De dodelijke planning van Al-Qaida

Emerson Vermaat • 81 - 2005/06 • Uitgave: 3
De dodelijke planning van Al-Qaida

De aanslagen van 11 september 2001 werden lang van tevoren gepland. Al in augustus 1997 reisde een in Spanje woonachtige Syriër, genaamd Abrash Galyoun, naar de Verenigde Staten om doelwitten voor aanslagen op videobanden vast te leggen. In New York maakte hij gedetailleerde video-opnamen van de Twin Towers. Galyoun was lid van een door Syrische migranten gedomineerde Al-Qaidacel in Spanje. Op 9 januari 1997 reisde een zekere Mohammed Bahaiah (‘Abu Khalid’) naar Spanje. Op het vliegveld werd hij opgehaald door Eddin Barakat Yarkas, leider van het Spaanse Al-Qaidanetwerk. Vervolgens reisde hij naar Castillon de la Plana waar hij de bandopnamen die Galyoun in New York en op andere locaties gemaakt had, ophaalde. Een maand later leverde Bahaia de videocassettes af bij Osama bin Laden in Afghanistan. Bahaia was, zo bleek later, diens speciale koerier en reisde voortdurend tussen Europa en Afghanistan heen en weer.

Drie Arabische studenten uit Hamburg, Mohammed Atta, Marwan Al-Shehhi en Ziad Jarrah reisden in november/december 1999 naar Afghanistan, waar ze van bin Laden opdracht kregen om een pilotenopleiding te volgen en zich beschikbaar te houden voor het ‘martelaarschap’ (=sterven in de heilige oorlog tegen de ongelovigen). De Egyptenaar Mohammed Atta - nog maar net in Hamburg afgestudeerd in Stadsplanning - werd door bin Laden eind 1999 aangewezen als de leider van een team van de vier zelfmoordpiloten, dat op 11 september 2001 verantwoordelijk zou zijn voor de dood van 3000 mensen. Een vriend van Mohammed Atta in Hamburg omschreef hem als iemand die sympathiseerde met het gedachtegoed van de nazi’s. Het jodendom zag Atta als een gevaarlijk monster dat de fi nanciële wereld en de media beheerst. Het centrum van het ‘wereldjodendom’ bevond zich in New York, en daarom moest daar het World Trade Center worden verwoest. Een andere vriend, de Marokkaan Mounir Al-Motassadeq, keurde de massamoord op de Joden door de nazi’s goed en zei: ‘De Joden (zullen) verbranden en wij zullen op hun graven dansen.’

Soortgelijke uitspraken zijn er in Nederland te horen en te lezen. Leden van het terreurnetwerk ‘De Hofstadgroep’ en ook een aantal Marokkaanse jongeren hebben gepleit voor de vernietiging van de Joden. In een chatlog verklaarde een van hen bijvoorbeeld: ‘Er zijn veel joden die hier macht hebben. Ik ga uitzoeken wie het zijn en ik ga ze slachten.’ Ook wordt in deze kring met grote bewondering over ‘sjeik Osama bin Laden’ gesproken. In de woning van Samir Azzouz, een prominent lid van de Hofstadgroep’ die afgelopen februari en maart voor de rechter verscheen, werd op een videoband de volgende tekst gevonden: ‘Wij houden zoveel van Osama bin Laden dat hij in onze ziel zit.’ Nu worden in Europa jongeren gerekruteerd voor de heilige oorlog. Wat hier speelt is het werk van demonische krachten. Het gaat om een vorm van bezetenheid, in blinde haat vervallen deze jongeren tot razernij.

Toen Mohammed Atta het WTC binnenvloog, handelde hij als een soort robot die uitvoerde wat zijn meesters hem opgedroegen. Hij was geïnstrueerd om kort voor en op het moment dat hij tallozen de dood injoeg, te roepen: ‘Allahu akbar!’ ‘God is groot.’ Als voorproefje op de hemel bekeken ze kort voor hun actie nog naar pornofilms, schrijft de Franse islamoloog Gilles Kepel in zijn boek ‘The war for the muslim minds’. Eerder hadden twee van hen in Las Vegas een ‘toplessbar’ bezocht. Al-Qaida had het allemaal toegestaan. ‘Gedraag je zoals westerlingen zich gedragen,’ luidde de instructie.

Dit soort terreur heeft overigens niets met het falen van de westerse samenleving te maken. Ze waren geen slachtoffers van ‘uitbuiting’. Integendeel, ze hadden geld en een goede opleiding. De wereld stond voor ze open, maar ze verkozen het ultieme kwaad.

Emerson Vermaat

Emerson Vermaat, De dodelijke planning van Al-Qaida (Uitgeverij Aspekt, Soesterberg, maart 2005, ISBN 90-5911-231-8)