Daniël 10 (a) - Het Messiaanse Rijk bleef uit!

Gert van de Weerd • 84 - 2008 • Uitgave: 14/15
Schatgraven in de Bijbel:
De Profeet Daniël 10 (a)

Het Messiaanse Rijk bleef uit!


Daniël 10 vormt een onverbrekelijke eenheid met de hoofdstukken 11 en 12. Het is een soort introductie die de profetie van hoofdstuk 11 inleidt. Daarin wordt een bijzondere ontmoeting tussen Daniël en enige hooggeplaatste hemelwezens beschreven. Zij openbaren hem de toekomst aangaande het volk Israël.
Het karakter van de gebeurtenissen in dit hoofdstuk en het goddelijke visioen dat in Daniël 11 wordt beschreven verschilt sterk van de voorgaande hoofdstukken. Werden daar nog wonderlijke, verscheurende dieren opgevoerd, als types voor wereldrijken, of een afgodsbeeld dat diezelfde rijken uitbeeldt (hoofdstuk 2, de droom van Nebukadnezar), hier is sprake van een meer direct taalgebruik. Dat komt de duidelijkheid sterk ten goede.

De laatste goddelijke openbaring aan de profeet Daniël onthult meer over de Eindtijd dan de voorgaande hoofdstukken dat deden. Wel is een nauwgezette vertaling vereist om die details zichtbaar te maken. In veel Bijbelvertalingen gaan die details verloren, omdat men alleen de grote lijnen belangrijk vond en veel Bijbelgeleerden niet in voorzeggende profetie geloven. Zij hebben er dus ook niet naar gezocht. Wij hebben dat wel gedaan en daarom geven we een directe vertaling uit de grondtekst.

Het Messiaanse Rijk bleef uit!
Daniël 10 staat sterk in het kader van het Messiaanse Rijk, dat er niet kwam. Er had namelijk een verslag moeten staan van een vernieuwd volk Israël, dat alle twaalf stammen zou omvatten. Dat verenigde volk zou, volgens het woord van de profeten, tot bekering komen en God getrouw dienen. Daarna zou de beloofde Messias komen en Hij zou koning worden in Gods naam. Dat gezegende Godsrijk zal, zo voorzeggen de profeten, het rijk van koning Salomo zelfs in glorie overtreffen. Tot ontzetting van Daniël toont de Almachtige hem een hele andere toekomst. De komst van het Messiaanse Rijk wordt eeuwen uitgesteld. In plaats van de geprofeteerde glorie voor Israël, lezen we over oorlogen tussen heidense koningen die Gods volk als speelbal gebruiken.
De veroordeling van Gods volk (want dat is het in feite), die dit gezegende rijk niet waardig blijkt, is een gebeurtenis van het allerhoogste niveau. Het betreft een belangrijke kentering in de wereldgeschiedenis. Daarom worden niet alleen twee belangrijke aartsengelen bij de boodschap aan Daniël betrokken. Zelfs de Engel des Heren (= Jezus Christus) is aanwezig. Op zich wel logisch, want het gaat immers om Zijn koninkrijk!

1a In het derde jaar van Cyrus, de koning van Perzië, werd aan Daniël, die voorheen Belsazar genoemd werd, een openbaring gegeven.
Het derde jaar van Cyrus is niet het derde jaar van zijn regering, maar het derde jaar nadat de stad Babel was gevallen. In het eerste jaar van de Perzische koning Cyrus werd een decreet afgekondigd dat de Joden toestond om terug te gaan naar Kanaän. Slechts een klein deel van de Joden gaf gehoor aan de oproep en vertrok. Het is nu drie jaar later. Daniël is niet met de ballingen meegetrokken. Er wordt geen reden gegeven waarom. We raden er maar niet naar.

1b Dit bericht nu bevatte de waarheid en het betrof een langdurige verdrukking.
De boodschap aan Daniël bevat de alles onthullende waarheid van Gods Raad. Onderdeel van dat bericht is een profetie over Israël die een langdurige verdrukking betreft. Zeventig jaar ballingschap heeft Gods volk niet tot inkeer gebracht. Er was geen sprake van een massale terugkeer naar Kanaän, noch van bekering en verootmoediging, behalve bij een kleine minderheid. Daarmee negeerde Gods volk de inzettingen van de Almachtige en bleek het ‘t Messiaanse Rijk niet waardig. Daarom was een nieuw oordeel over hen gekomen; de profetie over de zeven maal zeventig jaar. Het eerste oordeel besloeg een ballingschap van zeventig jaar. Het tweede oordeel betreft een tijdspanne van zeven maal zeventig jaar, zoals Mozes voorzegd had. Leviticus 26:18 (NBG) ‘Indien gij desniettegenstaande niet naar Mij luistert, dan zal Ik u blijven tuchtigen wegens uw zonden tot zeven maal toe.’ (Deze perikoop is in Zoeklicht 7 en 8 behandeld).

1c En hij begreep de boodschap, want het begrip daarvan kwam tot hem in het visioen.
Was de betekenis van de profetie van Daniël 9:24-27 eerst nog in raadselen gehuld, nu ontvangt de profeet begrip - dus inzicht - over het visioen. Dat doet hem de volle reikwijdte van Gods oordeel beseffen.

2 Betreffende die bijzondere Dagen rouwde ik, Daniël, drie weken, dag aan dag.
De betekenis van het visioen is een klap in het gezicht van Daniël. Het schokt hem zo diep, dat hij drie weken lang rouw bedrijft, alsof er iemand overleden is.

Geen Messiaans Rijk
De boodschap van God betrof de profetie van de jaarweken (hier bijzondere Dagen genoemd of langdurige verdrukking; vers 1) en de betekenis ervan. Details daarvan vinden we in Daniël 11 en 12 beschreven. Nu Daniël die boodschap begrijpt, is hij tot in het diepst van zijn ziel geschokt. Want in de profetie die hij ontving en die de komende eeuwen omspant, ontbreekt het herstel van Israël, zoals voorzegd was door de profeten. Zelfs aartsvader Jakob sprak lang geleden al over het gezegende Messiaanse Rijk dat zou komen. Genesis 49:10 ‘De scepter zal van Juda niet wijken, noch de heersersstaf tussen zijn voeten, totdat Silo komt en Hem zullen de volken gehoorzamen.’
En de profeet Ezechiël, een tijdgenoot van Daniël, voorzegt in hoofdstuk 37:25 (grondtekst) ‘Zij zullen wonen in het land dat Ik aan mijn knecht gegeven heb, aan Jakob, waarin uw vaders gewoond hebben. Ja, zij zullen daarin wonen: Zij en hun kinderen en hun kindskinderen, voor altijd. En David, mijn knecht, zal voor altijd hun vorst wezen.’ En dan de profeet van de ballingschap, Jeremia, wiens boekrol Daniël zo nauwgezet bestudeerd had (Dan. 9:2), hoofdstuk 30:9 (NBG) ‘Vreemden zullen hen niet meer knechten, maar zij zullen de HERE, hun God, dienen en David, hun koning, dien Ik hun verwekken zal.’ (Hier typeert David zijn ‘grote zoon’ Jezus Christus). Maar ook de koninkrijksprofeet Jesaja in hoofdstuk 9:6 (NBG) ‘Groot zal de heerschappij zijn en eindeloos de vrede op de troon van David en over zijn koninkrijk, doordat Hij het sticht en grondvest met recht en gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid.’
De Psalmen, Mozes en de profeten; allen hebben zij gesproken van de toekomstige glorie van Israël. Maar, de ontvangen openbaringen in Daniël 11 geven de profeet geen enkel reëel uitzicht op het beloofde Messiaanse Rijk, tenzij wellicht in de verre toekomst. Dat doet de wereld voor hem instorten.

3 Ik at geen uitgelezen voedsel, geen vlees of wijn beroerde mijn mond en van de zalfoliën, die mij ter beschikking stonden, gebruikte ik niets tot alle dagen van de drie weken voorbij waren.
De profeet Daniël bedreef volledige rouw, als voor een dode. Dat blijkt wel uit de gedetailleerde opsomming van het rouwritueel. Wel,… er was geen persoon overleden, maar wel een hoopvolle verwachting en een glorieus toekomstbeeld. Dat was het uitzicht op het Messiaanse Rijk, dat in zijn tijd gevestigd had moeten worden.

Gert A. van de Weerd