De Koning komt!

Feike ter Velde • 82 - 2006/07 • Uitgave: 26
“De Koning komt met kracht en heerlijkheid” is het thema van het ‘Vernieuwingsfestival 2007’, dat door het Evangelisch Werkverband op 21 april op camping De Betteld te Zelhem wordt gehouden.
Een opmerkelijk, veelbelovend en ook hoopgevend thema. Het staat uiteraard in directe relatie tot de Wederkomst van Christus – het meest vergeten en onbekende thema in de kerk vandaag, terwijl de tijd waarin wij leven boekdelen spreekt. We bidden dat er een appél van uitgaat, dat in de breedte van de kerk zal worden gehoord.


Een nationale dag van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) met dit thema, verraadt misschien wel een ontwaken binnen de kerk als het gaat om de toekomstverwachting. Want daarmee is het droef gesteld, ondanks de enorme hoeveelheid ‘tekenen van de tijd’ die ons in de Bijbel zijn aangekondigd. Dit wordt ook wel erkend binnen kerk en theologie en zo af en toe ook wel gehoord. De bekende Hervormde theoloog, dr. G.C. van Niftrik uit Leiden schreef in de jaren ’50 in zijn boek Kleine Dogmatiek o.a. het volgende:
“Naar deze toekomst heeft de Kerk leren verlangen. De Kerk? Och, eigenlijk nog slechts enkelen. De brede massa van het kerkvolk blijft, zelfs in dit geweldige tijdsgewricht, leven bij de nu eenmaal heersende piëtistische verenging van het evangelie. Voor zover de eenvoudige gelovige geraakt is door een eschatologische verwachting, is deze meestal tot hem gekomen in sektarische vorm” (‘Kleine dogmatiek’ – pag. 182).

Hoe ernstig dat is, schrijft Van Niftrik een stukje verderop: “Christelijk geloof, dat niet geheel en al van de verwachting van de toekomst Gods doortrokken is, heeft met Christus helemaal niets van doen” (pag. 196). Dat is een hele zware uitspraak. Maar gedaan door een theoloog van naam, die in zijn leven middenin de Kerk stond en dus recht van spreken had. Van zo’n uitspraak zouden we toch moeten schrikken. Want de toekomstverwachting in de Kerk is grotendeels weg, zo niet geheel, dus het christelijk geloof van de Kerk heeft daarom, volgens Van Niftrik, niets met Christus te maken. Het wordt tijd voor ernstig zelfonderzoek. En daartoe kan zo’n dag een prachtige eerste aanzet worden.

En dan nu zo’n themadag in de kerk, De Koning komt! Daarover mogen we ons verheugen en waar mogelijk dat ook laten blijken. Het is daarbij wel van belang ook te kijken naar het gebezigde woordgebruik. Want de Koning, dat is natuurlijk Jezus Christus, onze Heiland. Zijn komen kent verschillende fasen en verschillende aspecten. Omdat de benadering van dit thema – zo er al over gesproken wordt in de kerk – via een bepaalde, vooraf vastgestelde, theologische lijn loopt, is het altijd weer moeilijk dingen aan de orde te stellen, zodra die van die vastgestelde lijn afwijken. Toch doen we een poging daartoe.

Ten eerste dit: in welk verband wordt de Here Jezus Christus de ‘Koning’ genoemd? Altijd in relatie tot het volk Israël. Nooit en nergens in relatie tot de Gemeente uit de heidenen. Dat onderscheid ligt scherp in de Schrift en mogen we daarom niet veronachtzamen. Want dan komen we verkeerd uit met onze conclusies en wijken we steeds verder af van de Bijbel. Hier hebben we een punt uit de kerkgeschiedenis. Men heeft in de loop der eeuwen – omdat Israël uit het vizier was verdwenen ná de verstrooiing in het jaar 70 na Chr. – het zicht op de onvervulde beloften voor land en volk van Israël verloren. Toen kwam de vervangingstheologie. De Kerk dreef steeds verder weg bij het profetisch Woord, ging typische verbondszaken voor Israël op zichzelf betrekken. Zo groeide de kerk uit tot een wereldwijd machtsinstituut. Het Vaticaan te Rome, met ambassadeurs in bijna alle landen, is er een duidelijk gevolg van. De kerk van de Reformatie heeft de dwaling van de vervangingstheologie helaas meegenomen. In het op gang brengen van het gesprek over de komende Koning, moet eerst Israël worden ingebracht – niet slechts als hobby van enkelen – in het theologisch denken. Dan komt het Koningschap van Christus ook in Bijbelse perspectief te staan. Als dat is gebeurd, kan er óók nieuw licht komen op de toekomst van de Gemeente. Immers, die toekomst ligt in het “Huis des Vaders met de vele woningen” (Joh. 14:1-3). Dáárheen wordt de Gemeente gebracht. Als Israëls plaats in Gods heilshandelen Bijbels wordt gezien, komt het perspectief van en voor de Gemeente ook tot zijn recht.

Jezus is Koning van en voor Israël, maar Hij is het Hoofd van de Gemeente, die Zijn lichaam is. Nergens in de Schrift wordt het koningschap van Jezus in verband gebracht met de Gemeente. De Gemeente is “een volk voor zijn Naam uit de heidenen” (Hand. 15:14). Dát volk was het eerste doel van Jezus’ komst. Daarná het herstel van Israël, als Hij als Koning komt om “het koningschap voor Israël te herstellen” (Hand. 1:6). Er is een volgorde in de profetisch Woord die we niet uit het oog moeten verliezen. Simeon, een man vol van de Geest, profeteert ook in deze volgorde als hij zegt: “Licht tot openbaring voor de heidenen en… heerlijkheid voor Uw volk Israël” (Luc. 2:32). Als we deze onderscheiding niet aanbrengen in het lezen en verstaan van de Schrift, dan eigenen we ons als Kerk, alle herstelbeloften voor Israël toe en raakt het Joodse volk steeds verder uit beeld. Niet bij God, maar bij wel ons! Dan zitten we niet meer op het spoor van God, maar hebben we ons een eigen pad verkozen om te bewandelen.

Natuurlijk mogen we de geschiedenis van Israël op de Gemeente toepassen als heilsgeschiedenis, als “geestelijke onderwijzing” (1Kor. 10:6, 11). Maar de heilsbeloften voor Israël blijven eerst voor Israël. De profetie van Ezechiël over het dal van de dorre doodsbeenderen (Ez. 37) is eindtijdprofetie voor Israël, maar wij mogen daar vandaag een mooie opwekkingspreek voor de Kerk over horen van de kansel. Als de predikant bij de exegese maar niet vergeet te zeggen dat deze woorden eens werkelijkheid gaan worden voor het Joodse volk. Wat een heerlijke boodschap over de volheid van de Heilige Geest in de Gemeente kan er van de kansel klinken uit de tekst: “Ik zal op de kale heuvels rivieren doen ontspringen en bronnen temidden der valleien; Ik zal de woestijn tot een waterplas maken en het dorre land tot waterbronnen” (Jes. 41:18). Wat kan een mens verlangen naar zulke preken in tijden van geestelijke dorheid. Deze heilsbeloften voor Israël zijn voor ons vandaag machtige zekerheden, dat de levende God ook vandaag nog de heerlijke regen van Zijn Geest wil doen neerdalen in het midden van de Kerk. De Kerk mag hunkeren, vanuit een diep besef van eigen armoede, naar de rijke zegen van Gods heilsfonteinen. Maar nooit ten koste van de uiteindelijke vervulling voor het Joodse volk als het om deze kostbare beloften gaat. Als we zó Gods Woord toepassen in de Kerk dan worden we op de schouder getikt en horen we een stem achter ons: “Dit is de weg, wandelt dáár op” (Jes. 30:21).

Als we zó de uitroep: “De Koning komt” hanteren – met in het achterhoofd de nog te vervullen beloften voor Israël – dan mogen we toch ook een zegen verwachten van vernieuwing in de Kerk. Want daarmee roepen we Israël woorden van troost toe. Dat is ook onze taak: “Troost, troost Mijn volk, zegt Uw God” (Jes. 40:1). Dat is een gebod aan ons. Want het gaat hier om een ‘Vernieuwingsfeest’. Wat hebben we dáár behoefte aan. Wat zijn we dáár aan toe vandaag in de Kerk. Israël vertroosten in de druk dezer tijden, om zelf als Kerk vernieuwd te worden door de Geest van God, in het licht en in de verwachting van Jezus’ wederkomst! Mag deze dag tot grote zegen worden!

Feike ter Velde