kennen. Zoals de profeten van het Oude Testament konden zeggen: ‘zo zegt de Here’. Het is een uitdrukkelijke opdracht die Johannes krijgt om het boek Openbaring te schrijven, om daardoor Gods gedachten aan mensen door te geven (vgl. Openbaring 1:1).
Het koesteren dient niet om het als het ware weg te stoppen in een kluis, maar opdat het ook iets zou gaan uitwerken in ons leven. Toen de Here Jezus Zijn discipelen uitzond, gaf Hij hun de opdracht om de mensen te leren om alles te bewaren wat Hij geboden had (Matteüs 28:19). Met bewaren bedoelde de Here Jezus heel wat meer dan alleen maar het onthouden van Zijn geboden. Geboden dienen om gehoorzaamd te worden, niet alleen maar om er kennis van te hebben. Dan zijn geboden zoveel als waardeloos. Het bewaren van de geboden van Jezus toont de liefde die er voor Hem in ons hart is. Jezus zelf koppelt het bewaren van Zijn geboden en Zijn woord aan de liefde van ons hart en dat tot drie keer toe terwijl Hij met Zijn discipelen sprak in de bovenzaal de avond voor Zijn sterven (Johannes 14:15,21,23-24).
Het is niet weinig wat Jezus vervolgens zegt! Zo iemand wordt geliefd door de Vader en door Jezus zelf (vers 21). En aan zo iemand wil de Here Jezus Zich graag openbaren, die mag Hem kennen in Zijn heerlijkheid (vers 21). En er is nog meer, de Vader en Jezus willen dan ook graag woning maken in het hart van die persoon (vers 23). Of anders gezegd, daar kunnen Zij zich thuis voelen. Net zoals wij later ook thuis mogen komen in het Vaderhuis (Johannes 14:2-3). Als wij het Woord van God bewaren in ons hart, dan moet dat ook een uitwerking hebben in de praktijk van ons leven. Of anders: de praktijk van ons leven bewijst of wij het Woord van God inderdaad bewaren in ons hart en het daar Zijn werk laten doen.
We hoeven niet noodzakelijk alles te begrijpen wat er in het boek de Openbaring staat, om het toch ter harte te nemen. Maria begreep ook niet wat de jonge twaalfjarige Jezus tegen haar zei in de tempel, maar toch bewaarde ze al Zijn woorden in haar hart (Lucas 2:49-51).
Kris Tavernier
Kris Tavernier is schrijver van het boek Over de maatschappij die komen zal…, een uitgave van Het Zoeklicht (verschenen januari 2011).