De opstanding van Israël

Jan van Barneveld • 85 - 2009 • Uitgave: 7
De opstanding van Israël
“Wat zal hun aanneming anders zijn dan leven uit de doden” (Rom. 11:15)

Leven

Onze God is een God van leven. Want Hij is niet een God van doden, maar van levenden (Matt. 22:33). Alles in de Bijbel verkondigt LEVEN, eeuwigheidsleven. Wie in Jezus gelooft en Zijn woord hoort, is ‘overgegaan uit de dood in het leven’ (Joh. 5:24). Ons oude leven begint bij de geboorte. Het nieuwe leven begint bij de wedergeboorte. Het natuurlijke komt eerst en daarna het geestelijke. Zo gaat het in het klein, in het leven van iedere christen. Zo gaat het ook met Israël. Het natuurlijke komt eerst en daarna het geestelijke. De HERE God volgt blijkbaar dezelfde patronen in grote, wereldomvattende zaken, als in de ministructuur van ons leven. Het natuurlijke herstel van Israël is in volle gang. Daarom is het belangrijk na te gaan wat de Bijbel zegt over de opstanding van Israël.

Zij zullen het zien
Het ontroerende moment van de geestelijke opstanding van Israël is beschreven door de profeet Zacharia: ‘Zij zullen hem (Mij) aanschouwen die zij doorstoken hebben’ (12:10). Voor Thomas was het teken van de spijkers in de handen en de wond in de zijde van Jezus het ‘teken van de Zoon des mensen’. Zo werd Thomas overtuigd. Dat was het teken dat Jezus de Opgestane is. Dat teken van de Zoon des mensen zal ook aan de hemel verschijnen. Zo zal Israël als volk de Messias herkennen en Hem onder tranen erkennen. En zeggen: “Gezegend Hij die komt in de Naam van de Here.”

Ezechiël 37:1-14
Het proces van de opstanding van Israël wordt levendig beschreven in het visioen van een massagraf dat God aan Ezechiël liet zien. De profeet moest machtige woorden van God over die beenderen uitspreken. Toen kwamen de beenderen weer bij elkaar. Precies zoals ze bij elkaar hoorden! Het werden complete skeletten. Spieren, vlees en een huid kwamen erop. Precies zoals het de afgelopen eeuw gebeurd is. Het Joodse volk kwam terug. Er waren samenbindende factoren, bijvoorbeeld de herleefde Hebreeuwse taal en de gemeenschappelijke Joodse wortels. Israël is weer een natie geworden. Maar er was nog geen ‘geestelijk herstel’. Het natuurlijke herstel komt eerst en daarna het geestelijke herstel. Dus profeteerde Ezechiël weer. De Geest (37:14) kwam en het volk herleefde, ‘een geweldig groot leger’. Er zijn heel wat uitleggingen en interpretaties van dit visioen. De Bijbel maakt duidelijk dat de letterlijke interpretatie op de eerste plaats komt: ‘Mensenkind, deze beenderen zijn het hele huis van Israël’ (37:11).

Jesaja 43:5-8
Jesaja 43:5-8 gaat over de terugkeer van het Joodse volk uit alle windstreken van de aarde. De Russische Joden worden genoemd: ‘Ik zeg tot het Noorden: GEEF!’ Dat gebeurde in de jaren 1989-1991, toen het communistische wereldrijk instortte en Russische Joden eindelijk naar Israël konden gaan. ‘En tot het Zuiden: Houd niet terug.’ Daar horen bijvoorbeeld de Jemenitische Joden bij, die omstreeks 1948 overgevlogen werden. Dan zegt de HERE: ‘Doet het volk uitgaan dat blind is al heeft het ook ogen, en dat doof is, al heeft het ook oren.’ In blinde en dove toestand zal het volk dus terugkeren en zo is het ook gegaan en gaat het nog steeds. Dus eerst een natuurlijke terugkeer. Het geestelijke volgt nog! Alles gebeurt volgens lijnen uitgezet in Gods Woord. In een latere fase van Gods herstelplan zal Israël als natie gewekt worden uit ‘de geest van diepe slaap’ die God haar heeft gegeven (Rom. 11:8).

Ezechiël 37:15-28
In het tweede deel van Ezechiël 37 geeft de HERE details over de opstanding van Israël. Het gaat om het ‘hele huis van Israël’. Twee stukken hout worden als voorbeeld gebruikt voor de scheuring van Israël, die onder koning Rehabeam heeft plaatsgevonden. Het ene hout symboliseert ‘Juda en de stammen die daarbij horen’. Bij Juda horen Benjamin, Levieten en veel Israëlieten die zich uit tien andere stammen bij hen hadden gevoegd. Bijvoorbeeld de profetes Anna (Luc. 2:36) was uit de stam Aser. Het andere stuk hout symboliseert het Tienstammenrijk, dat in het jaar 722 v.Chr. door Samanèser, de koning van Assur, in ballingschap was weggevoerd. Het hout van Efraïm ‘en het hele huis van Israël dat daarbij hoort’. Die stukken hout worden één. Heel Israël wordt ‘verzameld en gebracht naar hun land’. Ze worden ‘gemaakt tot één volk in het land op de bergen van Israël’ (37:21,22). Vervolgens voorzegt Ezechiël 37 het geestelijk herstel en de zegenrijke regering van de Messias, de Zoon van David. Gods heiligdom zal bij hen zijn en de ‘volken zullen weten, dat Ik, de HERE het ben die Israël heilig’. Maar die ‘stukken hout’ zijn nog niet één. De ‘bergen van Israël’ worden voor een groot deel bezet door Palestijnen. De hele wereld wil daar een Palestijns terroristenstaatje vestigen. In Gods land! Er gaan opzienbarende dingen gebeuren.
En ‘de volken zullen (het) weten’!

Efraïm en Juda
Het profetische woord laat duidelijk zien dat in de toekomst Efraïm en Juda samen zullen optrekken. De ‘twee houten’ worden één, zoals Ezechiël profeteerde. Bijvoorbeeld: ‘Efraïm zal niet afgunstig zijn op Juda en Juda zal Efraïm niet benauwen. Westwaarts zullen zij de Filistijnen op de schouder vliegen…’ (Jes. 11:13,14). Zou eerst Efraïm terugkomen en daarna Gaza bevrijd worden? De profeet Zacharia (9:13) voorzegt een samenwerken van Juda en Efraïm in een oorlog met de ‘kinderen van Griekenland’. In Obadja :19 en Psalm 60:7 lezen we hoe het gebied van Efraïm ver(her)overd wordt. Het gebied waar men een Palestijnse staat wil vestigen! Efraïm is nog steeds Gods eerstgeboren zoon, Zijn lievelingszoon. God zal ook met Efraïm en de andere stammen met hun gebied, tot Zijn doel komen.

Waar is het ‘hout van Efraïm’?
Israël wordt in onze tijd uit de graven, vanuit de volken geroepen (Ez. 37:13). Let erop dat die volken ‘graven’ genoemd worden! In Israël brengt de Amishav-beweging het onderwerp van de ‘Tien verloren stammen’ onder de aandacht. Momenteel zijn er 7.000 Kuki en Mizo mensen die in Noordoost-India wachten totdat zij toestemming krijgen om naar Israël te vertrekken. Zij zijn erkend als Bnei Manasseh, de zonen van Manasse. Maar de minister van Binnenlandse Zaken van Israël, Meïr Sheetrit merkte wat cynisch op: “Ga niet meer verloren Joden voor me vinden.” Dan zijn er de Afridi Pathanen in de Indiase stad Malihabad, waarvan bij 650 van de 1500 stamleden specifiek genetisch materiaal is gevonden dat bij 40% van de Joden voorkomt. Dan de Pathanen zelf. In het noorden van Pakistan zijn 10 miljoen Pathanen en in Afghanistan 6 miljoen, verdeeld in zo’n 60 stamgroepen. Hun stambomen zijn eeuwenlang goed bewaard gebleven. Zij kennen de besnijdenis na 8 dagen, verboden niet-kosher voedsel, de Sabbat, de gebedssjaal en de davidsster in de meeste huizen. Veel van hun wetten lijken op de inzettingen van de Torah. Diverse stamgroepen hebben inderdaad namen die aan Israël doen denken. Een enkel voorbeeld: Yusufzai=Jozef; Rabbani=Ruben; Ashuri-Aser; Afridi-Efraïm; Daftani=Naftali, enz. De Pathanen zijn een onafhankelijk, krachtig volk. Felle vechters. Ergens in de tiende eeuw zijn ze gedwongen of ook vrijwillig tot de islam bekeerd. Ook de beruchte Taliban wordt met hen in verband gebracht. Geleerden in Israël verwerpen deze verhalen als sprookjes. De islam erkent de Pathanen wel als de Bnei Israël, de zonen van Israël.

Gods haast
Er zit veel profetische beweging in de opstanding van al die doden in het massagraf waarover Ezechiël profeteerde. De HERE zal het op Zijn tijd met haast volvoeren. Die haast zien we nu. Ook satan, de tegenstander ziet het. Dat is wel duidelijk, gezien al de tegenstand. Laten we bidden dat de dag van ‘hun aanneming’, hun ‘opstanding’ spoedig zal aanbreken. Dat zal Heil voor de hele wereld betekenen.

Jan van Barneveld