Daniël Shayesteh: Een reis naar de Waarheid

Feike ter Velde • 84 - 2008 • Uitgave: 12
DANIËL SHAYESTEH


Een verhaal uit de islam

Perzië, sinds de jaren 1935 Iran genoemd, bestaat uit zo’n vierhonderdveertig etnische groeperingen. Daniël Shayesteh stamt waarschijnlijk af van de Meden, die we ook kennen uit de Bijbel. Daniël was een fanatieke moslim… totdat zijn ogen open gingen voor de werkelijkheid. Hij spreekt vanuit bittere ervaringen, maar de God van de Bijbel heelde al zijn wonden. Vandaag is hij een prediker van het Evangelie van de Here Jezus Christus. Eén van de boeken die hij schreef (niet vertaald) heet: ‘Het verschil is de Zoon’. Daniël vertelt:


“Het Westen kan en wil zich er niet bewust van worden hoe het leven in moslimlanden is. Ik kan dat niet begrijpen. Men sluit bewust de ogen voor de islam en de wereldwijde dreiging ervan. Het is een volstrekt onverdraagzame religie en met lange en diepe sporen van bloed. Ik ben geboren in zo’n land. Uit onderzoek weet ik dat mijn eigen voorouders óf christelijk, óf joods zijn geweest. Je komt veel Joodse namen tegen in mijn geslachtsregister. Maar de islam heeft heel veel Joden en christenen omgebracht in het verleden. Tientallen miljoenen. Maar de moslims hebben nog meer moslims omgebracht, vaak onder gruwelijke omstandigheden, vanaf de zevende eeuw tot nu toe.
Er is in moslimlanden, vooral ook in Iran, grote druk op christenen om moslim te worden. Er vinden voortdurend diepe vernederingen van christenen plaats en ze moeten een speciale belasting betalen om nog te mogen leven: de dhimmi. Het komt voor dat een vader van een christelijk gezin wordt opgepakt, zijn vrouw en kinderen staan er omheen, er een zwaard op zijn nek wordt gelegd nadat hij op de grond moest knielen met het hoofd naar beneden. Hij moet dan Allah vragen om nog een jaar aan zijn leven toe te voegen. De vernederingen moeten zijn vrouw en kinderen helemaal mee beleven.

Mijn ouders waren moslim, maar niet fanatiek. Mijn vader had twee vrouwen. Ik was door hem voorbestemd om de koran te bestuderen, zodat ik eruit kon voorlezen. Op 9-jarige leeftijd was ik al erg beroemd. Ik werd overal gevraagd uit de koran te lezen, bij begrafenissen, bruiloften en tal van andere gelegenheden. Ik werd bejubeld, niet om wat ik las, want niemand verstaat het Arabisch van de koran, maar om mijn stem en mijn techniek van het zingend lezen. Ik las voortdurend ook de teksten waarin Joden en christenen worden uitgemaakt voor beesten, honden en varkens. De woorden ‘Jood’ en ‘christen’ zijn scheldwoorden in de Iraanse cultuur.

Na mijn universitaire studie economie ging ik in het leger. Maar de ayatollah Khomeini riep ons op om uit het leger van de sjah weg te lopen. Dat deed ik en velen met mij. De sjah werd verjaagd en Khomeini kwam glorieus vanuit Parijs aan in Teheran (1979). Ik hoorde bij zijn revolutionaire leger, de Hezbollah, die iedereen nu kent van Libanon. Bij de sjiieten is iedere moslim Hezbollah (koran, sura 5:57). Als officier leidde ik een militaire school waar jonge mannen werden opgeleid in o.a. terreuracties. Khomeini was aan de macht gekomen met beloften van vrijheid voor iedereen en met een aanspreekbaar economisch en sociaal programma voor Iran.
Ik geloofde daar ook in. Het rijke land was arm geworden onder de sjah en daarom kwam de Khomeini-revolutie. Die begon onder de professoren en de studenten. Na een jaar zag ik dat dit allemaal leugens waren; Khomeini werd een fanatieke onderdrukker. Ik richtte een nieuwe politieke partij op, die wel zou doen wat werd beloofd: vrijheid en welvaart voor iedereen. Maar ik kwam weldra in de gevangenis terecht. De regeringsleider, Bani Sadr, moest wegvluchten en alle macht kwam bij de wrede ayatollah en de mulla’s.

Ik ben maandenlang onvoorstelbaar gemarteld. Ik kreeg geen advocaat tijdens de rechtzittingen en werd binnen een kwartier ter dood veroordeeld door de scherprechters. Dat was een hele opluchting voor me. Want de dood was de bevrijder uit de gruwelijke martelingen; ik kon het niet langer dragen. Het ging ze alleen om het martelen, ze hoefden niets van me te horen. Ze wisten alles, want ik had nooit iets stiekem gedaan. Mijn medegevangene en vriend werd zijn oor afgesneden, we werden regelmatig gegeseld, mijn nagels werden er een voor een uitgetrokken. De meest gruwelijke dingen vonden daar plaats, ook met vrouwelijke gevangenen. Die werden als seksslavinnen bestempeld, omdat ze tegen het bewind waren. Ze konden daarom geen goede moslimvrouwen zijn. Ze werden misbruikt, ongekend grof en gewelddadig, totdat ze stierven. Immers, de koran spreekt over ‘erger dan de beesten, honden en varkens, zijn zij die Allah ongehoorzaam zijn’. Ik heb drie maanden in de dodencel gewacht op mijn executie, een stinkende toiletruimte van twee bij twee meter.

Omdat ik heel bekend ben in Iran en door velen wordt gerespecteerd, hebben vrienden, die zich in hoge kringen bevinden een geheime actie ondernomen om mij te bevrijden. Ik moest direct het land uit, maar werd bij de grens ontdekt en opgepakt. Dat was in 1985. Ze hebben getracht me te vermoorden. Ik leefde voortdurend in angst.
In 1988 deed ik een nieuwe poging om het land uit te komen en werd opnieuw aan de grens herkend en gepakt. Ik heb daar 2,5 dag gewacht na eerst zeer grof te zijn ondervraagd. De commandant kwam terug, ineens heel vriendelijk en zei me dat ik kon gaan. Hij had kennelijk met hoge figuren in Teheran gebeld, die mij hielpen weg te komen. Ik heb het gehaald: Turkije. Eindelijk vrij! Ik belde direct mijn vrouw. In Ankara meldde ik me bij de Amerikaanse ambassade. Ze waren heel argwanend. Ik kon immers een terrorist zijn. Die waren er veel in Ankara: leden van de Iraanse geheime dienst, die tegenstanders van het Khomeini-regime vermoordden. Omdat dit een zeer gevaarlijke plaats voor me was, ben ik uitgeweken naar Istanbul.

In de nacht droomde ik over Jezus. Ik zag Hem, maar Hij zei niets. Ik had inmiddels een Iraanse zakenman leren kennen, die ook was gevlucht. Hij werd geholpen door een evangelische kerk in Istanbul, hoewel hij moslim was. Ik had hem al mijn geld toevertrouwd, dat ik onder mijn kleren had meegedragen. Op een dag is hij er vandoor gegaan. Men zei dat hij naar Duitsland was vertrokken, maar hij was onvindbaar. Mijn geld was verdwenen, zo’n vijfentwintigduizend dollar. Ik had niets meer, geen werk, geen papieren, geen geld. Ik was opgelicht, bedrogen en berooid achtergelaten. Om hem te vinden ging ik naar die kerk. Wellicht wisten zij meer. Ik kon niets bewijzen. Ik had alleen mijn verhaal. Dat was mijn eerste ontmoeting met christenen.
Die zondag ging ik voor het eerst naar een christelijke kerk. Ik kreeg ik wel een grote schok: ze maakten daar muziek! Muziek in de moskee is ondenkbaar. De leiding van de kerk zegde mij hulp toe de man te vinden in Duitsland. Ze waren buitengewoon vriendelijk voor me. Maar ik was bang. Ik was heel erg bekend in Iran en was bang dat ik verraden zou worden. Die kerk ligt in een orthodoxe moslimwijk. Ik durfde er niet zomaar naartoe te gaan. Later droomde ik weer. ‘Er was een hevige aardbeving. Huizen stortten overal in en mensen schreeuwden van angst. Ik was alleen in het huis van mijn vader. Jezus zei: “Kom nu uit je vaders huis.” En ik kwam naar buiten. Op dat moment stortte het huis is.’ De zondag daarop was ik in de kerk en de preek ging over het huis van de Vader, het huis op de Rots. Mijn droom was die preek! Ik was geschokt en verward. Ik sprak er met niemand over. Na afloop vroeg ik bij de boekentafel welk boek ik het beste zou kunnen lezen. De jongeman gaf mij het Nieuwe Testament in mijn eigen taal. Ik las over een persoonlijke God, over liefde, over Jezus Christus.
Ik begon te studeren in de Bijbel. Ik had filosofie gestudeerd en daarom was Johannes 1:1-4 als muziek in mijn oren. Romeinen 5 opende mijn ogen. Hoe anders dan de koran en dan Allah! Maar ik zat met veel problemen. Hoe kon Jezus de Zoon van God zijn? Ik haatte de Joden, maar ik las hier zo veel anders over de Joden! Toen Romeinen 5:12 tot mij doordrong, stierf Allah in mijn hart: Allah is niet de God van de Bijbel. Ik had niets meer over. Mijn godsbeeld was weg, mijn beeld van de mens was weg, geen gezin, geen geld… niets. Maar gaandeweg ging mijn hart open voor de onvoorwaardelijk liefde van God, getoond in Jezus. Na drie maanden kon ik bidden: ‘Here, U bent waarlijk de God van mijn leven’. Ik ben toen gedoopt!

Mijn vrouw is later gekomen en was onthutst dat ik christen was. Ik was altijd gewelddadig tegen haar geweest, maar dat had ze liever dan dat ik christen zou zijn. Ik was bang haar te verliezen. Later ontmoette ze Jezus, ook in een droom, die overeenkwam met een deel uit Jesaja 40. Toen ze de droom vertelde heb ik haar dat gedeelte gelezen. Ze was diep geraakt door de Bijbel. Die morgen gaf ze haar leven aan de Here Jezus. Jezus leeft!”

Feike ter Velde