De boeddhistische jihad

drs. M. Dieperink • 79 - 2003/04 • Uitgave: 6/7
De boeddhistische jihad

Mevrouw drs. Martie Dieperink kreeg een dreigbrief van ene Lodewijk (Misschien kent iemand deze man. Ik zou hem graag ontmoeten – ftv), student geschiedenis en zijn vriendin, Marita. Hij las haar artikel over feiten en achtergronden van het Boeddhisme en noemt dat "gemene leugens die u daarin uitbraakt". Volgens hem "zijn het de christenen, die geweld gebruiken" en "hebben de boeddhisten diep respect voor het leven". Na zeer kwalijke scheldwoorden die ik hier liever weglaat, volgt dan: "Griezelige dogmaticus. Je bent het leven niet waard. Ik ga hier werk van maken. Deze smerige insinuaties mogen niet ongestraft blijven". Mevrouw Dieperink schreef een antwoord aan Lodewijk.


De bewering van Lodewijk en Marita dat boeddhisten geweldloos zijn, is in zekere zin waar. Boeddha heeft geen geweld gebruikt. Maar het Tibetaanse boeddhisme dat de Dalai Lama vertegenwoordigt, is anders. In Tibet is het oorspronkelijke boeddhisme verbonden met de oude Tibetaanse geestenwereld vol goden en demonen. De beschermgodin van de Dalai Lama en heel Tibet is Palden Lhamo, een verschrikkelijke vrouwelijke godheid. Volgens de boeddhistische overlevering heeft deze godheid haar eigen zoon eigenhandig vermoord, omdat hij het boeddhistische geloof niet wilde aannemen. Palden Lhamo rijdt door een bloedig meer om iedere vijand van het boeddhisme te vernietigen.

Ook de Tibetaanse religieuze teksten, zoals bv. de Kalachakra Tantra (KT) uit de 10e eeuw, waarin deze XIVe Dalai Lama velen inwijdt, zijn niet altijd vreedzaam. Alexander Berzin, die door de Dalai Lama is aangewezen als exegeet van de KT, stelt vast dat veel mensen denken dat het boeddhisme een religie van vrede is en geen heilige oorlog kent. Maar, zo zegt hij, een nauwkeurig onderzoek van de KT laat zien dat hier wel degelijk sprake is van een heilige oorlog (www.berzinarchives.com). Verder verklaart hij dat er opmerkelijke overeenkomsten zijn tussen de voorstellingen van de mythische Shamballa-oorlog in de KT en de Islamitische jihad. Ter verdediging voert hij aan dat het hier vooral om een geestelijke strijd zou gaan tegen lagere krachten in ons zelf, zoals in de Islam ook gebeurt. Alles wat niet-boeddhistisch is, wordt dan door hem met kwaad geassocieerd. Wij kennen als christen ook de goede strijd en de wapens van onze veldtocht zijn niet vleselijk maar geestelijk, zoals Paulus zegt. Met Lodewijk kunnen we het betreuren dat tegen dit principe in de loop der kerkgeschiedenis gezondigd is. Maar de tekst van de KT zelf wijst op een reële oorlog, want het gaat niet om onpersoonlijke krachten maar om mensen. Zo lezen we dat Adam, Henoch, Abraham, Mozes, Jezus, de persoon in het witte gewaad (Mani), Mohammed en Mathani tot de familie van de demonische slangen behoren (I, 154). De KT roept op tot een wereldwijde oorlog tussen de Islamitische en niet-Islamitische wereld, waarin de aanhangers van Mohammed als de hoofdtegenstanders van de boeddhisten worden aangeduid. Pagina’s lang en met enthousiasme voor details worden in de KT verder de moorddadige superwapens beschreven waarover het boeddhistische Shamballa-leger beschikt en die het tegen de "vijanden van de leer" inzet (I, 128-142).

Deze Shamballa-mythe heeft reeds tot agressie geleid. In de oorlog tussen Witrussen, bolsjewieken en Mongolen werd aan het begin van de 20e eeuw de mythe van Shamballa verbonden met voorstellingen van een herleving van de Djengis Khan. De Mongolen zagen zichzelf als "Shamballa-soldaten". Hun militaire activiteiten waren bloeddorstig.
De Japanse sekteleider Shoko Asahara, boeddhist, vereerder van Hitler en vriend van de Dalai Lama, heeft op 20 maart 1995 de wereld opgeschrikt door een gifgasaanslag in de metro van Tokio, waarbij meerdere doden en 5500 gewonden vielen. Zijn inspiratiebron was naar zijn zeggen de Tibetaanse Shamballa-mythe! Asahara was de eerste sekteleider die mensen die niets met zijn eigen organisatie te maken hadden, vermoordde en daarmee de weg bereidde voor het religieus gemotiveerde internationale terrorisme.

Volgens Alexander Berzin moet de oorlog met compassie gevoerd worden. Maar deze compassie rechtvaardigt intussen het doden van mensen. De Dalai Lama schrijft in zijn boek Kalachakra Tantra (Berlin 2002), dat een Kalachakra-inwijdeling onder bepaalde omstandigheden, bijvoorbeeld wanneer de leer schade wordt toegebracht, uit compassie mensen mag doden (p. 364). Met dezelfde argumentatie verpletterde Padmasambhava, die het boeddhisme naar Tibet bracht, de schedel van een klein kind, omdat hij zou hebben voorzien dat deze in een toekomstig leven veel mensen schade zou toebrengen, zo vertelt de legende. Ook de gifgasgoeroe Asahara beriep zich op dit gebod van medegevoel, toen hij de eenjarige zoon van de rechter die hem juridisch vervolgde, met een gifspuit liet vermoorden.
We kunnen tenslotte niet altijd vertrouwen op de uitleg van de lama’s zelf. Want volgens de Dalai Lama is het geoorloofd over bepaalde leerinhouden, als het te pas komt, onwaarheden te vertellen (id. p. 365). Zo kan een oorlogszuchtige tekst tot een "gebed voor wereldvrede" worden omgeturnd.

drs. Martie Dieperink