De Geest van de Pinksterdag

Feike ter Velde • 80 - 2004/05 • Uitgave: 5
De Geest van de Pinksterdag

Zondag vieren wij het Pinksterfeest. De uitstorting van de Heilige Geest in Jeruzalem. We zijn vandaag veel kwijtgeraakt van dat eerste vuur, dat op de Pinksterdag brandde in de harten van de gelovigen. Het is die volle zegen, die God geeft vanuit de volbrachte taak van de Here Jezus. Die volle zegen is: leven wekkend, krachtig en reinigend, blijmoedig en vredig. Die volle zegen van Pinksteren kan geen enkele christen missen om christen te zijn.


De Geest, die God is, past in ons leven toe wat Jezus heeft gedaan. Hij brengt ons in Zijn dood (Rom. 8:13) en doet ons leven in Zijn opstandingskracht (Rom. 8:11). Mag er in ons een diep verlangen, een dorst naar dat leven komen, zodat het ons een nood wordt. Als het gemis aan die volle zegen in ons leven, in onze Kerk of onze Gemeente tot een echte nood wordt gaan we pas echt bidden om die volle zegen. Zolang we menen dat we alles al hebben, zolang we zelfgenoegzaam zijn, anderen betuttelen en beleren vanuit onze eigen hoogmoedige zelfverzekerdheid zullen we niet ver komen in onze wandel met de levende Heiland. Integendeel. Nee, we hebben opwekking nodig. Dat wil zeggen dat de Geest van de Pinksterdag, onze harde weerstand tegen Hem moet stukbreken, zoals Jakob bij de beek in eigen kracht werd gebroken. Hij liep de rest van zijn leven mank, maar mocht, hoewel mank, wandelen met de Here.

De beroemde dominee Charles Spurgeon (1834-1892) preekte in Londen over opwekking, waaruit ik onlangs het volgende las:

"O geliefde vrienden, wij hebben in onze zielen gevoeld, niet dat wij opwekking kunnen hebben, maar dat wij haar moeten hebben! Wanneer wij denken aan de onberekenbare schade die ons allen toegebracht zal worden indien de Here ons niet bezoekt, ben ik er zeker van dat wij weer tot de Engel moeten naderen en opnieuw worstelen met dit vaste besluit, dat wij Hem niet zullen laten gaan, tenzij Hij ons zegent.

Als wij de zegeningen overdenken die zeker uit Zijn tegenwoordigheid zullen voortvloeien, wat kunnen wij dan bevestigd worden in ons bezorgde verlangen, dat de Here in deze zaak met ons zal wandelen. Och, wat een heilige verlevendiging zal over iedereen van ons komen! Iedere daad zal vol van sterkte zijn, iedere gedachte zal gloeien van ernst, ieder woord zal bekleed zijn met Goddelijke kracht. Laat God opstaan en twijfels en vrezen zullen zich naar hun schuilplaatsen begeven, zoals de vleermuizen zichzelf verbergen bij het aanbreken van de dageraad. Laat de Here u bezoeken, en moeilijkheden die er zo dreigend uitzien als de Alpen, zullen verzinken tot vlakten. Laat Hem opstaan, en al uw vijanden zullen van uw aangezicht vlieden, als rook voor de wind; de hemelen zullen druipen met plasregens van barmhartigheid; en zelfs uw zonden en al de schuld daarvan, zullen daveren zoals de Sinaï daverde voor het aanschijn van de God van Israël. Een kerk met Gods tegenwoordigheid in zich is heilig, gelukkig, verenigd, ernstig, arbeidzaam, succesvol; schoon gelijk de maan voor het aangezicht des Heren, en zuiver als de zon in de ogen der mensen. Zij is schrikkelijk als slagorden met banieren voor haar vijanden.
Indien het God zal behagen met Zijn kerk te zijn, dan zal het goede onze gemeente direct bezoeken. De enorme groei van onze kerk geeft ons de hoop dat de dag zal komen, dat iedere zetel bezet zal zijn door een gelovige, maar dat is nog niet het geval. Nu, laat ons geroep om de tegenwoordigheid van de Meester gehoord worden, en wij zullen spoedig harten van steen veranderd zien. Het ijzer van het Woord zal het ijzer van het noorden en het koper verbreken; de Here Jezus zal overwinnend rijden door die poorten die tegen Hem vergrendeld zijn geweest, en er zal gejuich in de hemel zijn, omdat de Here Zelf de overwinning behaald heeft.
Uitgestrektere zegeningen zullen volgen. Een kerk wordt nooit alleen gezegend. Indien er één kerk zal staan in de kracht van de godsvrucht, zullen andere kerken daar een voorbeeld aan nemen, en voorwaarts gaan tot een betere staat. Wij hebben vele kerken rondom ons, heuvels die God gezegend heeft, maar zij hebben, evenals wijzelf, een neiging om te sluimeren. Laat God Zijn Geest hier uitstorten, en de plasregen zal niet beperkt blijven tot deze velden, maar zal druipen op andere weiden, en die zullen zich van rondom verblijden. Ons getuigenis voor God klinkt door dit land, van het ene einde ervan tot het andere. Onze bediening is niet verborgen onder een korenmaat noch beperkt tot enkelen. Tienduizenden luisteren iedere week naar ons woord, en indien het de Here zal behagen om het te zegenen, dan zal het zijn als een olie, die uitgestort wordt, om de zedelijke atmosfeer te laden met een reuk van Christus de Gekruisigde.
De ene natie kan de kracht Gods niet gevoelen zonder iets van haar zegen aan een andere mee te delen (...) Indien God ons eiland zou zegenen, moet de gehele aarde de kracht daarvan gevoelen. Daarom gevoelen wij ons sterk bemoedigd om te bidden. O mijn broeders, de wereld wordt oud; ’s mensen geloof raakt vermoeid van het lange wachten; de valse profeten beginnen opnieuw te verschijnen en te roepen: ‘Zie, hier’, of: ‘Zie, daar.’ Maar de Here moet komen; dit vertrouwen wij vast. In welke ure wij het niet verwachten, kan Hij verschijnen.
Hoe zouden wij willen dat Hij ons bij Zijn komst vindt? Zouden wij willen dat Hij Zijn dienstknechten slapende vindt? Zijn huisbezorgers Zijn goederen verkwistend? Zijn wijngaardeniers, de wijngaarden verwaarlozende? Zijn soldaten met zwaarden, rustend in hun scheden? Nee! Wij zouden willen dat Hij ons vindt terwijl wij waken, op de wachttoren staan, Zijn schapen weiden, Zijn lammeren hoeden, de nooddruftigen steunen, de vermoeiden troosten, de onderdrukten helpen.
Omgordt dan uw lendenen als mensen die waakzaam wachten op hun Here. Indien mijn woorden de kracht in zich konden hebben, welke ik gevoel dat zij missen, dan zou ik u opwekken, lieve broeders en zusters, om van de machtige God Jakobs te verzoeken, dat wanneer de Zoon des mensen komt, zo Hij elders geen geloof vindt op de aarde, Hij het tenminste in u moge vinden. Dat, indien de ijver in iedere andere plaats uitgeblust zal zijn, Hij tenminste nog één gloeiende kool brandend in uw boezem moge vinden. Hierom hebben wij Zijn tegenwoordigheid nodig, want zonder deze kunnen wij niets doen."

Feike ter Velde
Uit een preek van Charles H. Spurgeon, gehouden op 30 oktober 1864 in de Metropolitan Tabernacle te Newington, Engeland.
Zie: www.revivalsite.nl