Consequenties voor ons leven

Dirk van Genderen • 82 - 2006/07 • Uitgave: 21
Een vorige keer deed ik een appèl tot verootmoediging en schuldbelijdenis. Het zou immers zo maar kunnen dat we ons ‘betere’ gelovigen vinden dan mensen die – in onze ogen – minder zicht hebben op de aanstaande komst van de Here Jezus en op de centrale plaats van Israël in de (heils)geschiedenis. Dat was de negatieve houding die bij ons aanwezig kan zijn. Maar er is ook een andere kant, een positieve. Er zijn echter meer aspecten te noemen.

Ik ga er vanuit dat u ervan overtuigd bent dat de komst van de Here Jezus inderdaad nabij is. Op grond van wat de Bijbel daarover zegt, kunt u, gelet op wat er in de wereld gebeurt, tot geen andere conclusie komen. Dan is de vraag wat dit geestelijk met u doet. Ik hoop dat u bereid bent Hem te ontmoeten. En zo niet, stel het dan niet uit om met Hem in het reine te komen.
Heeft de overtuiging van zijn naderende komst ook consequenties voor uw dagelijkse leven? Is er in uw leven sprake van heiliging? 2 Petrus 3:11 en 12 is daar duidelijk over: “Daar al deze dingen aldus vergaan, hoedanig behoort gij dan te zijn in heilige wandel en godsvrucht, vol verwachting u spoedende naar de komst van de dag Gods...”

Stimulans
In vorige eeuwen was juist het besef dat de komst van de Here Jezus naderbij kwam een stimulans om erop uit te trekken en het Evangelie te gaan brengen naar de einden van de aarde. Omdat Gods kinderen ervan overtuigd waren dat er alleen maar behoud was voor degenen die de Here Jezus kenden als hun persoonlijke Heiland en Verlosser. Ze beseften dat miljoenen mensen voor eeuwig verloren dreigden te gaan en zij wilden er zoveel mogelijk redden. Hoe is dat bij ons? Houden we deze kennis voor onszelf? Kunnen we anderen verloren laten gaan? Kunnen we dat voor God verantwoorden? Of is er bewogenheid met het geestelijk heil van anderen?

Soortgelijke vragen kunnen gesteld worden wanneer het over Israël gaat. Wat doen we met de kennis die we daarover hebben ontvangen? Houden we die voor onszelf? We bidden wellicht voor Israël, steunen Israël, houden van Israël en hebben misschien wel een sticker op onze auto of op onze deur. Dat is niet verkeerd. Begrijp me alstublieft goed.

Niet alleen voor onszelf
Ik geloof dat het niet goed is om deze kennis voor onszelf te houden. Denk eens aan de geschiedenis uit 2 Koningen 7, waar koning Benhadad van Aram Samaria belegerde. Het volk dreigde te sterven van de honger. Vier melaatse mannen, die buiten de poort verbleven, ontdekten dat het hele leger gevlucht was en dat er eten in overvloed was, heel dichtbij. Zij hadden die kennis voor zichzelf kunnen houden, maar ze kozen er heel bewust voor het volk ervan in kennis te stellen: “Toen zeiden zij tot elkander: Wij doen niet goed; deze dag is een dag van blijde boodschap en wij houden ons stil. (...) Welaan dan, laten wij heengaan en het in het koninklijk paleis melden” (2 Koningen 7:9).

Dit is een mooi beeld voor ons. Niet om ons te verheffen, in de zin van: wij hebben het overvloedige leven ontdekt en dat houden we voor onszelf. Maar meer: Wij hebben leven en overvloed ontdekt, zicht op de toekomst en heil voor Israël en dat moet iedereen weten.
De vraag is dan wel hoe je aan de ander kunt doorgeven wat jij hebt ontdekt in Gods Woord. Dat vereist de nodige wijsheid. Want het is niet zo moeilijk om aversie op te roepen. Dan zijn we die ‘Maranatha-christenen’ of die ‘Israël-fanatici’.

Vrijmoedig
Het beste is toch altijd weer om te laten zien wat het voor uzelf betekent. En begin dan gewoon maar in uw eigen omgeving, uw eigen gemeente. Dweep niet altijd met de toekomst of met Israël, maar aarzel niet om er vrijmoedig iets over naar voren te brengen. Geef anderen de kans om te ontdekken wat u zelf hebt ontdekt. En daar kan de Here door Zijn Geest allerlei middelen voor gebruiken, zoals de prediking, een persoonlijk gesprek, het lezen van de Bijbel en misschien ook wel Het Zoeklicht.

Wanneer we de Here zullen ontmoeten, dan zal ons niet gevraagd worden naar onze visie op de wederkomst of op Israël. Daar hangt ons behoud niet vanaf, maar wel van de vraag of we geloven in de Here Jezus Christus.

Dirk van Genderen