Chanan: Genade betonen

Gieneke van Veen-Vrolijk • 82 - 2006/07 • Uitgave: 26
In de Hebreeuwse Bijbel komen bepaalde kernwerkwoorden voor die uitdrukking geven aan Gods aard en handelen. Een belangrijke plaats heeft in dit opzicht het werkwoord ‘chanan’, dat de volgende betekenissen heeft: begunstigen, goedheid/genade betonen, gunst bewijzen, genadig zijn, aangenaam zijn, mededogen hebben, sparen, ontzien.

Het werkwoord ‘chanan’, en de hiervan afgeleide vormen en termen, komen voor in verband met mensen en hun handelen, maar vooral in verband met God, Zijn Wezen en handelen ten aanzien van de mens.

In het merendeel van de gevallen wordt ‘chanan’ gebruikt met betrekking tot genade/gunst die wordt bewezen binnen een persoonlijke relatie. Hierbij valt op dat ‘chanan’/gunst bewijzen niet gebruikt wordt in de zin van ‘voorkeursbehandeling’, want ‘chanan’ houdt niet in dat iemand boven een ander wordt ‘voorgetrokken’; dat zou immers onrechtvaardig zijn. ‘Chanan’/genade bewijzen is een actief begrip dat inhoudt: Armen helpen, hongerigen voeden, wie in nood en verdriet is uitredden. Dat is wat de HERE deed/doet. Maar ‘chanan’ vereist van de begenadigde een persoonlijk actief aanvaarden van die gunstbewijzen.

In relatie tot God zijn de van ‘chanan’ afgeleide vormen uitdrukking van Zijn gunst, genade, goedheid, geduld, liefde en barmhartigheid. Van fundamenteel belang is dat ‘chanan’ vooral duidt op houding en gezindheid die zich uitdrukt in genadige en barmhartige daden en handelingen. Dit uit zich in al Gods gunstbewijzen en dagelijkse genadebetoon aan Zijn kinderen. Ten opzichte van de mens vindt Gods ‘chanan’/genade betonen zijn hoogste uitdrukking in de gave van Zijn Zoon. Ieder mag/moet dit Goddelijke genadegeschenk persoonlijk aanvaarden. Dan ervaart men binnen de relatie van het kindschap Gods ook Zijn liefdevolle ‘chanan’/genadebetoon.
God drukt Zijn allerhoogste gezag uit in zijn ‘chanan’/genadig zijn. Hij alleen bewijst echte genade en gunst; dit blijkt uit Zijn eigen woorden “Ik zal genadig zijn wie Ik genadig zal zijn”(Ex. 33:19).

De mens mag de HERE smeken om ‘chanan’/genadebetoon. ‘Chonnéni’ = ‘Wees mij genadig’ klinkt in de Psalmen, als smeekbede om Gods gunst/genade. Dit kan uitdrukking zijn van zowel gezamenlijke als persoonlijke aanbidding; in alle gevallen komt de bede diep uit het hart van de individuele gelovige voort. Zeer persoonlijke omstandigheden leiden tot smeken om Gods ‘chanan’/genadebetoon: ziekte, vijandschappen/verdrukking, eenzaamheid, doodsangst, pijn, verdriet… ‘wees mij genadig, HERE, want ik heb het benauwd …’ (Ps. 31:10). De HERE hoort de klachten en beden “…wees mij genadig en hoor mijn gebed…” (Ps. 4:2). Vaak gaat deze smeekbede gepaard met zondebesef: “…wees mij genadig…zie mijn ellende…en neem weg al mijn zonde…” (Ps. 25:16-18; 41:4; 51:3; 130:2).

God is in Zichzelf de soevereine en almachtige Bron van alle liefdevolle Genade en met de priesterzegen wordt de Naam van de Here op Zijn verbondsvolk gelegd met de bede: “De Here doe Zijn aangezicht over u lichten en zij u ‘chanan’/genadig…” (Num. 6:25).
Laat deze zegen doorklinken in onze bede én dankjubel: “God is/zij ons genadig en zegene ons… ”(Ps. 67:2).

Dr. Gieneke van Veen-Vrolijk