‘Breng de blijde boodschap, Gabriël!’

Els ter Welle • 85 - 2009 • Uitgave: 25/26
Kerstverhaal voor jong en oud

De grond dreunt, stofwolken waaien op, zwaarden flitsen in de zon, paarden draven, stemmen schreeuwen, strijdwagens ratelen. De soldaten op de muren van Jeruzalem staan verstijfd van schrik als ze het grote en sterke leger van Nebukadnezar zien naderen. Hoe zullen ze de heilige stad ooit kunnen verdedigen tegen zo’n machtige vijand…? Maar het móét! Jeruzalem is immers de stad van God, waar ook de tempel van God is!
Ze rechten hun rug, vergeten hun angst en vechten als leeuwen, achttien lange maanden. Maar dan breekt de vijand toch door de muren heen en stormt van alle kanten de stad binnen. Wat er daarna gebeurt is verschrikkelijk… Mannen, vrouwen en kinderen worden zonder medelijden gedood. Alle schatten worden uit de tempel weggehaald en daarna wordt de stad en ook de tempel, de mooiste van de hele aarde, in brand gestoken. Het vuur laait hoog op en de vlammen kleuren de lucht rood. Verschrikkelijk! Het heerlijke heiligdom van God is helemaal verdwenen…
Nebukadnezar beslist dat de arme mensen die nog leven, in Israël moeten worden achtergelaten. Aan zulke mensen heeft hij toch niets. Anders is dat met de voorname en rijke mensen. Zij moeten mee naar zijn land Babylonië.
Onder hen is de jonge Daniël, een prins.

Na een moeilijke reis door de woestijn komt Daniël samen met alle andere gevangen Joden in Babel aan. Hij kijkt zijn ogen uit. Wat een prachtige stad is dat! Er lopen twee rivieren doorheen, de Eufraat en de Tigris. Overal zijn bomen, prachtige bloemen en heel veel mensen. Hij vraagt zich ongerust af wat er nu met hem zal gaan gebeuren? Waar zal hij kunnen wonen? Wie zal er voor hem zorgen?
Daniël is stomverbaasd als hij hoort dat hij samen met enkele andere jongens uitgekozen is om… in het paleis van Nebukadnezar te wonen! De koning heeft hen uitgekozen omdat ze gezond zijn, een goed verstand hebben en van hoge afkomst zijn. Hij wil dat ze flinke en wijze mannen worden die hem goed kunnen dienen. Ze krijgen heerlijk eten en de prachtigste kleren en les in de taal en de heidense wijsheid van de Babyloniërs.
Hij weet eigenlijk niet of hij er om moet huilen of lachen. Natuurlijk boft hij, maar de mensen aan het hof dienen afgoden. En hij dient de God van Israël. Hoe zal dat gaan?
Daniël krijgt het heel zwaar in Babel. De koning wil dat hij leiding geeft aan alle wijzen van het hof. Maar dat zijn allemaal tovenaars, toekomstvoorspellers en sterrenkijkers. Wat is dat moeilijk voor hem! Hoe kan hij in zo’n duistere en duivelse omgeving toch rein en zuiver leven en trouw blijven aan Zijn God? Daarom bidt hij heel veel, vaak meerdere keren per dag. Hij krijgt daardoor kracht om het vol te houden.

Op een dag is het hele paleis in rep en roer. De tovenaars en waarzeggers lopen verdwaasd rond. Hun gezichten staan heel somber.Wat is er toch aan de hand? Dan hoort Daniël het ontzettende verhaal…
De koning is helemaal van slag. Hij heeft de afgelopen nacht heel vreemd gedroomd. Maar toen hij wakker was geworden, kon hij zich er niets meer van herinneren. Wat hij wèl weet, is dat de droom heel belangrijk voor hem is. Daarom heeft hij vanmorgen zijn eigen heidense wijzen bij elkaar geroepen. Dreigend heeft hij gezegd: “Jullie móéten mij de droom vertellen en ook de uitleg geven! Als jullie dat niet kunnen, laat ik jullie allemaal doden.” De mannen waren wit geworden van angst.
Daniël is ondersteboven als hij dit allemaal hoort. Ook zijn leven is in gevaar. Alleen God kan hen allen redden! Samen met zijn drie Joodse vrienden bidt hij de hele dag. En de Here verhoort hun gebed. De volgende dag gaat Daniël met opgeheven hoofd naar de koning. Hij zegt tegen hem: “Majesteit, niemand kon u de droom en de uitleg ervan vertellen. Ik kan het ook niet. Maar mijn God, die de enige ware God is, heeft aan mij vannacht uw droom bekend gemaakt en ook de betekenis.”
Als Daniël alles verteld heeft, is de koning diep onder de indruk. Nebukadnezar ziet daardoor dat zijn goden dood zijn, maar dat de God van Daniël leeft!
Dat is geweldig!

Maar Daniël krijgt niet alleen de wijsheid om een droom uit te leggen, hij krijgt ook zèlf belangrijke dromen van God (visioenen).
Op een dag gebeurt het. Daniël ziet zichzelf staan aan een kanaal en daar verschijnen aan hem verschrikkelijke beelden. Twee dieren vechten met elkaar. De een vertrapt de ander. Daarna voert het dier dat overwint oorlog tegen allerlei landen en ook tegen Israël.* Het durft zelfs tegen God te strijden. Stel je voor! Er gebeurt zoveel, dat Daniel er helemaal niets van snapt. Plotseling hoort hij over het kanaal een stem roepen: “Gabriël, zorg ervoor dat Daniël het visioen begrijpt.” En ineens is er een enorm licht. Daar staat Gabriël, een van de twee hoofdengelen van de Here God! Daniël is geen bange man, maar nu beeft hij van top tot teen. De engel straalt zoveel licht uit, dat hij op de grond zakt en in slaap valt. Dan raakt Gabriël hem heel zachtjes aan en helpt hem overeind. Als hij weer op zijn voeten staat, legt deze boodschapper van God het visioen uit. De droombeelden laten zien wat er met Israël en ook met andere volken in de verre toekomst gaat gebeuren. De dieren stellen namelijk machtige landen voor. Er zal heel veel strijd en narigheid komen in de wereld, voor een héle, héle lange periode. Maar daarna komt er een eind aan die afschuwelijke tijd. En dat heeft alles te maken met de komst van Gods Zoon, de Messias!
Gabriël verdwijnt weer even plotseling als hij was gekomen.

Een tijdje na deze indrukwekkende gebeurtenis is Daniël aan het bidden voor zijn volk. Hij heeft in de boeken gelezen dat de profeet Jeremia heeft gezegd dat na zeventig jaar de tempel weer herbouwd zal worden. Die zeventig jaar zijn nu voorbij. Waar blijft God? Veel mensen voelen zich best op hun gemak in Babel, want ze hebben het immers goed. Maar Daniëls hart doet pijn van verlangen naar Jeruzalem en vooral naar de tempel, het huis van God… Hij huilt en valt op zijn knieën voor de Here en smeekt Hem om te doen wat Hij beloofd heeft. Hij bidt: “O, Here wij hebben goddeloos gehandeld, wij hebben uw wet overtreden en heel erg tegen u gezondigd. Wilt u alstublieft horen naar mijn gebed. O, Here, hoor en vergeef!”
Terwijl Daniël nog bidt, komt plotseling weer de engel Gabriël bij hem. Hij komt heel snel aangevlogen, want hij heeft een geweldige boodschap van God. De Here heeft het gebed van Daniël verhoord!! En wat blijkt? In dezelfde tijd dat Daniël aan het bidden is, zegt koning Kores tegen de gelovige Joden: “Ga terug naar Israël en herbouw de tempel!” Daniël heeft gebeden dat God Zijn volk verlossen zou uit gevangenschap. En dat doet Hij! Maar Gabriël is nog niet klaar. Het mooiste komt nog. De engel zegt: “Luister met aandacht wat ik u te zeggen heb: De Here zal uw volk verlossen van hun zónden, door de Messias die komen zal!!!”
Groter en geweldiger nieuws had de engel niet kunnen brengen!

Gabriël keert terug naar de hemel waar God is en miljoenen engelen zijn. Twee keer heeft deze belangrijkste boodschapper van God aan Daniël het blijde nieuws mogen brengen over de komst van de Messias. Dan wordt het heel stil. Ruim vijfhonderd jaar horen we niets meer van hem.
Maar dan…:

In Jeruzalem offert een oude man, een priester, reukwerk voor de Here. Zacharias heeft God lief met zijn hele hart. Hij legt op het gouden reukofferaltaar lekkere kruiden en steekt ze aan. Even later stijgt de heerlijke geur omhoog. Hij is helemaal verdiept in zijn mooie werk, als hij plotseling enorm schrikt. Wat is dat? Een fel licht omstraalt hem. Het is een engel in een blinkend wit kleed. De oude priester wordt bang. Maar de engel zegt: “Vrees niet, de Here heeft het gebed van u en uw vrouw gehoord. U zult een zoon krijgen. Hij zal een dienstknecht van God zijn, die de bijzondere taak zal krijgen om de weg klaar te maken voor de komst van de Messias.”
Zacharias kan zijn oren niet geloven. Zijn vrouw en hij hebben enorm verlangd naar kinderen, maar tot hun verdriet zijn ze altijd kinderloos gebleven. Met een stem die beeft van ontroering zegt hij: “Ik ben al zo oud, hoe weet ik dat het echt waar is wat u zegt?” Dan spreekt de engel: “Ik ben Gabriël, ik ben in de hemel altijd heel dicht bij God en ik ben uitgezonden om u dit goede nieuws te brengen… Zacharias, omdat u mijn woorden niet hebt geloofd, zult u niet kunnen spreken, tot op de dag dat het kind geboren zal zijn.”
Als Zacharias thuis komt, schrikt zijn vrouw Elisabeth. Haar man kan geen woord meer zeggen. Wat is er gebeurd? Hij kan het niet aan haar vertellen. Dan pakt Zacharias een met was bestreken tafeltje en schrijft het grote nieuws erop. Elisabeth is heel erg ontroerd als ze leest wat haar man is overkomen. Ze kan eigenlijk geen kindje meer krijgen, maar God zal een wonder doen, dat gelooft ze!

Zes maanden later stuurt God de engel Gabriël opnieuw naar de aarde. Als hij op weg gaat, houden alle engelen hun adem in. Deze keer moet Gabriël de belangrijkste boodschap brengen van zijn engelenleven! Hij gaat naar Nazareth, een klein en arm dorpje. In een eenvoudig huis zoekt hij een jong meisje op, dat de Here liefheeft. Maria, heet ze. Haar familie stamt af van de beroemde koning David, maar niemand kan dat meer aan haar zien. Als Gabriël aan haar verschijnt, zegt hij: “Wees gegroet Maria, de Here is met u, u hebt genade gevonden bij God.” Maria schrikt van zijn blinkende verschijning. Maar hij stelt haar meteen gerust en zegt: “Wees maar niet, bang, Maria. Je bent uit alle vrouwen uitgekozen. Jij zult een zoon krijgen. Hij zal de beloofde Messias zijn en Gods eigen Zoon.”
Deze woorden treffen Maria diep. Zou zij de moeder mogen zijn van de Zaligmaker en de grote Verlosser? Waarom kiest de Here haar uit? Waarom overkomt dit bijzondere haar?
Zij buigt haar hoofd vol eerbied en zegt tegen de engel: “Zie, ik ben de dienstmaagd van de Heer, laat met mij gebeuren zoals u gezegd heeft.”

Maria is verloofd met een lieve man. Jozef heet hij. Als hij merkt dat Maria een baby verwacht, is hij heel, heel erg verdrietig. Want hij weet zeker dat het kindje niet van hem is. Heeft zijn lieve Maria hem met een andere man bedrogen? Dat kan hij haast niet geloven. Hij is helemaal in de war. Moet hij nu bij haar weggaan?
Op een nacht, als Jozef slaapt, komt ook bij hem de engel van de Heer. Waarschijnlijk is het weer Gabriël. Hij vertelt: “Maria houdt heel veel van je, Jozef. Ze is je niet ontrouw geweest. Het kindje dat ze krijgt is van de Heilige Geest. Ze verwacht de Zoon van God!”
Wat een geweldige opluchting is dat voor Jozef! Hij twijfelt geen moment. Hij gelooft de engel. Daarom staat hij op, gaat naar Maria en trouwt met haar. Maria ziet met stille verwondering het kindje in haar buik groeien.

Als het bijna tijd is dat het geboren moet worden, gebeurt er iets waardoor de hele wereld op zijn kop staat. De trotse keizer Augustus wil precies weten hoeveel mensen er wonen in zijn grote rijk. Daarom moet iedereen reizen naar de plaats waar zijn familie vandaan komt om zich te laten inschrijven.
Het bericht komt als een grote schok voor Jozef en Maria. Zij moeten helemaal naar Bethlehem gaan. Dat is een reis van 140 kilometer en de weg gaat ook nog eens voor een groot deel omhoog. Jozef is zo bezorgd. Het is veel te zwaar voor Maria. En zou het dan wel goed gaan met het kindje? Maar ze móeten gaan. Niet alleen van de keizer, de Here God heeft er ook Zijn bedoeling mee. Want heel lang geleden heeft de profeet Micha het al verteld: de Messias zal in Bethlehem, in de stad van David geboren worden.
Na een hele zware reis komen ze uitgeput aan. Ze gaan gelijk op zoek naar een plek om te rusten. Maar… alle huizen zijn vol. Overal waar ze aankloppen krijgen ze hetzelfde antwoord: “Geen plaats, geen plaats.” Maria heeft tranen in haar ogen, haar benen wankelen van vermoeidheid, ze kan niet meer… Eindelijk vinden ze een plekje in een stal, bij de dieren. Jozef maakt een bed van stro voor zijn vrouw. Maria valt onmiddellijk in slaap.
Maar na enkele uren wordt ze wakker. Ze voelt pijn in haar buik. Het is zo ver, het kindje komt er aan! In die donkere nacht, in die armoedige stal wordt de Zoon van God geboren. Hij is net als iedere andere baby, maar Maria en Jozef weten het: Hij is bijzonder! Hun kindje is, de beloofde Verlosser!

Gabriël heeft vol stille verwondering alles op de voet gevolgd. Eeuwen geleden kreeg hij het bevel van de Here om aan Daniël te vertellen over de komst van de Zoon van God en nu is het werkelijkheid geworden!! Het heerlijke is gebeurd: de Christus is geboren! Hoe groot en geweldig is God! Vol spanning kijkt hij toe hoe het nu verder zal gaan.

Rondom Bethlehem passen herders op hun schapen. Ze zorgen dat er de hele nacht een vuur blijft branden om de wilde dieren weg te houden. Af en toe dommelen ze wat in. Maar dan zijn ze plotseling klaarwakker! Wat is dat? Er straalt een groot verblindend licht. Ze knijpen hun ogen dicht. Maar als ze die voorzichtig opendoen, zien ze een stralende engel staan. Ze worden bang. Zou God hun straffen voor hun zonde? Maar de engel ziet er heel vriendelijk uit en met blijde stem zegt hij:
“Wees niet bang, want ik kom u goed nieuws brengen, vandaag is in de stad van David voor jullie een Redder geboren, Hij is de Messias, de Heer.”
Als de engel is uitgesproken, verschijnt er een grote menigte engelen aan de open hemel. Het is een schitterend gezicht! Ze prijzen en loven de Heer! En geloof maar dat Gabriël daar ook bij is!
Hij weet als geen andere engel dat dit Kind de beloofde Messias is, die vrede zal brengen met God, voor iedereen die in Hem gelooft! Maar Gabriël weet ook dat er nog heel veel strijd en verdriet zal blijven in deze wereld, tot de grote dag waar heel de schepping al zo lang op wacht!!!
Want de Here Jezus zal voor de tweede keer op aarde komen! Niet als een baby, maar als Koning!! Hij komt op de wolken. Dan zal Hij voor eeuwig regeren. Niemand zal dan nog zondige dingen doen. Er zal voor altijd vrede zijn! **
En Daniël heeft ook dát allemaal gezien in zijn visioenen, meer dan vijfhonderd jaar geleden! Is dat niet fantastisch!

Daar in die stille, heilige nacht in de heuvels bij Bethlehem is een grote schare engelen naar de aarde gekomen om God daarvoor alle eer en heerlijkheid te geven. Ze jubelen samen uit volle borst en Gabriël klinkt er boven uit:
“Eer aan God in de hoogste hemel en vrede op aarde voor alle mensen die Hij liefheeft.”

Els ter Welle

* Daniël 8:9, Israël wordt hier het sierlijke land of het Sieraad genoemd.
** Daniël 7:13-15