Daniël 11 (b) - De Antichrist laat zijn masker vallen

Gert van de Weerd • 84 - 2008 • Uitgave: 19
Schatgraven in de Bijbel
De Profeet Daniël 11 (b)

De Antichrist laat zijn masker vallen


We waren gebleven bij Daniël 11:36; en wel in de tweede helft van de Grote Verdrukking, als de antichrist het beeld van het beest opricht. Ook nu geven we een directe vertaling uit de grondtekst, omdat anders belangrijke details ontbreken.

36a Dan zal de koning naar zijn goeddunken handelen en zich verheffen en groot maken boven alle goden.
Sommigen bijbelverklaarders, bijvoorbeeld Calvijn, zien in de koning het hoofd van het Romeinse Rijk. De meeste kiezen echter voor de antichrist. De auteur gaat ervan uit, dat beide stellingen juist zijn. De tekst spreekt dus over de antichrist, die tevens hoofd van het herstelde Romeinse rijk zal worden. Deze profetie is niet vervuld in het oude Romeinse Rijk; zoals sommigen zeggen, maar spreekt over de Eindtijd.

36b En tegen de God der goden zal hij ongehoorde dingen spreken.
De antichrist zal zich aanvankelijk als redder van de mensheid presenteren. Na verloop van drieënhalf jaar zal hij zijn masker afgooien en zijn ware gezicht tonen; als dienaar van de satan. Hij zal zich dan een goddelijke status aanmeten en openlijk tegen God opstaan en Hem lasteren. De profeet Micha spreekt daarover in hoofdstuk 2:4 (grondtekst): ‘Dan zal hij honen, want hij is hoon.’ En Openbaringen 13:5-7 zegt: ‘En hem werd 1) een mond gegeven, die grote woorden en godslasteringen spreekt; en hem werd macht gegeven dit twee en veertig maanden 2) te doen. En (het beest) opende zijn mond tot lasteringen tegen God, om zijn naam te lasteren en zijn tent 3) en hen die in de hemel 4) wonen. En hem werd gegeven om tegen de heiligen 5) oorlog te voeren en hen te overwinnen; en hem werd macht 6) gegeven over elke stam en natie en taal en volk.’
1) Het beest uit de zee, de antichrist. 2) 3½ jaar = de tweede helft van de Grote Verdrukking. 3) De tempel (van Ezechiël) die nog gebouwd zal worden. 4) Waarschijnlijk de Gemeente van Christus. Die wordt opgenomen, voordat de Grote Verdrukking uitbreekt. Deze gelovigen zijn de satan en de antichrist dan ‘ontsnapt’. 5) Dat zijn alle gelovigen, wereldwijd, zowel Israëlieten/Joden als christenen. Zij zullen weigeren de antichrist te volgen. 6) De antichrist zal de gehele wereld in zijn macht krijgen.
Ook 2 Thessalonicenzen 2:4 spreekt over de antichrist. ‘De tegenstander, die zich verheft tegen al wat God of voorwerp van verering heet, zodat hij zich in de tempel Gods zet, om aan zich te laten zien, dat hij een god is

36c Hij zal voorspoedig zijn totdat de wraak is voltooid, want wat vastbesloten is, dat moet plaatsvinden.
Dan zullen de oordelen Gods (hier wraak genoemd) over de ontspoorde mensheid worden uitgestort.

37 Op de goden van zijn vaderen zal hij geen acht slaan, noch op het begeren der vrouwen, noch zal hij voor enig andere god achting tonen. Want hij zal zich boven alles verheffen.
De antichrist is een tegen-christus, een dienaar van de satan. Velen zullen echter geloven dat hij de echte Messias is. De regering van Israël zal zelfs een verbond met hem sluiten. Het is daarom wel zeker dat de antichrist een Jood zal zijn, anders zou hij onaanvaardbaar zijn als Messias voor het Joodse volk. In die context ziet de uitdrukking goden (of God, dat kan ook) van zijn vaderen op de Almachtige zelf.
Vers 37 geeft ons kenmerken waaraan de antichrist te herkennen zal zijn: 1) Hij slaat geen acht op de ware God, dus erkent Hem niet. 2) Hij toont geen begeerte naar vrouwen. 3) Hij zal ook geen menselijke afgoden dienen. Voor hem zal er maar één god zijn, dat is de satan. 4) Hij zal zichzelf verheffen boven alles, dus zich een goddelijke status aanmeten.

38a Maar in Zijn standplaats zal hij de god der vestingen vereren, te weten,
Wie deze god der vestingen is weten we niet zeker. Sommigen wijzen Satan aan, wat wel aannemelijk is.

38b tot een god die zijn vaderen niet kenden
Het woord kenden heeft de strekking van bekennen (= dienen). De vaderen (zie: vers 37), Joden uit vroegere geslachten, waren wel afgeweken van Gods paden, maar hadden de satan nooit bewust gediend. In de Eindtijd zal dat wel gebeuren. Dat zijn zij, die inbreuk maken op het verbond, vers 32. Zij zullen het beeld van het beest (dat de antichrist zal oprichten en dat zal kunnen spreken) aanbidden en zich zo aan de satan overleveren.
De inbreuk op het verbond leidt tot het breken van de twee staven, Zacharia 11:7b, waarmee God Zijn handen van de wereldbevolking en van de afvallige Joden af trekt. Overgeleverd worden aan de satan, noemen we dat; een huiveringwekkend moment in de Eindtijd. Zacharia 11:9 spreekt daarover: ‘En Ik sprak: Ik wil u niet langer weiden. Laat sterven, wat sterven moet en omkomen, wat omkomen moet. Laten dan de overlevenden elkaar verslinden.’

38c Hij zal vereren met goud, met zilver, met edelgesteente en met kostbare geschenken.
In die laatste jaren van de Grote Verdrukking zal de antichrist er voor zorgdragen, dat aan zijn god grote eer betoond wordt met goud, met zilver, met edelgesteente en met kostbare geschenken.

39a Hij zal machtige vestingen aanvallen met behulp van een vreemde god.
De vreemde god is onmiskenbaar de satan, die de antichrist haast goddelijke krachten zal verlenen. Van hem wordt gezegd: Openbaringen 13:4b ‘en zij aanbaden het beest, zeggende: Wie is aan het beest gelijk?’ En: ‘Wie kan er oorlog tegen voeren?’

39b Zij die deze (god) erkennen, zal hij groot maken in eer. En hij zal hen tot heersers over vele (vestingen) maken, en tevens over land. Ook zal het verdeeld worden tegen de hoogste opbrengst.
Het volgen van de antichrist wordt royaal beloond. Micha 2:4 (grondtekst) spreekt daarover: ‘Voorwaar, ik zeg u: hij zal Mij de toegewezen landstreken afnemen en aan het afvallige (volksdeel) toewijzen.’ En Zacharia 14:1 (grondtekst): ‘Zie, de HERE zal een dag doen komen, waarop de op u behaalde buit in uw midden zal worden verdeeld.’

In die tijd zal een leven nog maar weinig waard zijn; Zacharia 11:6 (grondtekst): ‘Daarom zal Ik de bewoners van dit land niet langer genadig zijn, zo spreekt de HERE. Zie, Ik zal alles en iedereen overgeven aan de willekeur van zijn naaste en van zijn koning. Dan zal het land zwaar worden verdrukt, maar Ik zal de bewoners niet uit hun hand redden.’

40 Ten tijde van het Einde zal de koning van het Zuiden met hem de strijd aangaan. Dan zal de koning van het Noorden tegen hem aanstormen, met wagens en met ruiters en met vele schepen. Hij zal landen binnentrekken, hen overspoelen en er pijlsnel doorheen trekken.
Het tijdstip van het Einde ziet op het laatste deel van de tweede helft van de Grote Verdrukking, wellicht nog maar enige maanden voor de wederkomst van Christus.
De antichrist (hem) is dan de dictator van de wereld geworden en oefent een gruwelijk schrikbewind uit.

Gert A. van de Weerd

Bron: Van de Weerd, Bijbelverklaring,
De Profeet Daniël, deel 1 en 2. Heeft u vragen, dan kunt u de antwoorden daar vinden. Het is in begrijpelijk Nederlands geschreven en een rijke bron aan informatie. De boeken zijn te bestellen bij Het Zoeklicht.