De brief van de blijdschap (6)

ds. J.H. Velema • 78 - 2002/03 • Uitgave: 4
Hemelburgers (Fil. 3:15 - 4:5)

In dit gedeelte van deze brief treft het ons weer hoe praktisch, pastoraal en geestelijk Paulus schrijft, de werkelijkheid van het gemeentelijk leven kennend. Hij weet wat er te koop is. Hij doet een appèl op de gemeente om zich met alle kracht toe te leggen op de wedloop, die gelopen moet worden. Schouder aan schouder moet men staan en zo één gelid vormen. Met grote klem dringt hij aan op een christelijke levenswandel. Met apostolisch gezag wijst hij op zichzelf en op anderen. Dat is geen hoogmoed. Zelf is hij ook een volgeling van de Meester en daarom mag hij anderen opwekken ook zo te wandelen. Het blijft belangrijk, ook vandaag, dat er inspirerende identificatiefiguren zijn. Er wordt naar voorgangers gekeken, alle democratisering ten spijt. Paulus signaleert dat er veel dwaalgeesten zijn, die anders wandelen. Het zijn vijanden van Christus' kruis op weg naar het eeuwig verderf. Ze maken van de buik hun god - hedonisten; de genotscultuur is 'in'. Hun eer stellen zij in hun schande - seksuele perversiteiten.

Er is niets nieuws onder de zon. Ze zijn aards georiënteerd, horizontaal ingesteld - het gaat om een leefbare wereld! Maar christenen leven verticaal. Hun wandel - letterlijk: hun politeuma, burgerschap, is in de hemel. Het beeld moet de geadresseerden aangesproken hebben, Filippi was een Romeinse kolonie. Het burgerschap van vele inwoners lag in Rome. Christenen zijn hier kolonisten, geen emigranten. De laatsten assimileren en passen zich aan hun nieuwe land aan. Kolonisten blijven zelfstandig. Dat burgerschap impliceert: bestuur, rechtspraak, taal, gewoonten, feesten. Dat is de positie van de christen in deze wereld, ook al is hij burger in een bepaald land. Het hemelse burgerschap is bepalend en richtinggevend voor het aardse. Hier ligt het motief voor de christelijke politiek. Het oriëntatiepunt blijft de hemel. De hemel is mijn vaderland. Zoals men in Filippi vaak uitzag naar de komst van de keizer uit Rome -'verlosser' liet hij zich noemen - zo zien hemelburgers met reikhalzend verlangen uit naar de komst van hun Verlosser, de Kurios, Jezus Christus. Dat zal de totale verlossing betekenen. Ook ons lichaam zal daarin delen. Het lichaam is geen bijzaak, geen wegwerpenvelop, alsof het om de ziel als brief gaat. Het is wel vernederd - gebreken, ziekten, handicaps, dementie (zie de verpleeghuizen) - maar het wordt aan Christus' verheerlijkt lichaam gelijkvormig dankzij de energie van Christus' opstanding. Wat een dag zal dat wezen. Christenen zijn Maranatha-christenen. Welk een uitzicht, Bruidsgemeente!

In het begin van hoofdstuk 4 trekt hij de conclusie. Bijzonder hartelijk schrijft de apostel. Twee keer het woord geliefden; zeer gewenste broeders naar wie zijn verlangen uitgaat. Hij noemt de gemeente: 'zijn blijdschap en kroon'. Ze geeft hem nu vreugde en straks is ze zijn kroon, kransbeeld van de eervolle zege, die hem ten deel zal vallen.

Hij vermaant de gemeente om te volharden in de Here - in verbondenheid met en gehoorzaamheid aan Hem. De wenkende toekomst is waard om te volharden. De vermaning spitst zich toe op twee vrouwen, Euodia en Syntyche - beiden medewerksters van Paulus in dienst van het Evangelie. Toch staan deze vrouwen tegenover elkaar. Kwestie van karakterstructuren? De twist trekt blijkbaar een diep spoor. Een onbekende broeder wordt opgewekt om te bemiddelen. De gemeente is nog niet volmaakt - we merken het telkens weer in allerlei verbanden.

Niettemin verblijdt u in de Here - tot twee keer toe dit grondwoord van deze brief. Kun je altijd blij zijn? Het gaat om blijdschap in de Here. Hij blijft altijd over. Daarom: 'als droevig zijnde, doch altijd blijde'. Zo zullen hemelburgers door hun vriendelijkheid en tegemoetkomendheid positief bekend staan.

Dan klinkt plotseling de uitroep: de Here is nabij. Dubbele betekenis? Hij is nabij om te helpen en Hïj komt er aan op de wolken. Wat een Heiland en daarom altijd blij!

ds. J.H. Velema