Daniël 3 - In het vuur vallen de boeien af

Gert van de Weerd • 83 - 2007 • Uitgave: 8
Schatgraven in de Bijbel
De Profeet Daniël (3)

In het vuur vallen de boeien af


Koning Nebukadnezar had het toppunt van zijn macht bereikt. Babylon was het centrum van de wereld. Niets kon haar luister overtreffen. In zijn hoogmoed liet hij in de vlakte van Dura een enorm gouden beeld oprichten, zestig el hoog en zes el breed (30x3 meter). En in het beeld van de afgod zag hij zichzelf – Gij zijt dat gouden hoofd – Daniël 2:38.
Een keur aan vorsten, belangrijke geestelijken en hoge bestuurders van het wereldrijk wordt gelast om de inwijdingsriten luister bij te zetten (vers 2-3). Allen komen om het gouden afgodsbeeld te aanbidden. Overtreders worden streng gestraft met de dood in de vuuroven (vers 6). Die oven ligt op zichtafstand (vers 24/25), dus de rook was voor iedereen zichtbaar. Dat was een heel effectieve waarschuwing voor mogelijke overtreders.
Als iedereen op zijn plaats is aangekomen en de muziek klinkt, vallen allen in aanbidding voor het gouden beeld ter aarde (vers 7). Allen?… Neen, drie blijven staan, Sadrach, Mesach en Abednego. Zij weigeren de ware God te verloochenen.

Waarschijnlijk heeft koning Nebukadnezar de drie overtreders niet eens opgemerkt in de grote menigte. Maar hij wordt al snel op de hoogte gebracht door enkele Chaldeeën (vers 8); zijn raadgevers. Wat dan volgt is een staaltje paleisintrige. Op listige wijze dienen de Chaldeeën een aanklacht in tegen Sadrach, Mesach en Abednego. Eerst wordt de inbreuk op het koninklijke bevel gememoreerd (vers 10/12ab). Zij herinneren Nebukadnezar aan de straf op overtreding (vers 11) en ten slotte worden de drie vrienden van heiligschennis beschuldigd (vers 12c)! Aan het woord zijn doorgewinterde politici, die precies weten hoe zij de koning moeten bespelen en die zo rivalen proberen uit te schakelen.

De listige beschuldiging sorteert effect. Koning Nebukadnezar barst in woede uit (vers 13). De drie mannen worden opgepakt en voorgeleid. Daar gaat wel enige tijd overheen en ondertussen is de woede van de koning wat bedaard. Sadrach, Mesach en Abednego zijn hoge, loyale bestuurders en die wil de koning niet kwijt. Grootmoedig biedt hij de drie mannen een herkansing aan (vers 15a). Hij heeft alle touwtjes in handen, (vers 15c, grondtekst) Wie is dan de god, die u redden kan uit mijn handen? Tot zijn grote verbazing wordt het aanbod afgeslagen. De drie Joden trotseren de koning en zeggen (vers 16b/17, grondtekst): Wij zijn niet de aangewezenen om ons, in deze zaak, ter verdediging tegen u op te stellen. Zo onze God, die wij dienen - die in staat is ons te redden uit de gloeiend hete vuuroven en uit uw hand, o koning - er zal zijn, Hij zal redden!
De drie vrienden tonen een groot geloof. Zij verdedigen zich niet met allerlei uitvluchten, maar stellen de eer van God boven alles. Hier klinkt de echo van Jesaja 43:2-3, Wanneer gij door het water trekt, ben Ik met u; gaat gij door rivieren, zij zullen u niet wegspoelen; als gij door het vuur gaat, zult gij niet verteren en zal de vlam u niet verbranden. Want Ik, de HERE, ben uw God, de Heilige Israëls, uw verlosser.
De drie staan alleen tegenover een vijandige wereld. Dat overkwam ook kerkvader Anastasius, toen hij voor de Romeinse keizer stond. Deze sprak dreigend: De gehele wereld is tegen u! Anastasius wist dat zijn leven op het spel stond. Toch gaf hij het nooit vergeten antwoord: Dan ben ik tegen de wereld.

De weigering van Sadrach, Mesach en Abednego, om het afgodsbeeld te aanbidden, maakt de koning razend. ‘Dood ze!’ is het vonnis. In zijn woede laat hij de oven zeven maal heter opstoken (vers 19). De drie vrienden worden gebonden en door soldaten van de lijfwacht (vers 20) in de oven geworpen. De hitte van de oven is zo intens, dat de soldaten sterven bij de uitvoering van hun taak (vers 22). De drie vrienden vallen in het vuur en daarmee is de executie beëindigd (vers 23)…? Toch niet!

Je ziet het tafereel voor je. Koning Nebukadnezar houdt zijn hand boven zijn ogen en tuurt naar de gloeiende oven, waarvan de ingang kennelijk naar hem toegekeerd is. In die laaiende vuurhaard kan niets meer leven. Toch ziet hij menselijke gestalten rondlopen (vers 24/25). Dat zijn Sadrach, Mesach en Abed-Nego - nu zonder boeien - en… nog een vierde persoon. Die wordt omschreven als een zoon der goden; een engel (vers 28), waarschijnlijk Gabriël.
Het wonder doet de koning aan zijn verstand twijfelen. Hij vraagt zijn raadgevers te bevestigen, wat hij denkt te zien. En inderdaad, ook zij zien de drie vrienden en de engel vrij rondlopen in het vuur. De koning slaat nu helemaal om (vers 24/25). Hij roept de drie naar buiten. Vergeten is de doodstraf en de afgodendienst.
Wat daarna plaatsvindt, is voorspelbaar en heel menselijk. Opgewonden door het ongelooflijke mirakel dat ze aanschouwd hebben, drommen de groten van het rijk om de drie vrienden heen. Ze zijn ongedeerd. Niets aan hen geeft enige aanwijzing dat zij in het vuur hebben gelopen.

Koning Nebukadnezar verwerkt de nederlaag op indrukwekkende wijze. Hij past zich direct aan bij de nieuwe toestand en buit die zelfs uit. Het trotseren van de koning, waar de doodstraf op stond, wordt nu opgevoerd als een bewijs van een groot geloof (vers 28). De koning eert de God van Israël (vers 29) én de drie vrienden. Zij worden zelfs beloond, want ze klimmen hoger in de hiërarchie van het Babylonische rijk (vers 30).

Een profetische boodschap
Dat was een mooi verhaal met een ‘happy end’. Maar Daniël 3 is meer dan dat. Het bevat ook een profetische boodschap voor de Eindtijd. Het beeld van Nebukadnezar typeert daarin het beeld van het beest, dat in Openbaring 13, Daniël 8:24 en 12:11 beschreven wordt. Ook dat beeld zal door een ieder aanbeden moeten worden, op straffe des doods.
De drie vrienden typeren het volk Israël. Dat zal ter loutering in het vuur gebracht worden (Zach. 13:8,9). In dat vuur (Dan. 3:25) vallen de boeien af (de bedekking van 1Kor. 3:15,16) en zo komt Israël tot erkenning van de Messias (Zach. 13:9c). Dan wordt de geest der genade en der smeekbeden over het gelovige overblijfsel van Israël uitgestort (Zach. 12:10). Dat gelovige deel van Israël zal door God worden gered (als uit het vuur); én daarna worden verhoogd, net als Sadrach, Mesach en Abednego.
Koning Nebukadnezar is het type van de antichrist (Op. 13:5-6). Ook hij lastert God (vers 15c).
Rest nog de vraag wie of wat de profeet Daniël dan wel typeert. Wel, die blijkt afwezig te zijn. Dus mogen we hierin wellicht de Gemeente van Christus zien die voor de beproeving van De Grote Verdrukking (de oven) bewaard zal blijven door De Opname.

De gehele aarde ging het beest achterna en zij aanbaden de draak (Op. 13:3)
Godsdienst en staat in één lichaam versmolten. Dat was het kenmerk van het Babylonische Rijk. Dat zal ook het kenmerk zijn van het rijk van de antichrist in de Eindtijd. Dat is dichterbij dan u denkt. Het kan zo maar gebeuren…
In de London Times van 29 juli 1936 stond een interview met Baldur von Schirach, een belangrijke politicus in Hitler-Duitsland. Daarin stond geschreven:
Men kan geen goede Duitser zijn en terzelfder tijd God ontkennen. Want een openlijke belijdenis van het geloof in het eeuwige Duitsland is terzelfder tijd een belijdenis van het geloof in de eeuwige God. Als we leven als echte Duitsers, leven we volgens Gods wetten. Een ieder die Adolf Hitler, de Führer, dient, dient Duitsland. En een ieder die Duitsland dient, dient God.
Hitler-Duitsland was een oefening van satan voor het toekomstige rijk van de antichrist. En de woorden van Baldur von Schirach zullen in de Eindtijd in één of andere vorm nogmaals gehoord worden. De spreker is al bekend: de Valse Profeet.

Gert A. van de Weerd