De Bijbelse profetie verduisterd…

Feike ter Velde • 83 - 2007 • Uitgave: 9/10
De Bijbelse profetie verduisterd…
de vraag is: wie zit daar achter?


De beroemde Franse wijsgeer Blaise Pascal (1623-1662) heeft gezegd: “Er is genoeg licht voor hen die willen zien.” Dat was een wijze uitspraak, die tot op vandaag opgaat. De heilige Schrift – de Bijbel – staat vol van duidelijke uitspraken, waardoor men, Schrift met Schrift vergelijkend, een heldere lijn ziet als het gaat om het Joods-christelijke wereldbeeld. Wie dat mist, mist veel, heel veel! Hoe komt dat toch?


Blaise Pascal was een diep gelovig mens, die een levende relatie met God kende en getuigde van diepe Godservaringen. In zijn boekje met aantekeningen, waarin hij het christelijk geloof verdedigt tegenover dwalenden in de kerk en in de wereld, dat na zijn dood onder de titel Pensées – Gedachten – werd gepubliceerd, schrijft hij over die Godservaringen. Tot diep in de nacht werd hij overweldigd door iets als ‘vuur’. Hij schrijft de indrukken en gevoelens als flarden op: “God van Abraham, God van Isaäk, God van Jacob, niet van de filosofen en van de geleerden… Zekerheid, zekerheid! Besef, vreugde, vrede. God van Christus, God van Christus. Deum meum et deum vestrum – Mijn God en uw God… vergeten de wereld en alles, behalve God. Men vindt Hem alleen via de wegen die in het Evangelie geleerd worden. Vreugde, vreugde, vreugde, tranen van vreugde.
Dit is het eeuwige leven: dat ze U, de enige ware God, en Christus, die Gij gezonden hebt, erkennen! Jezus Christus, Jezus Christus. Totale en zoete verzaking. Volledige onderwerping aan Christus, aan mijn geestelijke Leidsman.”
(Penseés nr. 913).

Ik heb het altijd een indrukwekkend getuigenis gevonden. Deze zelfde geleerde Pascal, die niet alleen filosoof was, maar ook een groot wiskundige, spreekt over de aankondiging van Christus in het Oude Testament: “Christus is voorspeld, met een verwijzing naar de tijd en de toestand van de wereld… en het vierde rijk! Wat een geluk dat we in zo’n duisternis dit licht hebben” (Pensées nr. 317).
Dat ‘vierde rijk’ waarnaar Pascal verwijst is het vierde wereldrijk in de profetie van Daniël – het Romeinse wereldrijk. (Dan. 2 en 7). Hoewel de vervulling in de eindtijd, waarin wij zo duidelijk leven, toen nog niet werd gezien, is begrijpelijk. De kerk leefde sterk in de gedachte dat met de komst van de Heilige Geest op de Pinksterdag, het koninkrijk Gods op aarde een feit was geworden. Die gedachte heeft helaas te lang in de kerk bestaan en is er de oorzaak van geworden, dat er steeds meer dwalingen kwamen ten aanzien van de uitleg van het Profetisch Woord. Dat kunnen we Pascal niet aanrekenen. Dat kunnen we niemand aanrekenen. De uitleg van de Schrift is ook en vooral een zaak van de Heilige Geest, die werkt in de kerk en die dingen aan de orde stelt als ‘spijze ter rechter tijd’. Voor vandaag geldt de uitspraak daarom des te meer: “Er is genoeg licht voor hen die willen zien.”

In het zoeken naar nieuwe wegen voor het Evangelie kwam men in de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw uit bij de Bevrijdingstheologie. De gedachte bestond nog steeds dat het Koninkrijk van God vanuit de kerk zichtbaar moest worden gemaakt. Na twee wereldoorlogen was Europa moe en terneergeslagen, ook wat de grote idealen van de Bijbel betreft. Waar waren de idealen van het Koninkrijk gebleven? De wereld was verscheurd, platgebombardeerd, de Joden massaal vermoord. Wie kon er nog geloven na Auschwitz? Er moest iets nieuws komen, een nieuw élan, een nieuwe waarheid. Immers, met de komst van Christus was het Koninkrijk Gods toch gekomen? Kerk en theologie zetten zich in, met een grote mate van opdringerigheid en zelfverzekerdheid in neomarxistische zin. We hoorden in de prediking dat we als kerk mee moesten doen aan de revolutionaire krachten, die met Marx en Ché Guevara waren opgeroepen. Meegesleept door onbijbelse opvattingen over het komende Koninkrijk, kwam men tot slogans als ‘Gods Rijk in opmars.’ Overal in Amerika en Europa kon men deze revolutionaire predikers hun dwalingen horen verkondigen. Niet de redding van de zondaar, maar de opmars van het Godsrijk in deze wereld, dáár ging het om. Het geloof in het Vrederijk – hier en nu – in tegenstelling tot wat de Bijbel leert: het koninkrijk komt met de Koning! Men leefde sterk in een ‘chiliastisch messianisme’, waarbij de moderne politieke messiassen als metaforen van de ware Messias werden gepresenteerd. Het was niet de ware prediking, deze ‘actuele of eigentijdse prediking’, zoals men het noemde, maar een directe afbraak van de kerk, van het Bijbelse geloof en van de Bijbel zelf. Het kon dan ook niet uitblijven: de kerken stroomden leeg.

Er was in die jaren weinig profetisch weerwoord tegen deze holle klanken. In plaats van te luisteren naar de profeten, die over de tijd van het einde spreken en over de wereld, zoals die dán zijn zal, vluchtten sommigen in de orthodoxie, anderen in hoogkerkelijke of juist laagkerkelijke surrogaten van de rechte verkondiging. De armoede in de kerk had onvoorstelbare dimensies aangenomen. Daarom moet de kerk terugkeren naar het Woord. De prediker moet een geroepen prediker zijn, die verkondigt naar de mening van de Geest en met betoon van geest en kracht. Niet een stichtende welsprekendheid, niet een zalvend, bijna vrouwelijk lief en laf paaien van het gehoor op zondagmorgen, met opvattingen die meer gevonden worden op de straat, op de televisie en in de kroeg dan in de heilige Schrift. We zijn betoverd en vervreemd geraakt van de macht van de Bijbelse prediking. Hoe ver staat dat af van apostelen en profeten! De geest van de tijd heeft zo vaak de kansel bestormd en die bezet. Halve waarheden of hele leugens mogen vandaag straffeloos worden verkondigd. Normloosheid op het gebied van huwelijk en seksualiteit worden niet eens meer opgemerkt. Sterker nog: zij worden geroemd!

De prediking dient te zijn met volmacht, vol van de kracht Gods, die zijn Woord hanteert als een tweesnijdend scherp zwaard. In de ernst ook van het komende gericht, van de wederkomende Christus, van het komende Godsrijk. In de volmacht van de Heilige Geest moet klinken van de kansel: “Zo zegt de Here!” Er zijn te veel donkere wolken aan de horizon van de wereld dan dat we zouden slapen en sluimeren. De Heilige Geest stelt het profetisch Woord aan de orde in het midden van de Kerk. Voorgangers en geestelijke leiders behoren zieners te zijn, die zien met de ogen van de Geest wat zich in deze wereld voltrekt. De wereldwijde opmars van de Islam, de voortgaande wetteloosheid en diepe verdorvenheid van onze westerse democratieën, een verderf dat ons dagelijks via de media wordt gepresenteerd. De verdere verslechtering van de situatie in het Rusland van Vladimir Poetin, die nu ook al dreigt met een nieuw soort atoomraketten en zo bezig is aan het heroveren van een belangrijke plaats in de grote wereldpolitiek. Vooral ook zijn rol in het Midden-Oosten, met daarin Israël als belangrijkste factor. Iran, met de opmars naar atoomtechnologie. Dan ook de snel groeiende rol van landen als China en India in de wereldeconomie: de koningen van de Opgang der zon (Op. 16:12). De wereld wordt meer en meer een kokende pot van allerlei machten, geesten en krachten, overeenkomstig de boodschap van de profeten.

In dat duistere geheel werpt de Schrift goddelijk licht, zodat we kunnen zien en onderscheiden. Dáárin ligt de taak van de prediker op zondagmorgen. Zijn ambt is gedevalueerd in deze tijd, omdat het profetische kracht ontbeert. Natuurlijk de - weinige? - goede niet te na gesproken. De profetie maakt de Bijbel relevant voor mens en samenleving. Niet voor niets heeft de Heiland zelf ons geleerd te letten op de tekenen der tijden. Zij zeggen ons hoe laat het is op de klok van God. Dr. W. Aalders stelde destijds de vraag: “Heeft de universitaire studie de aanstaande dienaren des Woords niet vaak een bijziendheid ten opzichte van de Bijbel bijgebracht?” Hoe komt het ánders dat er een geest onder ons is, die predikers kennelijk belet(!) de profetie te duiden, de tijd te onderkennen en Gods Woord te verkondigen met betoon van geest en kracht? Wie zou daar achter zitten?

Feike ter Velde