De derde dag van Jona

Henk Schouten • 84 - 2008 • Uitgave: 6
De derde dag van Jona

Jona is een opmerkelijke profeet. Wat hem ontbeert is bewogenheid voor zielen. Dat is wat je direct opvalt aan het begin van zijn boekje. Jona wordt door God geroepen tot een taak in de wereld. ‘Het woord des HEREN kwam tot Jona, de zoon van Amittai: Maak u op, ga naar Ninevé, de grote stad, en predik tegen haar, want haar boosheid is opgestegen voor mijn aangezicht’ (Jona 1:1,2).
Het direct daarop aansluitende vers laat ons dan een onverwachte reactie zien: ‘Maar Jona maakte zich op om te vluchten naar Tarsis, weg van het aangezicht des HEREN.’ Zo’n reactie verwacht je niet en verbijstert.

Hoe kan het zijn dat een profeet geen bewogenheid heeft voor zielen? Zou niet iedere geroepene juist gekenmerkt moeten worden door zorg, aandacht en bewogenheid voor medemensen. Er zijn zoveel mensen die in een geestelijke noodtoestand verkeren, omdat ze de Here niet kennen en geen besef hebben van het dreigend en eeuwig oordeel. Ik vrees dat er nog maar weinig profeten zijn, mannen door God geroepen en gehoorzaam aan die roepstem om de medemens in nood aan te spreken. Die medemens is zich misschien helemaal niet bewust van zijn omstandigheden. Ik stel me voor dat de bewoners van Ninevé ook geen idee hadden van het dreigend oordeel. Dat werd anders toen hen gezegd werd hoe ze er in Gods oog voor stonden. Onze wereld heeft ook van die aanzeggers nodig.

Vluchten kan niet meer
Er is nog een punt dat opvalt en dat hangt natuurlijk samen met het eerste. Jona neemt de benen. Hij vlucht weg van het aangezicht van de Here God. Dat houdt verband met elkaar. Wie een andere weg gaat dan de weg die de Here wil dat we gaan, zal ook van het aangezicht van de Here willen wegvluchten. Je kunt niet én ongehoorzaam zijn aan God én voor Gods aangezicht verschijnen. Dat verdraagt elkaar niet. We kennen dat ook in onze omgang met elkaar. Soms kunnen of durven mensen ons niet onder ogen te komen, omdat er iets fundamenteel scheef zit. Zo kon Jona God niet onder ogen komen en dan blijft er niets anders over dan te vluchten. Vluchten voor God is echter onbegonnen werk. De Psalmist wist het zo duidelijk te omschrijven: ‘Waarheen zou ik gaan voor uw Geest, waarheen vlieden voor uw aangezicht? Steeg ik ten hemel; Gij zijt daar. Of maakte ik het dodenrijk tot mijn sponde; Gij zijt er; nam ik vleugelen van de dageraad, ging ik wonen aan het uiterste der zee, ook daar zou uw hand mij geleiden, uw rechterhand mij vastgrijpen. Zeide ik: Duisternis moge mij overvallen, dan is de nacht een licht om mij heen; zelfs de duisternis verbergt niet voor U, maar de nacht licht als de dag, de duisternis is als het licht’ (Ps. 139: 7-12). Ook Jona loopt tegen zijn eigen grenzen en Gods onbegrensdheid aan.

Voorlopig ziet Jona nog niet dat het hem niet lukken zal, niemand kan voor God weglopen. Tijdens de boottocht naar Tarsis wordt schrijnend duidelijk hoe hopeloos het voor Jona is. Hij wordt uiteindelijk overboord gezet, Jona wordt letterlijk opgeofferd, opdat de andere opvarenden bewaard zullen blijven. Jona moest diep door het stof voordat de mannen hem in de zee wierpen. Hij moest belijden dat hij de oorzaak van hun ramspoed was. Dat is ook al iets om over na te denken. Zou het kunnen zijn dat wij de aanleiding vormen tot ramspoed van anderen? Zou het kunnen zijn dat door onze, al dan niet bewuste, nalatigheid anderen in nood komen, moeten we soms niet een offer brengen wat tot redding van anderen zijn kan?
Ik vind het altijd verbazingwekkend, wanneer ik het boekje Jona lees. Het zijn heel veel geestelijke lessen. En ja, ook de letterlijke tekst is waar, ik geloof in die vis.

Jona en Israël
Een heel belangrijke les is volgens mij deze: Zouden we Jona niet met Gods volk, met Israël, moeten vergelijken? Boven trokken we wat lijnen van Jona naar onszelf, maar waarom niet naar Israël gekeken? Heeft God Zijn volk niet geroepen om koninklijk en priesterlijk te zijn te midden van de andere volkeren? Is Israël niet bedoeld als Gods profeet? Moet Israël niet de genadevolle boodschap van Gods liefde uitdragen? Heeft Israël zich niet dikwijls hooghartig opgesteld? Zij waren de uitverkorenen, zij waren Gods volk, zij waren beter dan de andere volkeren en de andere volken waren zo bezien hun vijanden. In plaats daarvan, een zegen te zijn voor de volkeren, liet Israël na haar, door God bedoelde, rol te midden van de wereldbevolking in te nemen. Met Israël gebeurde zo ongeveer wat ook met Jona gebeurde. Israël werd aan de rand van de afgrond gebracht. Om Israël was steeds discussie en Israël werd bijna verzwolgen door de volkerenzee. Israël verbleef ongeveer 2000 jaar temidden van de volkeren. Maar na 2000 jaar herleefde Israël en kwam uit de crematoria van de nazi’s, op één dag werd ze geboren 14 mei 1948, nu zestig jaar geleden.

Maar dan zijn we er nog niet, Israël is er nog niet. Jona kreeg een herhaalde opdracht, een nieuwe kans om voor Gods aangezicht een profeet te zijn in Ninevé. Natuurlijk moet ik denken aan de fabelachtige toekomst die voor Israël komen zal. Die zal er alleen komen wanneer Israël zich zal verootmoedigen voor de Here God. Er zijn duidelijke signalen dat de kentering komen gaat. Na 2000 jaar duisternis leeft Israël aan de vooravond van die derde dag, dat derde 1000-tal van jaren. Dat zal heil brengen voor het volk en heil voor de wereld.
Ik weet het zeker, Jezus zal spoedig komen, voor Zijn volk, maar ook voor u.

Ds. Henk Schouten