De Opname

Gert van de Weerd • 78 - 2002/03 • Uitgave: 24
Veel christenen geloven dat we heden niet ver van de eindtijd leven. Het ziet er niet naar uit, dat het nog lang zal duren. Echter, hoe die toekomst er uitziet, daarover zijn de meningen zeer verdeeld. Zo zien veel gelovigen de eindtijd met angst in hun hart naderbij komen. Want zij vrezen de grote oordelen Gods mee te moeten maken. En wie zal dan bestaan? Anderen zien reikhalzend uit naar de komst van Jezus Christus (1 Thess. 1:10 en Openbaring 3:10). Zij vertrouwen erop dat de gelovigen, voordat de oordelen losbarsten, worden opgenomen in de hemel. Wat een verschil... een dreigende toekomst of... een blij vooruitzicht!

Toen Jezus door de Joden werd verworpen, richtte Hij zich tot de heidenen. Dat was voorzegd door Johannes de Doper, Mattheus 3:9 - "want ik zeg u, dat God bij machte is uit deze stenen (=heidenen) Abraham kinderen te verwekken" - In Mattheus 21:43 is het helaas zo ver. "Daarom, Ik zeg u, dat het koninkrijk Gods van u zal weggenomen worden en het zal gegeven worden aan een volk, dat de vruchten daarvan opbrengt". Dat volk is de Gemeente van Christus geworden en van die tijd af zijn zij drager van het heil. Daarmee veranderde echter ook de bestemming van dit `nieuwe volk van God'.

Israël verwacht het Messiaanse Rijk en de komst van de Messias-Koning. De Gemeente echter ziet uit naar de vereniging met haar Heiland, Jezus Christus. Die vindt plaats in de eindtijd. De eindtijd zal aanvangen met `De Grote Verdrukking' en wordt gevolgd door de wederkomst van Jezus Christus op de Olijfberg (lacharia 14:4). Kort daarna breekt het Messiaanse Rijk aan. In Mattheus 24 spreekt Jezus daarover. Het is een persoonlijke boodschap tot zijn discipelen, dus tot de latere Gemeente van Christus. In vers 37-39 trekt Hij een duidelijke parallel tussen de tijd van Noach en de komende eindtijd. Daar werden Noach en de zijnen, de laatste godsgetrouwen, met de ark in veiligheid gebracht voor de oordelen Gods. De laatste getrouwen van de eindtijd zijn de leden van de Gemeente des Heren. Ook zij worden dus gered! Waarvoor?.., voor de gruwelijke periode, waarin Gods oordelen over de wereld zullen gaan (Openbaring, hoofdstuk 6 t/m 18).

Kort voordat die oordelen losbreken, zal het opvallend rustig zal zijn (Matth. 24:38 en 1 Thess. 5:3). Dat blijkt tevens uit Matth. 24:40, 41, waar Jezus een beeld neerzet van twee mensen die op hun akker werken en twee vrouwen die koren malen. En dan, plotseling, verdwijnt in beide gevallen één van de twee. Plotseling?.., zeker, want het woord `aangenomen' is een onjuiste vertaling. De grondtekst spreekt over `meegenomen' of 'weggerukt'.

Is dit dan de enige tekst, die daarover bericht? Welnee, we vinden veel meer aanwijzingen, bijvoorbeeld in Openbaring 3:10 - "Omdat gij het bevel aanvaard hebt om Mij te verwachten, zal ook Ik u bewaren voor de ure der verzoeking, die over de gehele wereld komen zal". Heel duidelijk dus. Zij, die Christus verwachten, worden, als de oordelen aanbreken, daarvoor bewaard, dus gered. 1 Thessalonicenzen 5:4 - "Maar gij broeders, zijt niet in de duisternis (= onwetend), zodat die dag u als een dief overvallen zou; want gij zijt allen kinderen des lichts en kinderen des dags". Als de nacht van de oordelen Gods is aangebroken, reizen de gelovigen naar het licht.

Die Goddelijk geregisseerde ontsnapping noemen we `De Opname'. Daarover spreekt Paulus in Thessalonicenzen. Om dat goed te verstaan moeten we nauwkeurig lezen. Paulus maakt onderscheid tussen zijn persoonlijke mening en zijn mening als apostel (die zwaar weegt). Soms echter spreekt hij met "de mond van God". Dat heeft absoluut gezag en dat vinden we in 1 Thess. 4:15 - "Dit zeggen wij u met een woord des Heren". Dat luidt dus een belangrijke mededeling in. En die blijkt over de komst des Heren te gaan (:15), de eindtijd. Hij gaat verder: - "want de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van den hemel...". Wederkomen dus... Neen, dat staat er niet. Jezus verlaat de hemel, maar komt niet op aarde aan. Want hoog boven de wolken wacht Hij. Waarop?... op zijn Gemeente, die Hem tegemoet gaat. Vers 16b en 17: - "Zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht en zó zullen we altijd met de Here wezen".

Een "woord des Heren" is een heel belangrijke mededeling. Daarom draagt Paulus de Gemeente (dus ook ons) op, elkaar voortdurend met deze woorden te vermanen (:18). De Gemeente van Christus is onze ark. Het geloof ons passagebiljet. De toekomst wordt verduisterd door de komende oordelen, die toekomst wenkt ons. Maranatha!

Jezus zegt:
"Wanneer Ik heengegaan ben en u plaats bereid heb, kom Ik weder en zal u tot Mij nemen, opdat ook gij zijn moogt, waar Ik ben" (Johannes 14:3)

Paulus zegt:
"Want dit zeggen wij u met een woord des Heren: wij, levenden, die achterblijven tot de komst des Heren, zullen in geen geval de ontslapenen voorgaan, want de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel, en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht, en zó zullen wij altijd met de Here wezen". (1 Thess. 4:15-17)

"Eén zal aangenomen, de ander achtergelaten worden"
Hier wordt gesproken over 'de opname' van de Gemeente.
Eigenlijk jammer, dat hier met het woord 'aangenomen' is vertaald, terwijl toch in veel teksten hetzelfde Griekse woord 'para-lambanetai' is vertaald met 'meegenomen', zoals in Matth. 2:13 — Matth. 17:1

Gert A. van de Weerd