De bizarre Palestijnse werkelijkheid - Het verhaal van Itamar Marcus

Feike ter Velde • 85 - 2009 • Uitgave: 23
De bizarre Palestijnse werkelijkheid
Het verhaal van Itamar Marcus

De haat jegens Israël komt het beste tot uiting in de Palestijnse schoolboekjes. Het is bijna ongelofelijk wat scholen, op bevel van de Palestijnse leiders, aan de kinderen moeten onderwijzen. Vanaf drie of vier jaar oud wordt de haat erin gestampt. Hieronder volgt een aantal recente voorbeelden, die voor zichzelf spreken. Nochtans streven actiegroepen, ook in ons land, naar de boycot van Israëls economie. Daarvan hieronder reactie.
Desondanks verklaart een Palestijnse journaliste, Nasreen Abdel Nabi, dat verreweg de meeste Palestijnen het liefst zouden leven onder Israëlisch bestuur… om tenminste hun leven zeker zijn.


Op 22 september 2009 zond de Palestijnse televisie in Oost-Jeruzalem en op de Westbank (Judea en Samaria) in een kinderprogramma het volgende, in scene gezette, gesprek uit:
Nassur: “Er zal geen Jood of Zionist meer zijn, als Allah het wil. Zij zullen zijn uitgeroeid.”
Saraa: “Ze zullen zijn afgeslacht!”
Nassur: “En zoals we de Ka’aba in Mekka kunnen bezoeken kan dan iedereen ook vrij Jeruzalem bezoeken.”
Dan komt een zevenjarige jongetje aan de telefoon die vertelt dat zijn vader lid was van de Hamas Al-Qassam Brigade en stierf als ‘shahid’ - martelaar.
Nassur tot het kind: “Wat wil je gaan doen met de Joden die je vader hebben doodgeschoten?”
Het jongetje: “Ik wil ze doden!”
Saraa: “We willen ze verdrijven uit ons land!”
Nassur: “We willen ze afslachten, zodat ze uit ons land verdreven zullen zijn, nietwaar?”
Saraa: “Ja, zo is ’t. We zullen alle middelen daarvoor gebruiken.”
Nassur: “En als ze niet vreedzaam wensen weg te gaan, dan moeten we het doen door ze af te slachten.”

Itamar Marcus kwam als Joodse jongen van twintig jaar voor het eerst in Israël. Geboren en opgegroeid in New York was hij zich bewust van zijn Joodse wortels en van zijn verbondenheid met het land Israël. Maar toen hij voor het eerst voet zette op de bodem van het heilige land wist hij: dit is mijn vaderland!
Toen hij vijfendertig jaar was, heeft hij zich definitief in Israël gevestigd. Hij woont in Judea in het dorpje Efrat, vlakbij Bethlehem. Marcus was aangesteld door de regering van Israël om de vredesbesprekingen met de Palestijnse leiders bij te wonen en de Israëlische regeringsleiders op de hoogte te brengen en te houden van wat zich ideologisch en politiek afspeelt onder de Palestijnen.
Hij sprak in de parlementen van de grote vrije landen als Amerika, Canada, het Verenigd Koninkrijk, Australië, Japan, Zuid-Korea, enz.

“Ik heb in mijn geboorteland Amerika geleerd wat het is om in vrijheid en vrede op te groeien, je eigen keuzes te kunnen maken, te kunnen studeren en een werk te zoeken waarvoor je bent opgeleid. Maar door de Bijbel wist ik toch dat Israël mijn echte vaderland zou zijn. Ik wist: Ik moet terug… naar mijn land! Die drang in mij werd sterker dan alle andere wensen en ambities die ik kende.
Wonend in Israël kwam ik tot de ontdekking dat de werkelijkheid van de Palestijnse, de Arabische, de islamitische vijandschap tegen mijn land en mijn volk vele malen groter was dan ik had begrepen uit de media in het vrije Westen. Daarom heb ik in 1996 een organisatie opgericht die zich speciaal toelegt op het onderzoeken van de wortels van die islamitische vijandschap en hoe dat vooral aan kinderen, via het onderwijs, wordt geleerd. Nou, dan schrik je hoor, als je dat leest en ziet. Niet alleen in de schoolboeken, maar ook op de televisie, in spelletjes voor de kinderen, in kruiswoordpuzzels, muziek en videoclips. De hele dag door worden Palestijnse kinderen en tieners op school en thuis geïndoctrineerd met een dodelijke haat jegens mijn volk.
Mijn taak is om dat aan de wereld te laten zien. Regeringen en politieke leiders moeten weten hoe moeilijk het ligt om met deze ‘vijand’ tot een redelijk vredesoplossing te komen. Ook met Westers geld gesubsidieerde scholen hebben hun lesprogramma volgepropt met de anti-Joodse propaganda. Midden dit jaar leidde onze voorlichting hierover voor het Zweedse parlement tot een oproep van een parlementslid, Agneta Berliner, tot het stopzetten van deze afschuwelijk propaganda. En dat is erg zinvol omdat Zweden veel van het Palestijnse onderwijs subsidieert.

De twee politieke groeperingen van de Palestijnen, Fatah en Hamas, indoctrineren de bevolking met dit vergif en controleren scholen, verenigingen en organisaties of ze zich wel voldoende inzetten voor dit soort ‘voorlichting’ van ‘de overheid’. De Palestijnse televisie zendt voortdurend ‘getuigenissen’ uit van jonge Palestijnen die zichzelf in Israël hebben opgeblazen en shahid, martelaar, zijn geworden. Een moeder verklaart dat haar hele gezin nu beroemd is geworden. Mijn andere zoons kent men als de broers van de shahid en ik ben zelf de moeder van de shahid, verklaart ze kort na de gewelddadige dood van haar vijftienjarige zoon.
Er is ook een Palestijns toneelstuk uitgezonden, waarin over de Holocaust wordt gesproken. Niet over het ombrengen van de zes miljoen Joden in Europa, want dat ontkent de islam. Het gaat in het toneelstuk over de Palestijnen die door de Joden worden omgebracht en in gasovens worden verbrand. Alles wordt op het toneel uitgebeeld, zodat men zich in Auschwitz waant, maar alles is gestolen en omgezet in de anti-joodse propaganda. Het doel is: aanzetten tot haat van de Palestijnse jeugd.
Voorlichting hierover in de hele wereld is daarom van groot belang. De documentatie die we inmiddels hebben opgebouwd is enorm. De beelden van televisie spreken boekdelen. Het moet allemaal leiden tot het motiveren van de jihad, de heilige oorlog tegen Israël en het Joodse volk. Er zijn beelden van de Palestijnse trainingskampen voor kinderen vanaf vier jaar. Ze krijgen wapens om mee te ‘spelen’, d.w.z. om Joden om te brengen. De tieners worden harder getraind en horen wat ze te wachten staat aan lusten in het paradijs als ze zouden omkomen in de strijd tegen Israël.”

Ondanks dit alles denkt de gemiddelde Palestijn nog steeds anders, maar durft dat nauwelijks hardop te zeggen. De Palestijnse journaliste Nisreen Abdel Nabi zegt het wel hardop, zo meldde onlangs het tijdschrift Israel Today:
‘Het Palestijnse volk is bang voor zijn eigen leiding, maar niet voor Israël. Steeds meer Palestijnen verlangen terug naar het Israëlische bestuur in de bezette gebieden. Ik ken veel Palestijnen die onder Israëlisch bestuur zouden willen leven en zelfs een baan zouden wensen in het Israëlische leger of bij de politie. De meeste inwoners van Oost-Jeruzalem zijn tegen een tweedeling van de stad, omdat ze bang zijn voor een Palestijns bestuur. Ze durven niet te demonstreren omdat ze bang zijn voor Abu Mazen, de leider van Al Fatah… Praten over de verdeling van Jeruzalem is alleen maar politieke agitatie… Aboe Mazen is bij voorbeeld in Ramallah gehaat. Het volk haat zijn regering…
Wij storen ons niet aan de Joodse nederzettingen en pioniers. Integendeel, wij kunnen met de meesten van hen goed overweg. Bovendien verdienen veel Palestijnen hun inkomen in deze nederzettingen. Een bouwstop in de nederzettingen zal ook de Palestijnen treffen. Geloof me, veel Palestijnen op de Westbank verlangen terug naar het Israëlische militaire bestuur. Dat ging veel respectvoller met ons om dan de Palestijnse politie. Niet de Israëlische agenten en soldaten van destijds, maar de Palestijnse politieagenten van nu zijn een verschrikking… De haatpropaganda tegen Israël en tegen de Joden begint op de Palestijnse scholen in Oost-Jeruzalem en op de Westbank. In het bijzonder op de scholen in Oost-Jeruzalem, die voor een deel zelfs door de Israëlische regering worden gefinancierd. Palestijnse kinderen worden overspoeld met haat tegen hun Joodse buren. Palestijnen veranderen pas houding tegenover Joden en Israëli’s als ze hen persoonlijk leren kennen. Dan merken ze dat ze geen duivels zijn.’

Tot zover deze moedige Palestijnse journaliste.

Tot zover de bizarre werkelijkheid, zoals die ook in ons land is waar te nemen in persberichten, tv-uitzendingen en demonstratieve bijeenkomsten. Laten we blijven bidden voor Israël!

Feike ter Velde