De lijdende Christus

Feike ter Velde • 84 - 2008 • Uitgave: 5
De lijdende Christus

Deze weken staan we weer bijzonder stil bij het lijden en sterven van Christus, we draaien de Matthäus Passion van Johann Sebastian Bach en raken onder indruk van het gebeurde, zoals dat in alle vier evangeliën aan ons werd overgeleverd. De diepe tragiek van Jezus’ lijden en sterven is op vele wijzen muzikaal in beeld gebracht, hoe sober ook beschreven in de evangeliën. Maar zoals Bach dat deed in zijn Passionen, is onnavolgbaar en geeft ongekende diepten aan het mysterie van het lijden in het algemeen en dat van Christus in het bijzonder. Maar wat betekent Zijn lijden voor een ieder van ons eigenlijk nog?


Johann Sebastian Bach was gewoon een hard werkende musicus (zegt hij van zichzelf), die door zijn noeste arbeid een zó groot oeuvre kon nalaten. Tientallen hebben er jaren aan gewerkt om al zijn bestaande en bekende werken te rubriceren en onder te brengen in zestig dikke muziekbundels. Zijn diepe geloof in de God van de Bijbel, de Vader van de Here Jezus Christus, heeft zijn muziek een geniale dimensie gegeven, die bij geen enkele andere componist is te vinden. De Bijbel was zijn inspiratiebron bij uitstek. Bach - net als bijv. Rembrandt - was een vrucht van de Reformatie, waardoor de Bijbel in de eigen taal beschikbaar kwam. Geboren op 21 maart 1685 in Eisenach, waar Maarten Luther in 1531 ondergedoken heeft gezeten en waar Luther - op de Wartburg - de Bijbel in het Duits heeft vertaald. De Bijbel was beschikbaar voor de jonge Bach. Zijn grootste werk - misschien het grootste muziekwerk aller tijden - is de Hohe Messe. Onbeschrijfelijk diep, vol, rijk aan schakeringen en muzikale hoogtepunten. Oorspronkelijk was het een Lutherse mis, Bach was Lutheraan, maar door zijn opdrachtgever, de keurvorst August van Saksen, die ook koning werd van het Roomse Polen, heeft hij er Rooms-katholieke elementen aan toegevoegd. De ruim 200 cantates, hoofdzakelijk geschreven voor de kerkdienst en vanuit het Bijbelgedeelte voor die zondag, zijn wereldberoemd. Maar deze dagen staan we toch vooral stil bij zijn grote oratoria, de Johannes Passion (1724) en de Matthäus Passion (1729). Deze laatste wordt ook in ons land zeer veelvuldig uitgevoerd in de weken voor Pasen. Op Goede Vrijdag sterven dan de laatste slotnoten van het koraal ‘Wir setzen uns mit Tränen nieder’ weg en denken we aan het onvoorstelbare lijden van onze Heiland, in onze plaats!
Als Hij wordt bespot en geslagen tijdens de nachtelijke rechtzitting voor Kajafas, klinkt het koraal ‘Wer hat dich so geschlagen, Mein Heil, und Dich mit Plagen, so übel zugericht?’ Tijdens die muziek bevindt een mens zich direct náást zijn Heiland, die deze weg vrijwillig is gegaan. Hij die in eeuwigheid de Geliefde des Vaders was en is, staat hier voor een boosaardig tribunaal, dat de Zoon des Mensen bespot, lastert, vernedert en in het gezicht slaat.

Als Hij in Zijn diepste smart uitroept: ‘Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?’ hangt Hij daar, voor ons tot zonde gemaakt. Hij werd de vloek der zonde in eigen persoon en God, die Hij eerder ‘Vader’ had genoemd, had Zijn aangezicht voor Hem verborgen. Voor beiden, zowel voor de Vader als de Zoon, het diepste punt van lijden en onbeschrijfelijke smart. ‘Waarom hebt Gij mij verlaten?’ Uitgerekend Gij. Dat de mensen dat doen, ondanks alles wat Ik voor ze heb gedaan: zieken genezen, lammen konden lopen en blinden konden zien, ja, zelfs doden werden opgewekt - dat is misschien nog te dragen. Maar Gij, van Wie Ik heb getuigd dat U mij nooit zult verlaten (Joh. 8:29)! Nu, op dit verschrikkelijke moment, nu Ik U het hardst nodig heb, nu Ik niemand meer over heb, ook mijn vrienden niet, om deze diepe weg te volbrengen, nu hebt ook Gij Mij verlaten! Mijn God…!
Overal was de levende God een redder uit alle nood, in Egypte, bij de Schelfzee, in de woestijn, tijdens de aanvallen van vijandelijke legers en noem maar op: Hij streed voor Zijn volk. ‘Nooit heb ik een rechtvaardige verlaten gezien’ getuigt David. En nu… hebt Gij Mij verlaten! Dit heeft een mens op aarde nooit eerder meegemaakt. Verlaten door God, naar geest, ziel en lichaam - dat is de eeuwige dood. Die dood is nog niemand gestorven. Alleen de Zoon des Vaders, die tot zonde was gemaakt, beladen met ónze zonden, is die weg gegaan. God, de heilige God, de Schepper van hemel en aarde, die in ontoegankelijk licht woont en bij Wie de zonde niet kan bestaan, moest zeggen tegen Zijn eigen geliefde Zoon: ‘Ga weg van Mij…’ Zó verschrikkelijk is de zonde! Wie de tijd neemt om stil te staan bij het kruis en Zijn lijden wil overdenken, komt zichzelf tegen: dé zondaar.

Want in dit smartelijke lijden van Christus komt de mens - u en ik - in al zijn zonde en vijandschap tegen de levende God, openbaar. In Kajafas en de zijnen en in de Romeinse soldaten op Golgotha, zien we onszelf in onze ultieme verlorenheid, waarin we zeggen: ‘Wég met Hem, Kruisigt Hem, we willen Hem niet’. Dát is onze verlorenheid. Door Gods beschermende genade heeft een mens nooit de diepte van die verlorenheid existentieel doorleefd. Maar staande naast Jezus, als we de evangeliën biddend lezen in de stilte van de binnenkamer, wil de Geest ons iets laten zien van die verlorenheid. Dat is openbaring van de Geest en wie daar iets van kan doorleven, maakt gezegende tijden mee. Niet om daarin te blijven steken, maar om de onbevattelijke genade van God te leren kennen. Hijzelf ging met Zijn Zoon door de pijn van de ultieme verlatenheid heen, met het oog op onze redding. Maar dit was er wel voor nodig, die pijn van God, van de Here Jezus. Niet alleen de mens komt hier openbaar, maar ook de grote tegenstander, de satan. Hier gaat profetie in vervulling als satan zoekt de hiel te vermorzelen van Hem, die geboren werd uit het zaad van de vrouw (Gen.3:15). Een ogenblik moet hij hebben gemeend de overwinning op Hem te hebben behaald. Wat bij de verzoeking in de woestijn niet is gelukt, lijkt hier werkelijkheid te worden. De hemel moet de adem hebben ingehouden, het zonlicht werd verduisterd op aarde, want Hij werd uitgedoofd als het Licht der wereld. De vorst der duisternis komt in zijn onvoorstelbare duistere macht openbaar, als de Heiland die diepe woorden zegt: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?’
Maar ook de ultieme liefde van God komt openbaar, hier op Golgotha, als de Zoon zichzelf offert als het ware Paaslam, waar God de Vader zich de Heilige betoont voor Wie zonde niet kan bestaan. De enige weg is dat de zonde in de dood wordt gebracht, in de Zoon zijner liefde. In Jezus treedt God Zijn eigen oordeel over de zonde en de zondaar tegemoet. Hij ondergaat het oordeel, Hij overleeft dat niet, maar Hij sterft eraan! De zonde had de mens in deze diepe afgrond van de verlorenheid gebracht, maar de liefde Gods brengt de Here Jezus daar nu óók, in die diepte! Wie kan dit vatten?

Hier komt het beeld van de levende God naar voren. Zijn liefde voor ons, verloren mensen, is zo groot, dat Hijzelf de pijn, ja de dood, wil doorgaan. Zijn gerechtigheid wordt openbaar als de duivel ziet dat er een losprijs is betaald, waardoor hij zijn recht als openbare aanklager verliest. Er was niemand die de losprijs kon betalen, de schuld voldoen (Ps. 49:8,9). Daarom kwam God zelf in het vlees om die lijdensweg te gaan. We hebben de tijd nodig, we moeten de tijd ook nemen, om in de stilte van de binnenkamer, of bij muziek van bijv. Bach, dit tot ons te laten doordringen. Anders zal een mens de diepte van Gods werk in Christus, als het gaat om onze verlossing, altijd missen. Dan blijft Zijn lijden en sterven niet meer dan een deel van de dogmatiek en blijft alles kil en koud. Dan wordt het christelijk geloof niets anders dan de andere religies van deze wereld. Dan wordt Jezus, de Christus der Schriften, tot een metafoor; Zijn lijden en sterven niet meer dan een indrukwekkende vertelling. Dan is Hij niet de Zoon des Mensen, die in een lichaam als wij, de diepste weg voor ons is gegaan. Zélf goot Hij Zijn bloed - dat is Zijn leven - uit in de dood (Jes. 53:12). Wie de menselijkheid van de Here Jezus verdoezelt in de theologie houdt een god van papier over, waarmee alles wat niet ‘orthodox’ is volgens die regels in de ban kan worden geslagen.

Steeds weer moeten we deze wondere dingen uit de Schrift, dat diepe lijden van onze Heiland, beschouwen en overdenken. In zijn prachtige boek De Christus van God beschrijft dr. Willem Ouweneel wat er zich afspeelde in de nacht van Gethsémané en voor de Joodse Raad en daarna voor Pilatus. De Christus van God…! Dat is ónze Christus! God in menselijke (wan)gestalte.

De sopraan zingt:
Er hat uns alle wohlgetan
den Blinden gab er das Gesicht
die Lahmen macht' er gehend,
Er sagt' uns seines Vaters Wort
Er trieb der Teufel fort
Betrübte hat er aufgericht,
Er nam die Sünder auf und an
Sonst hat mein Jesu nichts getan.


Bent u al naast Hem gaan staan?

Feike ter Velde