Daniël 2 (b)

Gert van de Weerd • 83 - 2007 • Uitgave: 6
Schatgraven in de Bijbel
De Profeet Daniël (2b)


Hoofdstuk 2 van het boek Daniël spreekt over de geschiedenis der wereldrijken. Dat betreft niet alle wereldrijken die er ooit geweest zijn. De profetie belicht alleen die rijken die met het volk Israël te maken hebben gehad, of nog zullen hebben. De profeet ‘ziet’ vanuit een ver verleden naar de toekomst en dat overspant duizenden jaren. De profetie concentreert zich vooral rond het vierde (Romeinse) Rijk.

Met Daniël 2:38 begint de verklaring van de droom van Nebukadnezar. Het gouden hoofd van het beeld is het Babylonische Rijk. De borst/armen zijn het Medisch-Perzische rijk. Het derde - de buiken (meervoud!) en zijden van brons (vers 32b) - is het Griekse wereldrijk van Alexander de Grote. Dat viel bij zijn dood uiteen in vier delen, precies zoals de profetie voorzegt (twee zijden + twee buiken – maag en onderbuik). Het ijzeren deel van het beeld (vers 33) stelt het vierde rijk voor. Dat is het Romeinse Rijk.

De eerste drie rijken zijn voor ons reeds historie. Echter het vierde, het Romeinse rijk, is slechts ten dele geschiedenis. Want Daniël profeteert dat dit rijk zal bestaan tot aan de komst van de rotssteen (vers 34-35). Die rotssteen is een koninkrijk dat door de God des hemels wordt opgericht (vers 44a), dat in eeuwigheid niet te gronde zal gaan. Het zal dus door geen enkele vijand ooit nog verwoest kunnen worden. Dat vierde koninkrijk zal de gehele aarde vullen (vers 35d) en bestaan tot de eeuwigheden aanbreken (vers 44e). Het valt dus aan het einde der tijden! Je hoeft geen groot Bijbelkenner te zijn om daarin het Messiaanse Rijk te herkennen waar de profeten zo veelvuldig over spreken.
Aangezien het vierde (Romeinse) wereldrijk vervangen wordt door het rijk van ‘de rotssteen’ (dat in de eindtijd zal ontstaan), is het vierde wereldrijk dus een rijk dat:
A. In het verleden ontstond.
B. In het heden nog steeds in de één of andere vorm bestaat, en
C. In de toekomst nog een belangrijke rol zal spelen als het laatste wereldrijk der mensen.

We richten ons nu op de grondtekst van vers 33 en 40-43:
33 Zijn bovenbenen van ijzer en zijn onderbenen zowel van ijzer als van gebakken klei.
40 Het uiteindelijke en vierde koninkrijk zal sterk zijn, zoals het ijzer. Nu is het zo, dat ijzer alle voorwerpen kan verbrijzelen en verpletteren en zoals het ijzer dat alles in stukken breekt, zal dit koninkrijk vermalen en verbrijzelen.
41 En dat u de onderbenen zag, met de tenen van gebakken klei van de pottenbakker, maar ook van ijzer, dat koninkrijk zal meervoudig zijn. Toch zal daarin de sterkte van het ijzer gevonden worden, juist omdat hetgeen wat u zag, ijzer vermengd met de klei der kleien was.
42 En de tenen van de onderbenen, deels van ijzer en deels van klei: delen van dat koninkrijk zullen sterk zijn en van haar zullen er ook broos blijken te zijn.
43 Hetgeen u zag, dus het ijzer vermengd met gebakken klei der kleien - wat maar een mengsel is - zij zullen uit de afstammelingen van het volk komen. Echter, wat uit onverenigbare bestanddelen vermengd wordt, kan niet blijvend zijn. Voorwaar, zo zeg ik u, evenals ijzer zich niet vermengt met klei.

Vers 33 wijkt sterk af van uw Bijbel, want daar wordt over benen en voeten gesproken. Dat klopt echter niet. Met het woord šāqôhî worden de bovenbenen samen met het bekken aangeduid. Het woord regel betekent geen voeten, maar onderbenen (als 1 Samuël 17:6).

Het Romeinse Rijk begint als een eenheid (= fase-1), zoals onder Julius Caesar en keizer Augustus. Door Constantijn de Grote werd het rijk in twee delen gesplitst (= fase-2), met als hoofdsteden Constantinopel en Rome. Dat zijn de bovenbenen van ijzer.
Vers 33b gaat verder: zijn onderbenen zowel van ijzer als van gebakken klei. Het zijn nog dezelfde benen, maar aan het ijzer is zacht aardewerk toegevoegd. De verschijningsvorm van het Romeinse rijk verandert dus in de loop der geschiedenis. Daarmee zijn we aangeland bij fase-3. Dat is niet de laatste fase van het Romeinse Rijk. Want daarna krijgen we nog de tenen (vers 41a) = fase-4. Die tenen zijn het ‘eind-onderdeel’ van het beeld. Het is ook de laatste verschijningsvorm van het Romeinse Rijk, voordat de rotssteen komt.

De vierde/laatste fase wordt nader omschreven: Dat koninkrijk zal meervoudig zijn (vers 41b). Aangezien dat nog in de toekomst ligt (daarna komt de rotssteen = het Messiaanse Rijk), noemen we dit, ter onderscheiding, het Nieuw-Romeinse Rijk.
De tenen blijken van bijzondere samenstelling, anders dan de onderbenen. Die bestonden zowel uit gebakken klei als uit ijzer (vers 33b). De tenen zijn samengesteld uit ijzer vermengd met de klei der kleien. De tekst suggereert dat de vermenging met de klei der kleien helemaal geen zwakte toevoegt, zoals veel exegeten stellen. Er staat namelijk: Toch zal daarin de sterkte van het ijzer gevonden worden… Dus het zal zo hard als ijzer zijn. En waarom is het toch hard?… Juist omdat hetgeen wat u zag, ijzer vermengd met de klei der kleien was (vers 41b). Anders gezegd: Omdat hetgeen u zag geen ijzer vermengd met gewone gebakken klei is, maar met de klei der kleien. Er wordt dus scherp onderscheid gemaakt tussen het mengsel van vers 33 en vers 41.

De klei der kleien
Dit soort gezegden komt veel voor in de Bijbel. Overbekend zijn de uitdrukkingen Koning der Koningen, Heer der Heren en Heer der heerscharen. Het eerste woord heeft daarin de functie van beste, hoogste of machtigste. Indien we die maatstaf ook hier aanleggen, dan is sprake van hard aardewerk van hoge kwaliteit, of keramiek. De tekst gaat nu spreken. IJzer vermengd met hard keramiek is een ongewone combinatie, maar wel hard. Het wordt zelfs sterk als ijzer genoemd (vers 41b), maar ook broos (vers 42). Er is dus een beperking. Dit mengsel is niet buigzaam; onder spanning verbrokkelt het. Dat blijkt dus ook voor de laatste fase van Romeinse Rijk te gelden. Het wereldrijk van de Eindtijd is dus even hard (wreed) als het Romeinse Rijk van de eerste fase. Dit Nieuw-Romeinse Rijk van de Eindtijd gaat een verbinding aan (een verbond, voor één week, Daniël 9:27) met Israël (de klei van de klei, vers 43). Dat verbond blijkt onder druk te bezwijken.

De klei der kleien van de tenen verschilt van die van de onderbenen. Deze tweede soort is geen aardewerk, maar keramiek (vers 41b). Volgens de tekst typeert dit materiaal de afstammelingen van het volk. In de Bijbelse context is het volk, zonder twijfel, Israël. Dat gaat kennelijk een onmogelijke verbond (Daniël 9:27) met het ijzer aan, dus met het Nieuw-Romeinse Rijk.
Vers 43 sluit met een belangrijke mededeling aangaande dat ‘onmogelijke verbond’. Want dat zegt: Dat mengsel kan niet blijvend zijn. Dat verbond zal dus maar kort bestaan.
Vers 44 gaat zegt nog meer over het Nieuw-Romeinse Rijk. Het spreekt namelijk van de dagen… van deze koningen. Dat moeten er tien zijn, want twee voeten tellen tien tenen (zie Daniël 7:7 en 24, waar dit bevestigd wordt).
Als laatste zegt de grondtekst ons dat de federatie van de tien koningen vernietigd zal worden door de komst van een nieuw koninkrijk (de rotssteen), dat God zelf zal oprichten. Dat koninkrijk zal bestaan totdat de eeuwigheden aanbreken. Dit Messiaanse Rijk is er tot op heden nooit geweest. We worden hier dus geconfronteerd met belangrijke Eindtijdprofetie.

(In het volgende Zoeklicht vullen we de wereldgeschiedenis verder in – Wordt vervolgd!)

Gert A. van de Weerd