De Bergrede (4)

Henk Schouten • 82 - 2006/07 • Uitgave: 3
De Farizeeën waren erg gespitst op de dingen die ze aten en dronken en de kleding die ze droegen. Iets dat voor een wettische jood natuurlijk samenhangt met de spijswetten, met rein en onrein en met de draad die geweven werd door het kleed, waarin de verbondenheid met God en de hemel werd uitgedrukt. Petrus krijgt een bijzonder visioen, het tafellaken uit de hemel met daarop allerlei rein en onrein gedierte door elkaar heen. Op die manier moet Petrus leren dat de Heer wil dat het evangelie niet binnen de grenzen van het volk blijft, maar aan alle volken gebracht moet worden. Dan komen de gezanten van Cornelius, het evangelie gaat door!

Zorgen?!
De Here Jezus wijst in de bergrede op de leliën van het veld, zonder schijnbaar enige inspanning zijn ze mooier gekleed dan Salomo. Daaruit leert de Heer ons dat we ons geen zorgen moeten maken over eten, drinken of kleding. Zo doen de heidenen, die deze dingen juist zoeken. Het is een demonstratie van gebrek aan vertrouwen op God.
We moeten ons wel bezighouden met de dingen van het koninkrijk, maar we hoeven niet bezorgd te zijn over dingen die sowieso buiten onze mogelijkheden liggen. Dat is zinloos. De dingen van deze wereld loslaten en volkomen op God vertrouwen, dat is het advies van Jezus. Maak je geen zorgen voor de dag van morgen.
Ik heb het in mijn werk regelmatig meegemaakt en soms scheert die houding ook langs je eigen bestaan. Je wordt in beslag genomen door zorg, onzekerheid. Dan zijn je gedachten van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat gebonden
aan zorg. Die tijd overdag is dan nog te kort en ’s nachts zet het piekeren zich door. Hoe afmattend is dat allemaal en het voegt niets toe.
Wie zijn zorg, welke vorm die ook heeft, bij Jezus leert brengen, zal vrijheid ervaren. Die vrijheid maakt je sterk in geloof en vertrouwen. We herkennen hier in Jezus een geweldige leraar, die ons met grote pastorale invoelendheid bemoedigt.

Hoeveel splinters gaan er in een balk?
Wanneer Jezus verder gaat en wijst op het onderscheid dat er is tussen kinderen van het koninkrijk en de kinderen van deze wereld, dan horen we de Heer ook zeggen: “Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt; want met het oordeel, waarmede gij oordeelt, zult gij geoordeeld worden” (Mat. 7:1,2). De Farizeeën, die het al zo druk hadden met het letten op wat ze wel of niet aten en hoe ze zich kleedden, hadden ook een reputatie in het (be/ver)oordelen van anderen. Mensen die niet zo strikt in de leer en praxis waren als zij werden hard en niet zelden harteloos geoordeeld. Hier leren we de wijze lessen van de balk en de splinter. Hoeveel splinters zitten er in een balk? Het gaat hier om mensen die nauwkeurig het feilen van anderen weten de benoemen, maar zo weinig tot niet bereid zijn hun eigen gangen te toetsen aan dezelfde normen en waarden, die ze wel op anderen leggen. Wanneer we menen anderen te moeten corrigeren, laten we dan onszelf langs dezelfde meetlat leggen.
We moeten belijden dat niet alleen Farizeeën aan de verkeerde kant van de lijn staan. Hoe dikwijls sluipt het moment van oordeel over anderen in ons eigen hart en leven? Ook dat heeft te maken met staan en leven in vrijheid. Wie zelf de vrijheid en genade heeft leren kennen zal ‘genadiger’ naar anderen kijken en vrijer met anderen omgaan. Wie anderen wil corrigeren, zal eerst zelf gecorrigeerd moeten worden. Hier komt het opmerkelijke woord van Jezus achteraan. “Geeft het heilige niet aan de honden en werpt uw paarlen niet voor de zwijnen” (Mat. 7:6).

Bidden en ontvangen?!
Een ander, natuurlijk heel belangrijk, aspect van het geestelijk leven, vinden we in ons gebedsleven. De Heer noemt ook dat. Hij heeft het hier niet over tijden en vormen, maar over verhoring van gebed. De Farizeeën baden te midden van publiek met veel omhaal van woorden.
Ze verhieven zich boven anderen, zij wilden gezien en gehoord worden. Hun plek te midden van mensen was voor hen een belangrijker punt dan hun plek voor Gods aangezicht. Opmerkelijk is dat Jezus ontzettend positief is over de gebedsverhoring. “Bidt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en u zal opengedaan worden” (Mat. 7:7). Om dit te illustreren geeft de Heer het voorbeeld van een zoon die zijn vader om iets vraagt en het ontvangt. We moeten dit niet te optimistisch duiden.
Het betekent niet dat we alles waar we de Here God om vragen ook werkelijk ontvangen. U kunt in een enorme kramp komen, omdat de werkelijkheid vaak zo anders is en we niet krijgen waar we om vragen. Bid ik niet goed, is mijn geloof niet sterk genoeg? Allerlei kan ons dan gaan verontrusten, zelfs onze geloofszekerheid kan er door aangevochten worden. Dat gebeurt vooral wanneer anderen zo stellig weten dat deze belofte van de Heer één op één geldt en dan ook nog een spectaculair verhaal van ‘verhoring’ aan toevoegen.
Ik geloof niet dat de Heer het zo bedoelde. Hij bad zelf een indringend gebed. De hof van Gethsemané is de plaats. We lezen in Hebreeën dat de Heer verhoord werd, toch werd het lijden Hem niet onthouden en stierf Hij de verschrikkelijke kruisdood. Terwijl Hij juist vroeg hiervan gevrijwaard te mogen blijven.
Het criterium in onze gebeden moet altijd zijn: Uw wil geschiede. Natuurlijk doorvorsen we niet altijd de wil van de Here God. Dat hoeft ook niet, Zijn wegen zijn hoger dan die van ons, Zijn wegen zijn wijzer en genadiger. Dat geloven we en daar vertrouwen we op, dat maakt ons vrij en sterk.

Ds. Henk Schouten