De Geest van God

Gieneke van Veen-Vrolijk • 84 - 2008 • Uitgave: 9
De Geest van God

Ik ben met u… met Mijn Geest…” (Hag. 2:5-6)
Pinksteren is het feest van de Geest van God. In het Nieuwe Testament lezen wij over de geschiedenis van de uitstorting van de Heilige Geest Gods. Maar wat wist men in de oudtestamentische tijd over Gods Geest en wat leert het Oude Testament ons hierover? Dat was immers de Bijbel van de eerste christenen.
Het Hebreeuwse woord voor ‘geest’ is ‘rúach’. Taalkundig gezien is dit woord ‘rúach’ erg moeilijk wat betreft oorsprong, grammaticale afleiding, vorming en betekenissen. ‘Rúach’ (uitspraak: roéag) kan vertaald worden met: geest, wind, leven, adem, ruimte. Het woord ‘rúach’/geest/wind houdt verband met de werkwoordsstam rwch = blazen (van wind), ademen en heeft zo ook de betekenis van ‘het ademhalen/blazen’.
Het begrip ‘rúach’/geest, wind komt in het oudtestamentische gebruik in verschillende verbanden en woordcombinaties voor, met genoemde betekenissen van: wind, (menselijke) geest. Maar het gebruik van het begrip ‘rúach’ met betrekking tot de Here God is Bijbels-theologisch bezien het belangrijkste. ‘Rúach’/Geest komt onder meer voor in de uitdrukking ‘rúach JHWH’/de Geest van de HERE en ‘rúach ’elohim’/Geest Gods. Gods Geest heeft alle kenmerken en eigenschappen van Zijn Goddelijkheid. Gods ‘rúach’ is alom aanwezig (Ps. 139:7), alwetend (Jes. 40:13), almachtig. De ‘rúach’/Geest van God is heilig, leert Jesaja’s profetie over Gods verdriet vanwege Zijn onwillige volk (Jes. 63:10,11). Zie ook. Ps. 51:13. Gods Geest is goed en wil ons leiden, zingt de psalmist. “Uw goede ‘rúach’/Geest zal mij leiden in een effen land” (Ps. 143:10). Davids laatste poëtische woorden melden dat ‘rúach JHWH’/de Geest van de HERE door hem heeft gesproken (2Sam. 23:2). Veel Psalmen getuigen hiervan!

Gods Geest en schepping
Al in het begin van de Bijbel lezen we hoe Gods ‘rúach’/Geest werkte in de schepping (Gen. 1:2). In de lofpsalm op Gods heerlijke schepping wordt de scheppende kracht van Gods Geest bezongen: “U zendt Uw ‘rúach’/Geest, zij worden geschapen…” (Ps. 104:30). De mens zelf is maaksel van Gods Geest. ‘De Geest Gods heeft mij gemaakt’ wist Job (Job 33:4); op die levengevende Schepper bleef hij vertrouwen te midden van alle nood en ontreddering: “Ik weet, mijn Verlosser leeft!” (Job 19:25). Ons ten voorbeeld en bemoedigende inspiratie!
Bijzonder is het dat Gods scheppende ‘rúach’/Geest ook werkzaam was bij de schepping van de Gemeente (Hand. 2:1-4). Op het Pinksterfeest werd het huis waar de gelovigen bijeen waren, gevuld met een geweldige windvlaag, “en zij werden allen vervuld met de Heilige Geest…” Wat gebeurde (Hand. 2:14-21) wordt door Petrus uitgelegd als (begin)vervulling van Joëls profetie “…Ik zal Mijn ‘rúach’/Geest uitstorten …” (2:28-29).
Jesaja profeteerde herhaaldelijk over Gods Geest en de Messias. Op Hem rust de Geest van de HERE (Jes. 11:2) en God zegt over Zijn uitverkoren Knecht: “Ik heb Mijn Geest op Hem gegeven” (Jes. 42:1). In Jezus werd vervuld: “De Geest van de Here HERE is op Mij… om blijde boodschap te brengen” (Jes. 61:1; Luc. 4:16-21).

De werking van Gods Geest
Gods Geest bekwaamt. Gods Geest vervult de mens om haar/hem te bekwamen voor een bepaalde taak/functie in Zijn dienst. Zo lezen wij in de exodusgeschiedenis dat de Here bij name Betsaleël (‘in de schaduw Gods’) roept om Hem te dienen met zijn ambachtelijke, artistieke talenten met de vervaardiging van wat nodig is voor de tabernakeldienst en om ook anderen hierin te onderrichten: “En de Geest Gods heeft hem vervuld met wijsheid” (Ex. 35:31). Met dit voorbeeld voor ogen beseffen wij dat onze positie om de Here te dienen is ‘Betsaleël/in Gods schaduw’, door Zijn Geest gevuld om met wijsheid onze gaven en mogelijkheden voor Hem te besteden. Ook Jozua was ‘vol van de Geest van wijsheid’ om Mozes’ opvolger te kunnen zijn (Deut. 34:9; vgl. Num. 27:12-23).
• Gods Geest geeft moed, kracht, gezag. De profeet Micha ondervond dat Gods Geest kracht en moed geeft om voor de Waarheid te strijden tegenover dreigende volksleiders en valse profeten (Micha 3:8). Ook Ezechiël werd door Gods ‘rúach’ opgericht en geïnspireerd en gevuld om als profeet te dienen (Ez. 2:2; 11:5). Leiders als Zerubbabel werd/wordt meegedeeld dat God wordt gediend “…niet door kracht, noch door geweld, maar door Mijn ‘rúach’/Geest, zegt de HERE” (Zach. 4:6). Dit leert ons dat de Here niet in eigen kracht gediend kan worden, maar alleen door de leiding en kracht van Zijn Geest.

Toen de Joodse post-ballingschap gemeente nalatig en mismoedig was geworden ten aanzien van de herbouw van Gods Huis in Jeruzalem, zond de Here de profeet Haggaï om (samen met zijn tijdgenoot Zacharia, vgl. Ezra 5:1) aan te sporen tot Zijn dienst. Allen werden aangesproken - de burgerlijke en geestelijke leiders (Zerubbabel en Jozua) en ‘u al het volk’ - en opgeroepen tot bezinning over de vraag waar ze, gedreven door ontmoediging in Gods werk, mee bezig waren gegaan. Tegenslagen, vijandelijke oppositie en teleurstellingen in de bouw aan Gods Huis hadden de teruggekeerde Joden getroffen, waardoor zij de handen verslapt lieten neerhangen, om zich verder maar aan eigen huis te wijden, gericht op ‘eigen’ bezigheden.
Actueel, herkenbaar, treffend ook in onze situatie, is deze indringende oproep: “…weest sterk… spreekt de HERE en werkt, want Ik ben met U… spreekt de HERE van de legermachten! Met het Woord… en met Mijn Geest staande in jullie midden, vreest niet!” (Haggaï 2:5-6). Wij leren hieruit, mét de ontmoedigde Joden, om ons te laten sterken door de kracht van Gods Geest die bij en in ons is. Zijn verzekering ‘Ik ben met u… met Mijn Geest’ sterkt ook onze handen, om met deze bemoediging te volharden in het werk voor Hem.

Dr. Gieneke van Veen-Vrolijk