De heerschappij van de hemel
Welaan, laten wij ons een stad bouwen met een toren, waarvan de top tot de hemel reikt, en laten wij ons een naam maken, opdat wij niet over de gehele aarde verstrooid worden
Zo verstrooide de HERE hen vandaar over de gehele aarde, en zij staakten de bouw van de stad. (Gen. 11:4, 8)
Alle mensen van de aarde spraken één taal en omdat ze elkaar zo goed verstonden dachten ze: Laten we met elkaar iets groots gaan bouwen. Achter het bouwen van iets groots zat het verlangen om zelf groot te willen zijn, laten wij ons een naam maken. De toren die tot de hemel moest reiken suggereert toch wel sterk de ambitie om als God te zijn (Gen. 3:5). De HERE God zelf noemde het het begin van hun streven (vers 6). Zie hier de mens die los van God bezig is en geen oog heeft voor het feit dat de HERE alles geschapen heeft tot zijn eer, om zijn naam te verheerlijken. Hij geeft zijn eer aan geen ander en daarom frustreert de HERE de plannen van de mens. Alles wordt door God omgedraaid: Hij zorgt ervoor dat ze elkaars taal niet meer verstaan, dat de bouw van de stad wordt gestaakt en dat ze toch over de aarde verstrooid raken. De verdeeldheid van de volkeren is een oordeel van God, vanwege het goddeloze streven van de mens om zelf god en koning te willen zijn.
In het hoofdstuk dat hierop volgt begint God met iets heel nieuws. Het contrast tussen het elfde en het twaalfde hoofdstuk uit Genesis is groot. De HERE nu zeide tot Abram: Ga uit uw land Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen Toen ging Abram, zoals de HERE tot hem gesproken had (Gen.12:1, 2, 4). Bij Babel bouwen ze zo hard mogelijk aan hun eigen imperium, Abraham wordt geroepen alles wat hij had (hij was een rijk man) achter te laten. Bij Babel zeggen ze laten wij, bij Abraham zegt God Ik zal. Bij Babel worden de hoogmoedigen vernederd en komen hun plannen tot niets, aan Abraham geeft God de belofte dat uit hem een groot volk zal komen. Hier vindt God een man die bereid is Hem te gehoorzamen en door deze man gaat God Zijn naam groot maken op aarde. Hier vinden we weer iets terug van de beginselen van het Koninkrijk van God.
De mens is door de zondeval geconditioneerd om zich te gedragen als de mensen bij Babel, om het leven te organiseren rondom persoonlijke doelen. Met het volk Israël in het Oude Testament gaat het goed wanneer zij erkennen dat God de enige Koning is, het gaat fout zodra de geest van Babel zich meester maakt van hun denken en handelen. Ze waren geroepen om, zoals Abraham, in gehoorzaamheid aan God en afhankelijkheid van God hun weg te gaan. Daarom bijvoorbeeld niet een groot leger, niet een koning zoals de omringende volkeren die hadden, niet een volkstelling (2 Sam. 24), enzovoorts. De roeping van Israël is altijd geweest om anders te zijn dan de volkeren om hen heen.
Evenzo is de gemeente van Jezus Christus geroepen om geheel anders te zijn. Ook kerken en plaatselijke gemeenten kunnen geïnfecteerd raken met de geest van Babel, met het bezig zijn met status en groot worden. En met de gedachte: Als we het nu maar zo doen, deze methode toepassen, zal er dit en dat uit voortvloeien. Het lijkt al snel op het laten wij van de mensen van Babel. In de nadruk die er tegenwoordig wordt gelegd op leiderschap schuilt ook een gevaar. Grote leiders in de Bijbel zijn niet mensen die gelijk heel activistisch te werk gaan, maar dat zijn mensen die, vaak door lijden heen, tot diepe overgave aan God zijn gekomen.
Op de Pinksterdag ontstaat er een gemeenschap van mensen die, in tegenstelling tot wat er bij Babel gebeurde, elkaars taal gaan spreken en verstaan en één worden. Alleen door de kracht van de Heilige Geest gebeurt dit, omdat God gezegd had Ik zal! God zegent hen rijkelijk, ze mogen delen in de zegen van Abraham. Hun belijdenis was voortdurend Jezus is Heer en ze waren gehoorzaam aan de leiding van de Heilige Geest. Ze hielden het oog gericht op de Heer en Zijn heerschappij over hun leven. Dat zicht op de heerschappij van de hemel, dáárin zijn de gelovigen zo radicaal anders dan de wereld en alleen daarin ligt hun kracht.
Oscar Lohuis
Alle mensen van de aarde spraken één taal en omdat ze elkaar zo goed verstonden dachten ze: Laten we met elkaar iets groots gaan bouwen. Achter het bouwen van iets groots zat het verlangen om zelf groot te willen zijn, laten wij ons een naam maken. De toren die tot de hemel moest reiken suggereert toch wel sterk de ambitie om als God te zijn (Gen. 3:5). De HERE God zelf noemde het het begin van hun streven (vers 6). Zie hier de mens die los van God bezig is en geen oog heeft voor het feit dat de HERE alles geschapen heeft tot zijn eer, om zijn naam te verheerlijken. Hij geeft zijn eer aan geen ander en daarom frustreert de HERE de plannen van de mens. Alles wordt door God omgedraaid: Hij zorgt ervoor dat ze elkaars taal niet meer verstaan, dat de bouw van de stad wordt gestaakt en dat ze toch over de aarde verstrooid raken. De verdeeldheid van de volkeren is een oordeel van God, vanwege het goddeloze streven van de mens om zelf god en koning te willen zijn.
In het hoofdstuk dat hierop volgt begint God met iets heel nieuws. Het contrast tussen het elfde en het twaalfde hoofdstuk uit Genesis is groot. De HERE nu zeide tot Abram: Ga uit uw land Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen Toen ging Abram, zoals de HERE tot hem gesproken had (Gen.12:1, 2, 4). Bij Babel bouwen ze zo hard mogelijk aan hun eigen imperium, Abraham wordt geroepen alles wat hij had (hij was een rijk man) achter te laten. Bij Babel zeggen ze laten wij, bij Abraham zegt God Ik zal. Bij Babel worden de hoogmoedigen vernederd en komen hun plannen tot niets, aan Abraham geeft God de belofte dat uit hem een groot volk zal komen. Hier vindt God een man die bereid is Hem te gehoorzamen en door deze man gaat God Zijn naam groot maken op aarde. Hier vinden we weer iets terug van de beginselen van het Koninkrijk van God.
De mens is door de zondeval geconditioneerd om zich te gedragen als de mensen bij Babel, om het leven te organiseren rondom persoonlijke doelen. Met het volk Israël in het Oude Testament gaat het goed wanneer zij erkennen dat God de enige Koning is, het gaat fout zodra de geest van Babel zich meester maakt van hun denken en handelen. Ze waren geroepen om, zoals Abraham, in gehoorzaamheid aan God en afhankelijkheid van God hun weg te gaan. Daarom bijvoorbeeld niet een groot leger, niet een koning zoals de omringende volkeren die hadden, niet een volkstelling (2 Sam. 24), enzovoorts. De roeping van Israël is altijd geweest om anders te zijn dan de volkeren om hen heen.
Evenzo is de gemeente van Jezus Christus geroepen om geheel anders te zijn. Ook kerken en plaatselijke gemeenten kunnen geïnfecteerd raken met de geest van Babel, met het bezig zijn met status en groot worden. En met de gedachte: Als we het nu maar zo doen, deze methode toepassen, zal er dit en dat uit voortvloeien. Het lijkt al snel op het laten wij van de mensen van Babel. In de nadruk die er tegenwoordig wordt gelegd op leiderschap schuilt ook een gevaar. Grote leiders in de Bijbel zijn niet mensen die gelijk heel activistisch te werk gaan, maar dat zijn mensen die, vaak door lijden heen, tot diepe overgave aan God zijn gekomen.
Op de Pinksterdag ontstaat er een gemeenschap van mensen die, in tegenstelling tot wat er bij Babel gebeurde, elkaars taal gaan spreken en verstaan en één worden. Alleen door de kracht van de Heilige Geest gebeurt dit, omdat God gezegd had Ik zal! God zegent hen rijkelijk, ze mogen delen in de zegen van Abraham. Hun belijdenis was voortdurend Jezus is Heer en ze waren gehoorzaam aan de leiding van de Heilige Geest. Ze hielden het oog gericht op de Heer en Zijn heerschappij over hun leven. Dat zicht op de heerschappij van de hemel, dáárin zijn de gelovigen zo radicaal anders dan de wereld en alleen daarin ligt hun kracht.
Oscar Lohuis