Daniël (1) - Inleiding

Gert van de Weerd • 83 - 2007 • Uitgave: 4
Schatgraven in de Bijbel
De Profeet Daniël (1)
Inleiding


Het boek Daniël staat heden sterk in de belangstelling en overtreft op dat punt elk ander boek uit het Oude Testament. De reden daarvoor is, dat de profeet Daniël profetieën heeft opgetekend die gedetailleerde gegevens over de eindtijd openbaren. Die opvallende aandacht voor het boek is een fenomeen dat zo’n vijftig jaar geleden nauwelijks bestond. Ook toen kenden veel christenen Daniël. Echter, niet als profeet en ziener, maar als een soort Robin Hood-achtige figuur, die spannende avonturen beleefde aan het koninklijk hof te Babel, die bovendien ook nog goed afliepen.
Het tweede, zogenaamde profetische, gedeelte van Daniël verkreeg een geheel andere reputatie. Dat werd, zo’n vijftig jaar geleden, algemeen beschouwd als een nogal mistig verhaal van dubieuze herkomst. Het werd daarom door het grootste deel van de christenheid opvallend gemeden. Zij die er wel belang in stelden, werden al gauw van fundamentalistische scherpslijperij beticht en vervolgens ingedeeld bij ‘verdachte’ sektarische stromingen. Heden is dat beeld ingrijpend veranderd. Er is een brede belangstelling ontstaan voor de profetieën van Daniël en die loopt door alle religieuze groeperingen heen.
De grote aandacht voor het boek Daniël staat niet alleen. Van het boek Openbaring is hetzelfde te zeggen. Beide boeken, die deels over dezelfde zaken handelen, staan aan de basis van een vloedgolf van publicaties. Het boek Daniël heeft sterke overeenkomsten met Openbaring. In feite vullen ze elkaar aan.

In het boek zelf presenteert de profeet Daniël zich in de hoofdstukken 7-12 nadrukkelijk als de schrijver. Hij spreekt namelijk in de eerste persoon enkelvoud. Afwijkend daarvan zijn de hoofdstukken 1-3, 5 en 6, die in de derde persoon enkelvoud zijn geschreven (waarschijnlijk door zijn secretaris). Hoofdstuk 4 is zowel in de eerste als in de derde persoon geschreven.
Volgens de datering, die Daniël zelf geeft, is het boek ontstaan in de zesde eeuw voor Christus. Om variërende redenen is daarop kritiek. Die staat echter niet sterk en is deels al achterhaald.
De profeet Daniël getuigt zelf dat hij de schrijver is geweest en tevens in welke periode het boek geschreven is. We hebben geen redenen om daar aan te twijfelen. Het boek Daniël is in twee talen aan ons overgeleverd. Van de oudste manuscripten is de tekst van hoofdstuk 2:4b tot en met hoofdstuk 7 in het Aramees, de rest is in het Hebreeuws geschreven.

Daniël 1
Het boek Daniël opent met een boeiend verhaal over de wegvoering van de jeugdige Daniël en zijn drie vrienden uit Jeruzalem. Zij kwamen uit de hoogste kringen van het kleine koninkrijk Juda. De jongelui deden als gijzelaars dienst aan het Babylonische hof, om goed gedrag van de regering van Juda te verzekeren. De vier ballingen werden geïnterneerd in Babel, de hoofdstad van het Babylonische wereldrijk. Daar werden zij op de koninklijke universiteit geplaatst voor een driejarige opleiding tot topambtenaar. Deze sloten ze ‘summa cum laude’ af, waarna een uiterst succesvolle loopbaan aan het Babylonische hof begon.
Hoge bomen vangen veel wind. Dit spreekwoord wordt haast dagelijks bewaarheid, als via de media weer één of andere misstap van een hooggeplaatst persoon breed wordt uitgemeten. In feite is in het leven van vrijwel elk belangrijk persoon wel een zwarte bladzijde te vinden.
De profeet Daniël was jarenlang één van de hoogste bestuurders van een wereldrijk. Toch is er geen enkel bericht over hem van enige misstap. Hij was dus een uitzonderlijk mens, evenals zijn drie vrienden.

Nebukadnezar was een verstandig koning
Daniël 1 geeft ons inzicht in de wijze waarop koning Nebukadnezar zijn wereldrijk bestuurde. Hoewel hij onmiskenbaar een dictator was, die veel leed over vijandelijke volken bracht, was hij tevens een zeer verstandig bestuurder. De zinloze wreedheid, die de koningen van het Assyrische rijk kenmerkte, werd bij hem slechts zelden gevonden. Hij kon buitengewoon grootmoedig zijn als dat het welzijn van het rijk diende.
Koning Nebukadnezar koos zijn hoogste ambtenaren niet op basis van afkomst of rijkdom, maar selecteerde hen op geschiktheid en betrouwbaarheid. Dat was hoogst ongewoon in die tijd. Om zich van voldoende talent te voorzien, rekruteerde hij tevens veelbelovende jonge mensen uit de hoogste kringen van de veroverde landen. Deze jongelui werden in feite gegijzeld en onder dwang meegevoerd (Dan. 1:3-4). Toch werden de gijzelaars goed behandeld. Ze werden op de staatsuniversiteit van Babel geplaatst, waar zij een academische opleiding ontvingen. Pas nadat ze met succes examen hadden afgelegd, traden ze toe tot het hooggekwalificeerde ambtenarenkorps van de koning.
Het resultaat was er ook naar. Het Babylonische rijk werd machtiger dan ooit en bereikte een glorie die tot op de huidige dag grote indruk maakt. De majestueuze bouwwerken die Babel sierden (de hangende tuinen) worden nog steeds als een wereldwonder gezien en de wetenschappelijke prestaties van de Babyloniërs verbazen ons tot op vandaag.

Daniël en zijn vrienden waren nog jong, toen zij in dienst van koning Nebukadnezar traden, waarschijnlijk zo rond de 15-17 jaar. Daniël was lid van de koninklijke familie. Van Hananja, Misaël en Azarja (Dan. 1:6) weten we vrijwel niets, maar dat ze van adellijke afkomst waren blijkt wel uit vers 3. Elk van deze namen is verwant met een godsnaam. Zo is ja (jah) afgeleid van Jahweh en el van elohim. Daniël betekent: God is mijn rechter. Hananja: Jahweh heeft genade bewezen. Misaël: Wie is als God? Azarja: Jahweh heeft geholpen.
Als onderdeel van het integratieproces ontvangen de vier bannelingen Babylonische namen. Beltsazar, Sadrach, Mesach en Abed-Nego. Slechts de betekenis van de naam Beltsazar is zeker. Volgens Daniël 4:5 is dat: de naam van mijn god.

Daniël en zijn drie vrienden doen het goed op de koninklijke universiteit van Babel. Er ontstaat echter een probleem. Het voedsel dat ze voorgezet krijgen, is onrein en wordt daarom door Daniël geweigerd. Dat was een gevaarlijke beslissing, die hem het leven had kunnen kosten. Het is opvallend, dat Daniël geen beroep doet op overmacht, wat volgens rabbinale regels geoorloofd was. Hij besluit recht in de leer te zijn en zich niet te verontreinigen; Spreuken 4:23 'Behoedt uw hart boven al wat te bewaren is, want daaruit zijn de oorsprongen des levens.'

De jonge Daniël krijgt toestemming om rein voedsel te eten. (Dan. 1:9): Toen schonk de God Daniël gunst en genegenheid bij de overste van de beambten. Het nieuwe dieet werkt. Niet omdat het zoveel gezonder zou zijn, dan gaan we voorbij aan de kennis van de Chaldeeën, die beslist wel wisten wat een gezond dieet was. Maar, omdat de Almachtige het zegent.
Het besluit van Daniël getuigt van grote dapperheid en een sterk geloof. Zijn buitengewone levensloop toont aan dat de Almachtige die vasthoudendheid beloont. Gods zegen strekt zich niet alleen uit over het uiterlijk van de vier jongelui (Dan. 1:15). Ook hun studieresultaten blijken excellent te zijn. Daarnaast ontvangt Daniël een extra zegen. Evenals Jozef (Gen. 40 en 41) krijgt hij inzicht in allerlei visioenen en dromen (Dan. 1:17).

De opleiding wordt afgerond (Dan. 1:18) en de diploma’s uitgereikt. Dan worden de beste studenten onderscheiden. Dat was toen het geval en ook tegenwoordig nog de gewoonte. Ze worden zelfs voorgeleid aan koning Nebukadnezar, die persoonlijk met hen spreekt (Dan. 1:18-19). Vier van hen trekken sterk de aandacht door de briljante antwoorden die zij geven: Daniël, Hananja, Misaël en Azarja. En de koning vond niemand die aan hen gelijkwaardig was (Dan. 1:20).

Gert A. van de Weerd

Teksten uit Daniël komen uit de grondtekst (U kunt die naslaan in De Profeet Daniël, deel 1 en 2, van dezelfde schrijver. Te verkrijgen bij Het Zoeklicht).