De geest als onderpand

Joop Schotanus • 78 - 2002/03 • Uitgave: 4
Zoals in het bestaan van Israël de uittocht uit Egypte een markeerpunt is, zo is de uitstorting van de Heilige Geest dat voor de Gemeente
van Christus. Het betekent een radicale ommekeer. Een totaal nieuwe benadering van de Here God tot Zijn wereld. In vele opzichten onvergelijkbaar met wat er vooraf ging. Als in het Oude Testament verwezen wordt naar de almacht van God dan heeft dat betrekking op een aards gebeuren: de uittocht uit Egypte. Als in het Nieuwe Testament verwezen wordt naar de kracht van God, dan is dat een verwijzing naar de opstandingskracht van Christus. Als Israël verwijst naar de standvastigheid van Gods trouw, dan is dat een verwijzing naar het Verbond als onderpand van de beloften. Israël vond haar vastheid in dat verbond. Het was de basis voor de omgang met God. Zoals Israël verwees naar het verbond, zo verwijst de Gemeente naar de uitstorting van de Heilige Geest. In het Pinkstergebeuren ziet de Gemeente de vervulling van de belofte van de Vader. De Gemeente heeft haar grond in een hemels gebeuren. De Heilige Geest is de basis van de omgang met God in deze bedeling van de Gemeente. Op grond van het verzoeningswerk van Christus kan God zich nu aan ons verbinden met een essentieel deel van Zichzelf.

Het ontstaan van de Gemeente
Het is duidelijk vanuit de Schrift, dat de Gemeente van Christus is ontstaan op de Pinksterdag, zoals dat in Handelingen 2 omschreven wordt. Hier wordt de basis gelegd voor de Gemeente, zoals God die bedoeld heeft. Door één Geest zijn wij tot één lichaam gedoopt (1 Cor. 12:13). Lichaam staat zowel voor de lokale als voor de universele Gemeente. Toen de Heilige Geest voor het eerst werd uitgestort was dit in een Joodse context. Het was een spectaculair gebeuren. Men verbaasde zich en was met de zaak verlegen. Ze waren buiten zichzelf van verwondering over wat ze aanschouwden en meemaakten. De Geest is onontbeerlijk voor het bouwen van een geestelijke tempel uit mensen, die zich aan de Geest gewonnen geven.

De relatie met Christus
Want zovele beloften er ook zijn, daarvan is Christus de toegang. De Geest werkt in eerste instantie aan het hart en waar men dan het hart opent voor Christus, daar drukt Hij dan zijn zegel op het hart. Hierdoor kunnen we weten dat we kinderen Gods zijn geworden (Rom. 8:14-16). De Here God geeft daarmee een waarborg van het heil in Christus en neemt alle onzekerheid weg. Zoals het in 1 Cor. 1:22 door Paulus verwoord wordt: "Hij nu, die ons met u bevestigt in de Gezalfde en ons heeft gezalfd, is God, die ook zijn zegel op ons gedrukt en ons de Geest tot onderpand in onze harten gegeven heeft". Verderop brengt hij dit in verband met de waarborg van de overwinning van het leven op de dood (5:5). In Christus zijn wij, toen wij gelovig werden door het woord der waarheid (het evangelie van ons behoud) ook verzegeld met de Geest der belofte, die een onderpand is van onze erfenis (Ef. 1:13,14).

De Evangelieprediking
De uitstorting van de Heilige Geest is een gebeuren dat overeenkomt met wat Joël zegt over de eindtijd, waarin Israël massaal tot bekering zal komen. Dit geeft Petrus de vrijmoedigheid om het heil aan te bieden en het evangelie van de gekruisigde en opgestane Here te verkondigen. Verder wordt duidelijk gemaakt dat Israël als volk als geheel het heil heeft verbeurd door zich tegen de Here Jezus op te stellen. Toen zij deze woorden hoorden werden zij diep in hun hart getroffen en ze zeiden: Wat moeten we doen? De prediking van Paulus is op het individu gericht: "Laat u behouden uit dit verkeerde geslacht".

Eén met Christus
Op de prediking van Petrus volgt bij velen de reactie van het aanvaarden van zijn woorden. Er ontstaat een nieuwe geloofsgemeenschap, die niet vereenzelvigd mag worden met het volk van Israël. Het is geen vervanging of voortzetting van het bestaande volk, maar het heeft een absolute nieuwe eigenheid in Christus. Het is nieuwe wijn in nieuwe zakken. De doop is het teken dat zij zich vereenzelvigen met de Christus die door het volk verworpen is. Als in eerste instantie drie duizend mensen ervoor kiezen te staan aan de kant van de Here Jezus, dan maken ze daarmee duidelijk, dat ze niet meer willen staan aan de kant van hen die Hem verworpen hebben. De prediking van Petrus heeft dan ook niets anders op het oog dan een keuze van voor of tegen de Here Jezus. Zij, die voor Hem kiezer: (en dat laten ze in Handelingen 2 na de oproep van Petrus duidelijk zien in het ondergaan van de doop) ontvangen op die zichtbare geloofskeuze vergeving van zonden en zij worden door de Heilige Geest ingedoopt in het lichaam van Christus, Zijn Gemeente. Die doorslaggevende keuze en dat zichtbaar maken van die keuze in de doop viel toen helemaal samen. Later is dat vaak niet meer het geval. De basis van het geloof is de absolute vereenzelviging met de Here Jezus in Zijn dood en opstanding. Dit is tevens de basis van de nieuwe geloofsgemeenschap die ontstaat, waarvan we verderop in Handelingen 2 lezen, dat zij bleven volharden bij de leer der apostelen en de gemeenschap (uitgebeeld in het breken van het brood) en de gebeden.

Joop Schotanus