De Griekse geest in onze theologie!

ds. H.J. Hegger • 81 - 2005/06 • Uitgave: 24
De Griekse geest in onze theologie!

Het denksysteem van Grieken is ook in ons theologisch redeneren, vooral in Europa, doorgedrongen en leidt tot dwaling en verwarring. Bijbels denken en geloven vanuit de Persoon van Christus wordt ons dan afgenomen. Herman Hegger doceerde op universitair niveau de filosofie van Aristoteles. Een waarschuwing!


Zo heel anders dan het Bijbelse denken was het denken van de Grieken. Het Bijbelse denken gaat uit van een Persoon: de God van het Verbond zoals Hij verschenen is in de Persoon van Jezus Christus. Maar de Grieken wilden juist niet denken vanuit personen. De Griekse wijsgeer Aristoteles wilde zo hoog mogelijk boven de concrete werkelijkheid uitstijgen. Hij vond het beneden de waardigheid van een echte filosoof, als die zich bezig hield met concrete mensen, dus met personen. Hij wilde tot heldere begrippen komen van wat mensen in het algemeen zijn.

De Grieken dachten vanuit begrippen
Aristoteles wilde zelfs uitstijgen boven de algemeenheden zoals: wat is een mens, een dier, een plant enz.? Hij stelde nog algemener de vraag: wat is het schone, het goede, het ware. Hij speculeerde over: wat is ‘zijn’ tegenover ‘niet-zijn’?
Dat trachtte hij te bereiken door de abstractie. Letterlijk betekent dat het aftrekken (Latijn: abstrahere) van alles wat concreet is, zolang tot je enkel ‘de’ mens overhoudt in z’n algemeenheid. Ze beweerden:
Je moet de huid stropen van de concrete mens, hem ontdoen van vlees en bloed, zodat je nauwelijks nog zijn botten overhoudt. Natuurlijk is dat maar beeldspraak, maar die begrippen van ‘de’ mens, ‘het’ dier enz. zijn inderdaad slechts bloedloze schema’s van de bloeiende en soms bloedende werkelijkheid.
Aristoteles geloofde ook niet in God als een Persoon, als iemand die de wereld geschapen heeft. God is voor hem alleen maar de causa finalis, het abstracte einddoel van alles. Letterlijk zegt hij: “God is de onbewogen Beweger van alles naar een ‘Het’ als einddoel.” Dat is dus precies het tegenovergestelde van de God van de Bijbel. Die is zozeer bewogen met ons, zondige mensen, dat Hij Zijn enige Zoon zond om via een verschrikkelijke kruisofferande ons met Hem te verzoenen.
Het is dan ook erg vreemd dat veel christenen deze heiden en atheïst hebben uitgekozen als hun leermeester bij het verklaren van wat de heilige God tot ons wil zeggen in Zijn Woord!

Paulus had te maken met dergelijke filosofieën van de Griekse wijsgeren. Het is dan ook te begrijpen dat hij hun wijsheid met alle beslistheid afwees. Hij noemde ze ‘dwaasheid voor God’. Hij stelde ‘de wijsheid van deze eeuw’ tegenover wat hijzelf verkondigde. “Maar wat wij spreken, als een geheimenis, is de verborgen wijsheid van God, die God reeds van eeuwigheid voorbeschikt heeft tot onze heerlijkheid” (1 Kor. 2:7).

Vervolgens stelt hij niet de vraag: wat is die wijsheid van God, maar wie is die wijsheid? En het antwoord luidt dan: “Maar uit Hem is het dat gij in Christus Jezus zijt, Die ons van God geworden is: wijsheid” (1 Kor. 1:30). Ook in dit vers, zoals overal elders, concentreert hij alles op de Persoon van Christus en pas in de tweede plaats op een ‘het’ over Hem. Jezus is de Wijsheid in Persoon.

De christenen zijn Aristoteles nagevolgd
En dat, terwijl Jezus hen had opgedragen dat ze Hèm moesten navolgen, met name in Zijn manier van denken. Jezus dacht Zelf helemaal niet vanuit begrippen of abstracte leerstelsels. Hij dacht vanuit een Persoon, vanuit Zijn Vader. Slechts enkele teksten. Hij zei dat Hij slechts doet “wat Hij de Vader ziet doen” (Joh. 5:19). “Wat Ik gezien heb bij de Vader, dat spreek Ik” (8:18). “Ik doe niets uit Mijzelf, doch Ik spreek gelijk de Vader Mij geleerd heeft” (8:28). “Ik en de Vader zijn één” (10:30). Dat is wel een heel andere manier van denken dan het denken vanuit abstracte begrippen en leerstellingen!
Hoe is het toch mogelijk geweest dat de christenen regelrecht tegen de uitdrukkelijke waarschuwingen van Paulus zijn ingegaan?! “De Grieken zoeken wijsheid, doch wij prediken een gekruisigde Christus, voor Joden een aanstoot, voor heidenen een dwaasheid” (1 Kor. 1:22,23). Paulus preekte niet een ‘het’, een begrip, een dood dogma, maar Iemand, de Gekruisigde.

Die afdwaling is niet pas eeuwen later binnengeslopen, maar al heel vroeg zijn de christenen steeds meer gestopt met dat denken vanuit de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Ze hebben het denken van de Griekse filosofen overgenomen: het denken vanuit begrippen en heel ingewikkelde leerstelsels. Dat is al begonnen met de zogenaamde Apologeten. Dat waren schrijvers uit de tweede eeuw die zoveel mogelijk heidenen wilden winnen voor het christendom. Terecht dachten ze: maar dan moeten wij ons indenken in hun manier van denken. De meest bekenden onder hen waren Justinus, Tatianus en Athenagoras.
Ze handelden daarmee in overeenstemming met het advies van Paulus: we moeten Jood met de Joden, Griek met de Grieken, alles voor allen zijn om althans sommigen te winnen voor Christus.
Dat deed ook de Goede Herder. Hij redeneerde niet: “De dwalende schapen weten waar ze Mij kunnen vinden.” Nee, Hij ging en gaat ze Zelf opzoeken in de wildernis van hun verworden denken.

Maar... blijkbaar kwamen die Apologeten zozeer onder de indruk van dat fascinerende denken van de machtige Griekse filosofen, dat ze hun manier van denken ongemerkt overnamen.
Dat is een waarschuwing voor de christenen van nu. Zeker, ook nu moeten wij ons inleven in de manier van denken van de mensen die we met het Evangelie willen bereiken. We mogen ons niet in onze kerken als in betonnen bunkers opsluiten. Dan zijn we in strijd met de zendingsopdracht van Christus.

Maar we moeten er dan wel voor waken en we moeten er intens om bidden dat we “onbesmet van de wereld” bewaard worden (Jak. 1:27).

Dat Griekse denken is nog veel dieper in het christelijk denken doorgedrongen, sinds de filosoof Averroës (1126-1198), een moslim (!), de geschriften van Aristoteles uit het Grieks in het Latijn vertaalde, zodat ze toegankelijk werden voor de vele christenfilosofen en theologen die destijds het Grieks niet beheersten. Uit dat denken van Aristoteles ontwikkelde zich in de twaalfde en dertiende eeuw de zogenaamde ‘scholastiek’.
Wel heeft dat verwordingsproces zich niet zonder slag of stoot voltrekken. Vooral de monniken verzetten zich ertegen. Zij getuigden “dat de wijsheid van het Evangelie zich niet leent voor wetenschappelijke constructie,” aldus dr. M.D. Chenu, een Franse R.-k. theoloog.
Bernardus van Clairvaux bijvoorbeeld bestreed heel heftig de zeer invloedrijke Abelardus, een naprater van Aristoteles, die beweerde dat de letterlijke interpretatie van de Bijbel slechts dienstig zou zijn voor de domme massa. De eigenlijke zin van Gods openbaring zou slechts ontsluierd kunnen worden door het rationele denken waarbij Aristoteles zijn leermeester was.

Helaas hebben deze vrome monniken het pleit verloren. En het eerste Vaticaanse Concilie heeft de scholastiek voorgoed een plaats in de R.-k. Kerk gegeven met de uitspraak: “De rede, voorgelicht door het geloof, zoekt ijverig, vroom en sober, als God dat geeft, zo vruchtbaar mogelijk iets te begrijpen van de geheimenissen. De rede verwerft die kennis uit de analogie van datgene wat van nature gekend wordt, alsook uit de onderlinge samenhang van deze geheimenissen” (derde zitting, caput 4).
Ik ben het met die vroegere vrome monniken, met name ook met Bernardus, helemaal eens. Gods geheimenissen zijn zo diep, zo verheven en heilig, dat het een brutale aanmatiging is, wanneer wij menen dat we die met ons rationele denken kunnen bereiken en dat we ze vervolgens kunnen en mogen bewerken met het ontleedmes van onze redeneringen.
Nee! Het enige vermogen waarmee we denkend daarin kunnen doordringen, is ons geloof en dat geloof is een gave van God. En het echte geloof gaat altijd gepaard met liefde (Gal. 5:6). Het gelovig kennen van de heilige God is dan ook altijd een Hem kennen vanuit de liefde die de Heilige Geest in ons hart heeft uitgestort (Rom. 5:5).

De Reformatie was een reactie op dat scholastieke denken, maar helaas niet radicaal genoeg. Ook Luther heeft zich daar niet grondig van kunnen ontdoen. Denk maar aan zijn leer over de ‘consubstantiatie’, een filosofische constructie die je voor je ogen uit de geschriften van Aristoteles ziet stappen.
Zijn latere volgelingen zijn Aristoteles nog dichter van nabij gaan volgen en hebben zich steeds verder van het Sola Scriptura verwijderd. Dat is zelfs gebeurd door de bevindelijke richting, die terecht een reactie was op het zogenaamde voorwerpelijke denken dat de heilszekerheid baseerde op louter begrippelijke constructies zoals het Verbond, de Doop als veronderstelde wedergeboorte, enz.
Maar ook veel bevindelijken zijn weer uitgegleden en hebben een knieval gedaan voor Aristoteles. Hun leerstelsels zitten vol van zijn logica, de regels voor het rationele denken. Eén van hen, Comrie, heeft zelfs het onderscheid van Aristoteles tussen de habitus en de actus volledig een plaats gegeven in zijn denken door te spreken over het geloof als een habitus en een actus!
Ik wil echter ook nog enkele actuele voorbeelden geven van het enkel denken vanuit een ‘het’ over Christus.

Redeneren tot je er dood bij neervalt.
In 2003 hebben enkele duizenden leden van Vrijgemaakte Gereformeerde Kerken (die zich in 1944 hadden afgescheiden van de Gereformeerde Kerken Synodaal), zich vrijgemaakt van die Vrijgemaakte Kerken. Deze dubbel vrijgemaakten zijn een nieuw kerkverband begonnen. Reformanda heet hun kerkblad. Daarin gaf T.L. Bruinius antwoord op de vraag: Mag een vrijgemaakt vrijgemaakte een kerkdienst mee maken bij een slechts één keer vrijgemaakte kerk, of zelfs bij een andere kerk van de gereformeerde gezindte? Hij antwoordt:
Door de vrijgemaakte vrijmaking “heeft de Kerk van de Here een ander adres gekregen. Daarmee zijn erediensten van een ander kerkgenootschap onwettig.” Hij vervolgt: “Als iemand dat moeite kost omdat hij dan onenigheid vreest met zijn naaste familieleden, dan moet hij Lukas 14:26 bedenken.” Daar staat: “Indien iemand tot Mij (en blijkbaar is dat volgens Bruinius hetzelfde als ‘komen tot de Vrijgemaakt Vrijgemaakte Kerk’) komt en niet haat zijn vader en moeder en vrouw en kinderen en broers en zusters, ja zelfs zijn eigen leven, die kan Mijn discipel niet zijn.” Conclusie: Dus alleen de leden van de Vrijgemaakt Vrijgemaakte Kerk zijn discipelen van Christus!

Eén praktische conclusie is nog: In elke plaats is de scriba van de Vrijgemaakt Vrijgemaakte Kerk het adres van de Gemeente van Christus. Als Hij op aarde zou terugkeren, zou Hij gaan aanbellen bij bijvoorbeeld de heer Piet Jansen, Laan van de Zelfverzekerden 11, Lutjebroek.

Een ander voorbeeld uit deze tijd. Op grond van vele syllogismen (sluitende redeneringen – red.) menen sommige bevindelijken precies te kunnen berekenen hoe een bekering, dat verborgen werk van de Heilige Geest, verloopt. Ze hebben dat heel precies uitgekiend: eerst moet dit plaats grijpen, dan dat en daarna dit en dat en dat en dit.
In elk geval is eerst vereist een heel diep zondebesef en het verschijnen voor God in de vierschaar van de consciëntie. Wanneer het de Heere behaagt – och mocht dat nog eens staan te gebeuren! – voltrekt zich vervolgens de wedergeboorte. Die bevat het geloof als een habitus, meestal zonder dat de betrokkene dan meteen al Christus persoonlijk en bewust kent. Pas daarna komt het geloof als een actus.
Ze weten op hun redenerend duimpje (waaruit ze alles gezogen hebben) op te dreunen welke standen de Heilige Geest erop na houdt, hoe die ontstaan en hoelang de weeën kunnen duren wanneer ze van de ene stand overgaan in de andere.
En wee het gebeente van hen die hun denkmaaksels niet kunnen en willen huldigen als een grandioze prestatie! Er is kans dat die ‘ongehoorzamen aan de kerkelijke overheid’ gestraft worden met onthouding van het Heilig Avondmaal!

Nog een ander voorbeeld. Het vijfde gebod luidt “Eert uw vader en uw moeder” (major). Welnu, de kerkenraadsleden van elke plaats zijn voor hun gewone kerkleden wat ouders zijn voor hun kinderen (minor). Dus moeten de kerkleden hun kerkenraad eren en hen gehoorzamen zoals de kinderen hun ouders moeten gehoorzamen (conclusie).
Je kunt daar ook een kettingredenering van maken, bijvoorbeeld: Ouders mogen hun kinderen straffen, als ze ongehoorzaam zijn (major). Welnu, X. die wel de Drie Formulieren onderschrijft, heeft geweigerd het bijzondere leerstuk te erkennen dat daarnaast alhier als onfeilbare waarheid wordt verkondigd (minor).
Dus heeft de kerkenraad het recht om hem te straffen met onthouding van het Heilig Avondmaal (conclusie).

Maar ook in ‘evangelische’ kringen weet men van wanten. In Velp hebben we een ‘Bijbelse Baptisten Gemeente’. In die naam drukt men al uit dat de overige baptisten niet Bijbels zijn. Verder nog een Volle Evangelie Gemeente waarmee men verkondigt dat de andere christenen niet voor vol moeten worden aangezien.

We zien dus dat je met redeneren alle kanten uit kunt die je zelf wilt. Terecht zeggen daarom de Duitsers: Jede Konsequenz führt zum Teufel. Wanneer je consequent door redeneert, kom je tenslotte bij de duivel uit.
Dat zien we dan ook in de praktijk. Doordat het protestantisme Aristoteles en het scholastieke denken op de troon heeft gezet, hebben de kerkleiders zich allerlei macht aangematigd. Ze zijn de eenvoudige oprechte gelovigen gaan knechten, vooral door hen bang te maken voor hel en verdoemenis zodat er van het Evangelie als blijde boodschap van Gods genade nauwelijks nog iets is overgebleven.
Zij zijn het ook die degenen die het met hun redeneringen niet eens zijn, verketteren met als gevolg de vele kerkscheuringen. En intussen lacht de duivel in zijn vuistje omdat zo de Naam van Christus te schande wordt gemaakt.

Dat ook wij, christenen, altijd weer de neiging hebben om op ons rationele denken te vertrouwen, komt omdat dit zo lekker aansluit bij onze zondige begeerte om toch nog iets te betekenen, ook tegenover de almachtige en heilige God.
Wanneer we de Bijbel tot een voorwerp van ons redenerend verstand maken, hebben we het strelende gevoel dat deze openbaring van God vóór ons geworpen ligt en dat wij er dus enigszins over kunnen heersen. We hebben dan het gevoel dat we toch ook nog (een beetje) meetellen en dat we ons niet blind aan Gods openbaring hoeven de onderwerpen. We hebben dan ook iets om mee voor de dag te komen: kijk eens naar dat prachtige al of niet bevindelijke leerstelsel dat ik bedacht heb of althans aanhang!

Herman Hegger