De betekenis van het kruis

Joop Schotanus • 79 - 2003/04 • Uitgave: 2
De betekenis van het kruis

Natuurlijke godsdienstigheid (religiositeit en naamchristendom) kan wel maken dat we ons aangetrokken voelen tot de Here Jezus en onder zijn bekoring komen, maar dat kan heel goed uitlopen op verraad (Judas) of verloochening (Petrus). Petrus was onder bekoring van Jezus gekomen, maar daarvoor had hij de hulp van de Geest niet nodig gehad. Dit speelde zich nog helemaal af op het menselijk vlak. Het was een uitwendig volgen. Onder de indruk raken, is nog niet hetzelfde als onder beslag (heerschappij) komen. Natuurlijke vroomheid (religiositeit) kan wel maken dat we gecharmeerd zijn van de Here Jezus en ons tot Hem aangetrokken voelen, maar maakt ons nog geen discipelen. Bij het uitwendig volgen, stond Petrus niet onder leiding van de Heilige Geest.

De levensles
Pas bij de ontmoeting met de Here Jezus na de opstanding, komt Petrus tot een liefdevol inwendig volgen, waardoor hij de schapen zal kunnen weiden. Waardoor hij iets voor de Here kan betekenen. Niet meer de Here verloochenen, maar zichzelf verloochenen. Zolang we niet overtuigd zijn van onze eigen onbekwaamheid, zal de Here God alles willen doen om ons daartoe te brengen. Waar het eigen-ik nog rechten laat gelden, zullen we de invloed van de Geest moeten missen. Het is een voortdurend in de dood brengen van eigen aanspraken en rechten. Dit is een soort innerlijk martelaarschap. Dat betekent: ontdekken wat nog van onszelf is en zodra we ons dat bewust worden, zullen we daarvan vrij moeten worden om ruimte te laten voor het werk van de Geest. De Here zal ons leiden en oefenen door onze teleurstellingen en onze gekwetstheden. Als al onze wensen en verlangens door de dood heengaan dan is dat een voortdurende zuivering van ons leven. Pas daar waar we ons zelfbeschikkingsrecht volkomen opgeven, zal de Heilige Geest de ruimte krijgen om de leiding over te nemen. De beste leidraad voor ons leven is: "Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was".

De gezindheid van Christus
Van nature eist de mens het recht op om over zichzelf te beschikken. We proberen onszelf op te werken tot een bepaald niveau. Onze voornaamste zorg heeft heel vaak te maken met uiterlijke zaken. Ons aanzien, onze status in de maatschappij. We proberen ons zoveel mogelijk onafhankelijk op te stellen. Ik wil m'n eigen baas zijn. Zelfhandhaving staat bij ons van nature voorop! Als we werkelijk ernst willen maken met de oproep tot de gezindheid van Christus, zullen we ons willen richten op het leven van de Here Jezus. De gezindheid van de Here Jezus was een levensinstelling van absolute afhankelijkheid. Hij deed alleen dat wat de Vader Hem gaf te doen. Hij sprak alleen dat wat Hij van de Vader mocht ontvangen om door te geven. Bij alles wat er gebeurde, wist Hij zich volkomen in de wil van de Vader. De Here Jezus heeft door het opgeven van Zijn zelfbeschikkingsrecht alles terug gewonnen wat we door Adam en Eva kwijtgeraakt zijn. Het leven van Jezus is het absolute tegenbeeld van de weg die Adam en Eva zijn gegaan. Wat we in hen verloren hebben, kunnen we slechts langs de weg van de vereenzelviging met de absolute overgave van de Here Jezus terug ontvangen. Alleen langs de éénwording met het Kruis van Christus (het opgeven van het zelfbeschikkingsrecht) kunnen we de kracht van God in ons sterfelijk vlees leren kennen.

De tweesprong
Misschien brengt de oproep tot volkomen overgave ons wel op de tweesprong van ons leven. Daar waar we al maar toegegeven hebben aan de natuurlijke neigingen van zelfhandhaving gaan we nu beseffen dat er een radicale keuze moet plaatsvinden. Misschien hebben we tot nu toe ons leven gezien als een soort optelsom van wat goede en slechte daden. Voor die slechte daden kon je vergeving vragen en wat de rest betreft zou de Here God misschien nog wel een beetje blij met ons zijn. Als we ons bewust worden van de ernst van de oproep tot het opgeven van ons zelfbeschikkingsrecht dan gaan we er totaal anders tegen aan kijken. De rijke jongeling dacht ook dat hij het er nog niet zo slecht had afgebracht in z'n leven. Misschien zijn we wel heel nette burgers buiten de gezindheid van Christus om. Toch zijn we nog niet los gekomen van onszelf en hebben we nog geen afstand genomen van het recht op onszelf. Misschien nog helemaal vast geroest in eigen meningen en ideeën. Er moet radicaal iets veranderen om überhaupt de oproep te horen. De oproep tot de gezindheid van Christus moet weerklank vinden in ons hart. Daarvoor moeten we soms eerst vastlopen in ons leven. Zelfs vastlopen in veel onverhoorde gebeden.

Roemen in het kruis
Hoe is onze gezindheid van nature? Het is de gezindheid van de zonde! Bij zonde denken we meestal eerst aan allerlei verkeerde dingen doen, maar het wezenlijke van de zonde is niet verkeerde dingen doen. Het kunnen ogenschijnlijk zelfs wel heel goede dingen lijken. We komen op voor onze rechten. We staan op ons gelijk. We maken aanspraak op beloning. We werken met het oog op verdienste. We spannen ons daarvoor in. We sloven ons daarvoor uit. We leven onder dwang van verplichtingen. De kern van de zonde is dus niet het doen van het verkeerde, maar het over jezelf te zeggen willen hebben. Dat was dus ook de zonde van het eerste mensenpaar. Het zich onafhankelijk opstellen van de Here God. Ze wilden het recht om over zichzelf te beschikken. Het verzoeningswerk van de Here Jezus aan het kruis zet juist daar een radicale streep door. Er is geen enkele ruimte meer over om ons op onszelf te beroemen. Als we de werkelijke betekenis van het kruis kennen en ervaren, dan komen we op het nulpunt van ons leven terecht. We kunnen ons alleen nog maar beroemen in wat Christus voor ons aan het kruis heeft gedaan.

De crisis
Door de crisis heen leren we het geheim van een waarlijk geestelijk leven verstaan. Zolang we dat niet echt kennen, is er een geestelijke leegte, die we met van alles en nog wat proberen te vullen. Dan houden we de regie van ons eigen leven nog in handen. Dan blijven we over onszelf beschikken. God laat zich niet vermoeien door te kijken naar al die verkeerde dingen die wij doen. Hij heeft geen belangstelling voor onze tekortkomingen. De manier waarop wij al maar over onze eigen tekortkomingen spreken, is een belediging voor de Schepper. Klagen over eigen "arme zondaar zijn" is godslastering. Het mag in de oren van de mensen klinken als nederigheid als wij onze voortdurende tekortkomingen belijden, maar het is de omgekeerde wereld. Tekortkomingen zou betekenen dat we het voor een deel er nog goed van afbrengen, maar voor een ander deel nog niet. Terwijl God ons in Zijn Woord verlost, geheiligd en gerechtvaardigd verklaart, zeggen wij tegen Hem, dat Hij zich vergist. Here het is onmogelijk, want er zijn nog zoveel tekortkomingen in mijn doen en denken. In dat geval moeten we tot de zuivere belijdenis komen: "Here vergeef me dat ik in m'n hele lange godsdienstige leven U zo tegenspreek. Dat ik van mezelf het tegenovergestelde beweer dan wat U er van zegt. Dat ik het heft in eigen handen houd en dat ik mezelf inspan om tot heiliging te komen, in plaats van U de ruimte te geven om het in mij te laten gebeuren en te erkennen dat U het voor mij tot werkelijkheid maakt. Here, ik wil me volkomen op U verlaten. Weest U alles in alles". Dit is ware ootmoed! Zo kan het leven van een christen van onschatbare waarde worden voor God.

Joop Schotanus