Boeken in het boek Openbaring (2)
In het boek Openbaring kunnen we vijf verschillende boeken onderscheiden. Het gaat om het boek Openbaring zelf, om een verzegelde boekrol, om een klein geopend boekje, om de boeken bij de grote witte troon en om het boek van het leven. Elk boek heeft een eigen inhoud. In de introductie bij het boek Openbaring zelf kon u in Het Zoeklicht nr. 10 lezen over de twee zaligsprekingen en de uitdrukkelijke opdracht om wat er in het boek staat te bewaren.
Het boek de Openbaring zelf (b)
Voor dienstknechten
Het is heel wat dat we het boek Openbaring hebben waarin de Here Jezus veel van Zijn heerlijkheid laat zien, waarin Hij ons zicht geeft op de vervulling van Gods raadsbesluiten en waarin Hij ons iets laat zien van de heerlijke zegen die Hij voor ons in petto heeft. Dat moet toch wel iets met ons doen! Zullen wij ons dan niet van harte als dienstknechten aanbieden aan Hem? Dit boek is immers bedoeld voor Zijn dienstknechten, zoals blijkt aan het begin en aan het einde van dit boek (Openbaring 1:1, 22:6,9). Is Hij, die het Middelpunt, de Hoofdpersoon van dit boek is, niet onze aanbidding waard? Zullen wij geen ernst maken met de praktijk van ons leven en dat steeds meer in overeenstemming brengen met Zijn wil en wezen, Zijn karaktereigenschappen (Openbaring 22:11)? Zoals Johannes het ook in zijn eerste brief verwoordt, wanneer hij denkt aan wat de profetie moet uitwerken in ons leven: ‘En ieder die deze hoop op Hem heeft, reinigt zich zoals Hij rein is’ (1 Johannes 3:3).
Verzegelt de woorden niet
Johannes krijgt de opdracht om de woorden van de profetie van dit boek niet te verzegelen. ‘En hij zei tot mij: Verzegelt de woorden van de profetie van dit boek niet, want de tijd is nabij’ (Openbaring 22:10). Ze moeten daarentegen openbaar gemaakt worden. En daar staat ook een motivatie bij: ‘want de tijd is nabij’. Dat staat ook al een keer in Openbaring 1:3 en we hebben hier dus weer te maken met een herhaling, zodat we er acht zouden op geven. Daniël kreeg de opdracht om zijn boek wel te verzegelen en ook daarvoor was er een motivatie, nl. ‘tot de eindtijd’ (Daniël 12:4,9). Maar met de eerste komst van Jezus is de eindtijd begonnen. Hij is geopenbaard toen het de volheid van de tijd was (Galaten 4:4). Op ons zijn de einden van de eeuwen gekomen, zegt Paulus (1 Korintiërs 10:11, vgl. Efeziërs 1:10).
Vandaag zijn we nog een heel stuk verder gevorderd in de eindtijd. Alle gelovigen voor ons mochten leven in de verwachting van de wederkomst van Jezus Christus. En wij die vandaag leven nog des te meer. In het laatste hoofdstuk van het boek Openbaring klinkt drie keer de uitroep ‘Ik kom spoedig’ (Openbaring 22:7,12,20, vgl. vers 6). In de Hebreeënbrief lezen we wat dat met ons moet doen: ‘Laten wij de belijdenis van de hoop onwankelbaar vasthouden (want Hij die beloofd heeft, is getrouw), en laten wij op elkaar acht geven tot aanvuring van liefde en goede werken; en laten wij onze eigen bijeenkomst niet verzuimen, zoals sommigen gewoon zijn, maar elkaar vermanen en dat zoveel temeer naarmate u de dag ziet naderen’ (Hebreeën 10:23-25). Er worden hier slechts enkele zaken genoemd, maar we mogen het principe wel toepassen op heel ons leven (vgl. Openbaring 22:11, 1 Johannes 3:3). Het verschil tussen de gelovigen vandaag en de gelovigen die voor ons leefden is dat wij dichter bij het aanbreken van die dag leven!
Voegt niets toe, neemt niets af
Het laatste wat het boek Openbaring over zichzelf zegt, is een waarschuwing. ‘Ik betuig aan ieder die de woorden van de profetie van dit boek hoort: Als iemand aan deze dingen toevoegt, zal God hem de plagen toevoegen die in dit boek beschreven zijn; en als iemand van de woorden van het boek van deze profetie afneemt, zal God zijn deel afnemen van de boom van het leven en uit de heilige stad, van de dingen die in dit boek beschreven zijn’ (Openbaring 22:18-19). Er mag niets toegevoegd worden aan dit boek en er mag ook niets van afgedaan worden.
Opnieuw wordt de inhoud van het boek Openbaring ‘profetie’ genoemd. Zoals eerder gezegd, gaat het er dan allereerst om dat de inhoud van dit boek een Goddelijke oorsprong kent. Het zijn woorden die door God zelf gegeven zijn (Openbaring 1:1), dat wordt hier nogmaals uitdrukkelijk geclaimd. Het Woord van God verwerpen is zoveel als het verwerpen van God zelf. Het zijn woorden die ‘getrouw en waarachtig’ zijn (Openbaring 22:6). Deze gecombineerde uitdrukking van ‘getrouw en waarachtig’ vinden we slechts drie keer terug in het Nieuwe Testament en wel steeds in het boek Openbaring (19:11, 21:5, 22:6). Het gaat daarbij om de Here Jezus Christus zelf en Zijn woorden. Er is immers niemand die ‘waarachtig en getrouw’ is als Hij en van niemand zijn de woorden ‘waarachtig en getrouw’ als van Hem. Wie heeft dan het recht om er iets aan toe te voegen of er iets van af te doen? Bij het eerste kunnen we denken aan de Farizeeën, die er altijd maar regels en wetten bij verzonnen. Daardoor creëerden zij een vervormd beeld van wie God is. Bij het tweede kunnen we denken aan de Sadduceeën, die sommige dingen uit Gods Woord niet geloofden. Zo geloofden zij bijvoorbeeld niet in engelen en in de opstanding na de dood.
Dit principe geldt trouwens niet alleen voor het boek Openbaring, maar voor heel de Bijbel (vgl. Deuteronomium 4:2, 12:32, Spreuken 30:6). We hebben niet het recht om het Woord van God naar onze hand te zetten of er alleen maar dat uit te nemen wat ons bevalt. In beide gevallen doen we afbreuk aan het kostbare Woord van God.
We lezen het Woord van God om de God van het Woord te ontmoeten.
Kris Tavernier
Kris Tavernier is de schrijver van het boek Over de maatschappij die komen zal…, een uitgave van Het Zoeklicht (voorjaar 2011).
Het boek de Openbaring zelf (b)
Voor dienstknechten
Het is heel wat dat we het boek Openbaring hebben waarin de Here Jezus veel van Zijn heerlijkheid laat zien, waarin Hij ons zicht geeft op de vervulling van Gods raadsbesluiten en waarin Hij ons iets laat zien van de heerlijke zegen die Hij voor ons in petto heeft. Dat moet toch wel iets met ons doen! Zullen wij ons dan niet van harte als dienstknechten aanbieden aan Hem? Dit boek is immers bedoeld voor Zijn dienstknechten, zoals blijkt aan het begin en aan het einde van dit boek (Openbaring 1:1, 22:6,9). Is Hij, die het Middelpunt, de Hoofdpersoon van dit boek is, niet onze aanbidding waard? Zullen wij geen ernst maken met de praktijk van ons leven en dat steeds meer in overeenstemming brengen met Zijn wil en wezen, Zijn karaktereigenschappen (Openbaring 22:11)? Zoals Johannes het ook in zijn eerste brief verwoordt, wanneer hij denkt aan wat de profetie moet uitwerken in ons leven: ‘En ieder die deze hoop op Hem heeft, reinigt zich zoals Hij rein is’ (1 Johannes 3:3).
Verzegelt de woorden niet
Johannes krijgt de opdracht om de woorden van de profetie van dit boek niet te verzegelen. ‘En hij zei tot mij: Verzegelt de woorden van de profetie van dit boek niet, want de tijd is nabij’ (Openbaring 22:10). Ze moeten daarentegen openbaar gemaakt worden. En daar staat ook een motivatie bij: ‘want de tijd is nabij’. Dat staat ook al een keer in Openbaring 1:3 en we hebben hier dus weer te maken met een herhaling, zodat we er acht zouden op geven. Daniël kreeg de opdracht om zijn boek wel te verzegelen en ook daarvoor was er een motivatie, nl. ‘tot de eindtijd’ (Daniël 12:4,9). Maar met de eerste komst van Jezus is de eindtijd begonnen. Hij is geopenbaard toen het de volheid van de tijd was (Galaten 4:4). Op ons zijn de einden van de eeuwen gekomen, zegt Paulus (1 Korintiërs 10:11, vgl. Efeziërs 1:10).
Vandaag zijn we nog een heel stuk verder gevorderd in de eindtijd. Alle gelovigen voor ons mochten leven in de verwachting van de wederkomst van Jezus Christus. En wij die vandaag leven nog des te meer. In het laatste hoofdstuk van het boek Openbaring klinkt drie keer de uitroep ‘Ik kom spoedig’ (Openbaring 22:7,12,20, vgl. vers 6). In de Hebreeënbrief lezen we wat dat met ons moet doen: ‘Laten wij de belijdenis van de hoop onwankelbaar vasthouden (want Hij die beloofd heeft, is getrouw), en laten wij op elkaar acht geven tot aanvuring van liefde en goede werken; en laten wij onze eigen bijeenkomst niet verzuimen, zoals sommigen gewoon zijn, maar elkaar vermanen en dat zoveel temeer naarmate u de dag ziet naderen’ (Hebreeën 10:23-25). Er worden hier slechts enkele zaken genoemd, maar we mogen het principe wel toepassen op heel ons leven (vgl. Openbaring 22:11, 1 Johannes 3:3). Het verschil tussen de gelovigen vandaag en de gelovigen die voor ons leefden is dat wij dichter bij het aanbreken van die dag leven!
Voegt niets toe, neemt niets af
Het laatste wat het boek Openbaring over zichzelf zegt, is een waarschuwing. ‘Ik betuig aan ieder die de woorden van de profetie van dit boek hoort: Als iemand aan deze dingen toevoegt, zal God hem de plagen toevoegen die in dit boek beschreven zijn; en als iemand van de woorden van het boek van deze profetie afneemt, zal God zijn deel afnemen van de boom van het leven en uit de heilige stad, van de dingen die in dit boek beschreven zijn’ (Openbaring 22:18-19). Er mag niets toegevoegd worden aan dit boek en er mag ook niets van afgedaan worden.
Opnieuw wordt de inhoud van het boek Openbaring ‘profetie’ genoemd. Zoals eerder gezegd, gaat het er dan allereerst om dat de inhoud van dit boek een Goddelijke oorsprong kent. Het zijn woorden die door God zelf gegeven zijn (Openbaring 1:1), dat wordt hier nogmaals uitdrukkelijk geclaimd. Het Woord van God verwerpen is zoveel als het verwerpen van God zelf. Het zijn woorden die ‘getrouw en waarachtig’ zijn (Openbaring 22:6). Deze gecombineerde uitdrukking van ‘getrouw en waarachtig’ vinden we slechts drie keer terug in het Nieuwe Testament en wel steeds in het boek Openbaring (19:11, 21:5, 22:6). Het gaat daarbij om de Here Jezus Christus zelf en Zijn woorden. Er is immers niemand die ‘waarachtig en getrouw’ is als Hij en van niemand zijn de woorden ‘waarachtig en getrouw’ als van Hem. Wie heeft dan het recht om er iets aan toe te voegen of er iets van af te doen? Bij het eerste kunnen we denken aan de Farizeeën, die er altijd maar regels en wetten bij verzonnen. Daardoor creëerden zij een vervormd beeld van wie God is. Bij het tweede kunnen we denken aan de Sadduceeën, die sommige dingen uit Gods Woord niet geloofden. Zo geloofden zij bijvoorbeeld niet in engelen en in de opstanding na de dood.
Dit principe geldt trouwens niet alleen voor het boek Openbaring, maar voor heel de Bijbel (vgl. Deuteronomium 4:2, 12:32, Spreuken 30:6). We hebben niet het recht om het Woord van God naar onze hand te zetten of er alleen maar dat uit te nemen wat ons bevalt. In beide gevallen doen we afbreuk aan het kostbare Woord van God.
We lezen het Woord van God om de God van het Woord te ontmoeten.
Kris Tavernier
Kris Tavernier is de schrijver van het boek Over de maatschappij die komen zal…, een uitgave van Het Zoeklicht (voorjaar 2011).