De Kerk in de Moslimwereld: houthakkers en waterdragers

Jeno Sebök • 83 - 2007 • Uitgave: 15
De Kerk in de Moslimwereld: houthakkers en waterdragers

Zwaard van de islam
In tien jaar tijd, van 622 tot 632, heeft Mohammed vrijwel het gehele Arabische schiereiland met het zwaard aan zich onderworpen. De verslagen heidense stammen kregen de keus moslim te worden of de dood. De meesten werden dus moslim.
De verslagen Joden en christenen hoefden zich niet te bekeren, maar zij moesten een capitulatieverdrag tekenen, de dhimma. Hierin waren de voorwaarden vastgelegd waaronder de overwonnen stammen mochten blijven leven. Het was een zeer vernederend verdrag, dat de verslagenen degradeerde tot tweederangsburgers in hun eigen land. Maar zij genoten wel de bescherming van Mohammed. Mohammed behield zich evenwel het recht voor om het verdrag te allen tijde nietig te verklaren.
Na de dood van Mohammed zetten zijn opvolgers, de kaliefs, de strijd voort. Binnen honderd jaar werden grote delen van het Midden-Oosten veroverd, waaronder een groot aantal christelijke landen, zoals Egypte en Syrië. Zij moesten zo'n capitulatieverdrag tekenen.
In feite kwam de dhimma neer op een soort apartheidswetgeving. Essentieel was dat de dhimmi (onderworpen Jood of christen) werd vernederd en zich schikte in een minderwaardige positie in de moslimmaatschappij.

Die vernedering werd door iedere bepaling benadrukt. Het begon met de hoofdelijke belasting, de djizia. Een soort beschermgeld, waarmee de dhimmi's als het ware hun recht kochten om in leven te blijven. Moslims hoefden die belasting niet te betalen. De manier waarop de djizia jaarlijks betaald werd, was vaak stuitend vernederend. Zij was gebaseerd op een tekst uit de Koran, waar Mohammed zei: ‘Bestrijdt hen die niet geloven in Allah, onder de Joden en de christenen, totdat zij uit de hand de schatting (djizia) opbrengen, in onderdanigheid’ (Soera 9:29).

Vernedering
De Joodse schrijfster Bat Ye'or citeert een groot aantal documenten waarin wordt voorgeschreven hoe deze regel in verschillende tijden en plaatsen moest worden toegepast. In grote lijnen komt het neer op het volgende: De belastingbetaler moest met z'n geld persoonlijk naar de markt, waar de belastingontvanger (vaak een sjeik of emir) op een soort troon was gezeten. De dhimmi's moesten lange tijd wachten op de smerigste plaats, totdat ze één voor één voor de sjeik werden gesleept. Dan moest de dhimmi het verschuldigde bedrag in de hand van de moslim leggen, maar zo dat zijn hand niet boven die van de moslim uitkwam. De dhimmi moest blijven staan, terwijl de moslim op z'n troon gezeten was. Na het overhandigen van het geld moest de dhimmi voorover buigen, zodat de moslim hem een klap tegen z'n wang of een stomp in z'n nek kon geven, met de woorden: “Betaal de schatting aan Allah, o vijand van Allah, o ongelovige.” Hierna werd de belastingbetaler bruut weggetrokken ‘om hem het gevoel te geven dat hij aan het zwaard ontsnapt is’.

Alle moslims werden uitgenodigd om van dit schouwspel te genieten. Zo werden alle christenen, van hoog tot laag, in het openbaar vernederd. Rijke christenen stuurden vaak een afgezant om de belasting te betalen, maar regelmatig werd dit verboden. Men moest in eigen persoon vernederd worden.

Geen wonder dat in de loop der eeuwen veel christenen overgingen tot de islam. Geleidelijk werden de christenen een minderheid in hun eigen land. Door de vernederende aard van de dhimmi-status lag het voor de hand dat er op christenen werd neergekeken en dat zij zelfs als onrein werden beschouwd.
Overigens werden de bepalingen niet altijd even streng opgevolgd. Het feit alleen al dat er nog steeds eeuwenoude kerken zijn in het Midden-Oosten is hiervan het bewijs. Als de dhimma strikt was toegepast, zouden er na de zevende eeuw geen kerken meer gebouwd zijn en zouden de bestaande kerken tot ruïnes zijn vervallen.
Het gebruik heeft stand gehouden tot omstreeks het midden van de 19e eeuw. Het grootste deel van de moslimwereld viel toen binnen het Turkse (Ottomaanse) rijk. Onder druk van vooral Engeland en Frankrijk werd de dhimma in 1856 in het hele Turkse rijk afgeschaft. In Perzië (Iran), Jemen en Marokko bleef de dhimma tot in de 20e eeuw van kracht. De afschaffing van de dhimma heeft overigens de woede opgewekt van fanatieke moslims, wat resulteerde in pogroms tegen dhimmi's, waarbij honderdduizenden christenen en Joden werden afgeslacht.

Situatie nu
Nu kan men een wet wel afschaffen, maar een gebruik van eeuwen schaf je niet zomaar af. Daar komt bij dat de fundamentalisten luid roepen om herinvoering van de dhimma: “De christenen moeten weer op hun plaats gezet worden en zich neerleggen bij hun historische tweederangs status. Anders moeten ze maar naar het Westen emigreren.” Door al deze propaganda kijken veel moslims nog steeds neer op de christenen in hun midden. En veel christenen emigreren inderdaad naar het westen. Er is een ware exodus gaande.

In vrijwel geen enkel moslimland is het toegestaan dat een moslim christen wordt. Het omgekeerde wordt juist aangemoedigd. Als een moslim christen wordt, moet hij dat meestal geheim houden. In 2004 hebben zes Afghaanse moslims zich laten dopen. Een jaar later waren er vijf van vermoord.

In Pakistan ijveren de fundamentalisten voor herinvoering van de dhimmi-belasting, te betalen door niet-moslims.

Ideologie van de islam
Het dhimmistelsel past goed in de ideologie van de islam, die de wereld verdeelt in twee kampen: een ‘Huis van de islam’ en een ‘Huis van de oorlog’ (Dar al-islam en Dar al-harb). De Dar al-islam is de moslimwereld, waar de moslims niet per se in de meerderheid zijn, maar waar zij wel de macht hebben. Hier behoort de islamitische wetgeving (de sharia) van kracht te zijn. De rest van de wereld is de Dar al-harb en moet nog voor de islam veroverd worden, vandaar de naam ‘Huis van de oorlog’. In de Dar al-islam is de wetgeving er dus op gericht de hele bevolking te islamiseren. Door de niet-moslims te vernederen en de moslims allerlei voordelen te geven, wordt de islam steeds sterker. Het systeem heeft zijn doeltreffendheid duidelijk bewezen.

Overigens hebben de moslims niet alles zelf bedacht. Het systeem grijpt terug op oeroude Arabische stamgebruiken. De islam heeft bovendien veel van zijn gedachtegoed geleend van de Joden en de christenen. Of de eerste moslims op de hoogte waren met het ‘dhimmiverdrag’ dat Jozua tweeduizend jaar eerder met de Gibeonieten sloot, is twijfelachtig, maar vast staat dat de vele Syrische gezagsdragers die overgingen tot de islam, alleen maar de bestaande Byzantijnse (Oost-Romeinse) wetgeving ten aanzien van de Joden hoefden aan te passen. In het Oost-Romeinse rijk was de Grieks-orthodoxe kerk de staatskerk, die alle andere godsdiensten bestreed. De Joden hadden altijd al een bijzondere status in het Romeinse rijk, met aparte rechten en plichten. Onder invloed van de Byzantijnse staatskerk kregen de Joden steeds minder rechten. In 534 werden de rechten en plichten van de Joden vastgelegd in de Wetten van Justinianus. Dit stelsel werd overgenomen en verder uitgewerkt door de moslims, die het toepasten op alle niet-moslims. Zo kreeg de Orthodoxe kerk een koekje van eigen deeg.

Mentaliteit
Twaalf eeuwen dhimmischap hebben diepe sporen getrokken in de mentaliteit van de kerk in de moslimwereld. ‘Overleven’ heeft de zendingsopdracht naar de achtergrond verdrongen. Terwijl met name de Nestoriaanse kerk in het verleden gemeenten gesticht heeft tot in het verre China. Telkens wanneer de kerk zich weer op evangelisatie toelegde, werd dat bloedig afgestraft. Veel christenen beschouwen het dhimmischap als hun natuurlijk lot. Zij verzetten zich er dan ook niet tegen. “In de wereld lijdt gij verdrukking” en “Al wie een godvruchtig leven wil leiden, zal vervolgd worden.” Zozeer als deze Bijbelteksten door de Westerse Kerk worden verwaarloosd, zozeer worden ze door de Koptische kerk gekoesterd.

Jenö Sebök

Het historische gedeelte is grotendeels gebaseerd op het standaardwerk over dit onderwerp door Bat Ye’or:
Le Dhimmi. Het boek is ook in het Engels vertaald en uitgegeven als The Dhimmi, ISBN 0-8386-3262-9. Zie haar website: Dhimmis and Dhimmitude: www.dhimmi.org.