De roeping van de Bruidsgemeente

Hugo Bouter • 78 - 2002/03 • Uitgave: 17
Isaäk en Rebekka als typen van Christus en de Gemeente.

’Zij daalde af naar de bron, vulde haar kruik, en kwam naar boven. Toen liep de knecht haar tegemoet en zeide: Laat mij toch een weinig water drinken uit uw kruik. Daarop zeide zij: Drink, mijn heer, en zij liet haar kruik snel op haar hand neerglijden, en gaf hem te drinken’ Genesis 24: 1 Ovv.

Aan het verhaal van Isaäks huwelijk met Rebekka kunnen allerlei lessen worden ontleend, zowel in praktische als in typologische zin. Wat ik in dit artikel speciaal zou willen beklemtonen, is de verbinding tussen de bruid en de bron. Wij vinden dat tweemaal in
dit hoofdstuk. De knecht van Abraham vond Rebekka bij de bron buiten Haran, waaruit zij water putte voor de knecht van Abraham en al diens kamelen. En aan het eind van Genesis 24 ontmoette zij haar aanstaande man niet ver van de bron Lachai-Roï, waar Isaäk woonde. Deze voorvallen zijn allereerst van praktische waarde voor ons: het is goed wanneer gelovigen elkaar zien en ontmoeten bij de bron waaruit wij allemaal mogen putten: het levende Woord van God.

Als wij nadenken over deze bruid bij de bron, dan ligt de typologische les voor onszelf als gelovigen die behoren tot Christus' bruidsgemeente, ook voor de hand. Christus is het Lam van God en Hij heeft ons gekocht met de prijs van Zijn leven. Hij is voor ons gestorven en opgestaan. En God heeft Hem opgewekt uit de doden, zoals Abraham zijn zoon bij gelijkenis ook daaruit heeft teruggekregen (Hebr. 11:17-19). Op het offer van de Zoon (Gen. 22) en de terzijdestelling van het volk waaruit Hij is voortgekomen wat het vlees betreft (Gen. 23; Israël is tijdelijk Lo-Ammi), volgt de bruidswerving. De Vader heeft de Zoon lief en heeft Hem alles in handen gegeven (Joh. 3:35). Hij is de Erfgenaam van alle dingen, evenals Abraham aan Isaäk alles gegeven had wat hij bezat. Maar Christus bezit die hoge positie, die universele heerlijkheid niet alleen. Het is Gods raadsbesluit geweest een bruid aan Zijn zijde te plaatsen, om haar in Zijn heerlijkheid te doen delen. Zij draagt een bijzondere naam. Zij is 'de vrouw van het Lam' (Openb. 21:9), dat is Degene die dood was maar die nu leeft tot in alle eeuwigheid. Volgens het laatste bijbelboek is het Lam het grote Middelpunt van al Gods raadsbesluiten. Zoals Adam en Eva gesteld waren over de eerste schepping, zo zullen de laatste Adam en Zijn bruidsgemeente heersen over de nieuwe hemel en de nieuwe aarde.

Het verlangen van de Geest en de Bruid
De bruidswerving, de vorming en de toerusting van de Gemeente, vindt plaats door het werk van de Heilige Geest, die door God de Vader naar deze aarde is gezonden om een bruid te zoeken voor de Zoon van Zijn liefde. De knecht van Abraham treedt in Genesis 24 niet op de voorgrond, zijn naam wordt hier zelfs niet genoemd (dat gebeurt wel in Gen. 15:2). Hij handelt slechts uit naam van Abraham en Isaäk. Zo is het ook met de Heilige Geest, die optreedt namens de Vader en de Zoon en geen eer voor Zichzelf opeist. Het Nieuwe Testament verschaft ons bijvoorbeeld geen voorbeelden van bidden en zingen tot de Geest. De Geest vergadert nu in deze wereld een bruidsgemeente en maakt haar geschikt voor de Mens in de hemel, onze Here Jezus Christus.

Maar waar is de bruid te vinden? Waar is de Heilige Geest in deze wereld aan het werk en zoekt Hij 'de vrouw van het Lam', de Gemeente, die beantwoordt aan de wensen van Zijn hart? Het antwoord is heel eenvoudig. Evenals Rebekka is de bruid van de Zoon te vinden 'bij de bron'. Om het Woord van God is zij bijeengekomen. Wij drinken als gelovigen uit de heldere bron van Gods Woord, dat levend en krachtig is en dat ons reinigt, verfrist en verkwikt (Joh. 13:10; Ef. 5:26). Bovendien zijn wij met Gods Geest gedrenkt (1 Cor. 10:4; 12:13).

Het bronwater heeft dus een tweeledige betekenis. Het spreekt van het reine water van het Woord, maar ook van de levendmakende werking van de Heilige Geest. Die dubbele betekenis hoeft ons niet te verbazen. Het is immers een belangrijk beginsel dat Woord en Geest niet te scheiden zijn. De Geest werkt door middel van het Woord, en het Woord wordt levend gemaakt door de werking van de Geest.
Zo lest het water dat Christus ons schenkt al onze dorst, dat wil zeggen het verlangen naar God, naar vrede, naar vergeving, naar eeuwig leven (vgl. Joh. 4:14). Het water dat Hij geeft wordt in ons een fontein van water, dat springt tot in het eeuwige leven. Maar het voorziet niet alleen in onze eigen behoeften. Het levende water vloeit ook uit ons binnenste om de dorst van ánderen te lessen. De stromen van levend water bevochtigen om zo te zeggen de dorstige grond om ons heen (Joh. 7:37-39). Wie dorst heeft, mag komen. Wie wil, neme het water des levens om niet (Openb. 22:17).

Dit belangrijke vers in het laatste hoofdstuk van de Bijbel laat ons eerst zien hoe de Geest en de bruid samen verlangend uitzien naar Christus' wederkomst. De Geest én de bruid zeggen: Kom! De bruidsgemeente verlangt naar de komst van haar Bruidegom, die als de blinkende Morgenster het einde van de nacht aankondigt. Het is Gods Geest die haar deze dingen betuigt.

Hugo Bouter