De rol van de voorganger

ds. Oscar Lohuis • 86 - 2010 • Uitgave: 23
Het wordt tijd dat er een nieuwe bezinning op gang gaat komen op de rol van de voorganger van de gemeente. Er bestaat veel verwarring over wat een voorganger toch vooral behoort te doen en te zijn. Steeds minder wordt de voorganger van de gemeente gezien als Verbi Divini Minister, dat wil zeggen Dienaar van het Woord van God. Ik krijg wel eens een functieprofiel onder ogen, waarin een gemeente aangeeft wat voor soort voorganger zij zoekt. De nadruk is veel meer komen liggen op het aansturen van de gemeente. De voorganger moet vooral een teambuilder zijn, anderen weten in te schakelen en er voor zorgen dat de organisatie op een hoger niveau komt. Daaruit spreekt een overtuiging dat de bloei van een gemeente vooral te maken heeft met het activiteitenniveau.
Ik zie dan ook dat gemeenten vaak heel druk zijn. Er wordt veel vergaderd en visie- en beleidsplannen worden geschreven nadat velen hun zegje hebben gedaan. De voorganger moet daarin vooral leider en coach zijn. De aanpak en de taal van het bedrijfsleven heeft zijn intrede in de gemeente gedaan. Het leiding geven aan zo veel mensen die allemaal meewerken en daarbij ook hun inspraak willen hebben is niet gemakkelijk. Conflicten ontstaan al snel en er zijn veel voorgangers en oudsten die daardoor na enige jaren helemaal uitgeput raken en het bijltje erbij neergooien. Paulus schrijft in zijn eerste brief aan Timoteüs dat wanneer iemand opziener (oudste) wil worden, dat hij dan een voortreffelijke taak begeert. Maar door de manier waarop wij er tegenwoordig mee omgaan, zijn er velen die dat niet zo beleven.
De nadruk moet weer veel meer komen te liggen op het geestelijke leven. In de brieven van Paulus gaat het een enkele keer over een bepaalde organisatievorm. Die is ook nodig. Maar het gaat grotendeels om het geestelijke leven van de gemeente. Dáárin moeten de voorganger en de oudsten voorgaan. In de gebeden van Paulus, waar hij over schrijft in zijn brieven aan de gemeenten, gaat het nooit over geld, over gebouwen of over aantallen mensen. Ook bidt hij niet voor de activiteiten die de gemeente heeft besloten te organiseren. Hij bidt wel voor hun geloof, dat zij Gods wil zullen kennen, dat zij geheiligd zullen worden en dat zij Christus beter zullen leren kennen. Dat geloof, hoop en liefde zullen toenemen. Het gaat in de brieven veel over de gezonde leer. Die maakt blij en krachtig in het geloof. Kerkenraden en oudstenraden zijn veel te veel bezig met trivialiteiten.
Het gevolg van het binnenkomen van de bedrijfscultuur in de kerk is dat de leiders afgeleid worden van hun belangrijkste taak. Het is een oude truc van de duivel. In Handelingen lezen wij dat satan van buitenaf probeert om de gemeente kapot te maken door vervolging. Daarna probeert hij van binnenuit de gemeente kapot te maken door de apostelen te laten afdwalen van hun oorspronkelijke roeping. Wanneer zij dat eenmaal doorhebben, besluiten ze radicaal om zich weer toe te wijden aan het gebed en de bediening van het Woord van God (Handelingen 6:4). Het organiseren wordt door de diakenen overgenomen. De leiders besluiten om vooral mannen van gebed te zijn. Zolang in onze kerkelijke cultuur de voorgangers en oudsten vooral druk zijn met het aansturen, zal er geen werkelijke kracht van God zijn in de gemeente. Dan kan er wel een drukke en zelfs een grote gemeente ontstaan, waarin veel geld omgaat, maar dat wil nog niet zeggen dat God daarin is.
Eén van de grote zwakten van onze tijd is dat er veel te weinig aandacht is voor de gezonde leer. Voorgangers moeten de kudde dienen met rijk geestelijk voedsel. Gemeenten moeten voorgangers vrijstellen om veel in gebed en het Woord te kunnen zijn. Toen ikzelf als voorganger, na een duidelijke openbaring van God, besloot om terug te keren naar die prioriteit, gebeurden er twee dingen in mijn gemeente. Ten eerste kwamen meer dan ooit mensen tot bekering en geloof en groeide de gemeente hard in aantal. Ten tweede ontstonden er problemen, omdat enkele broeders zich tegen mij keerden. Zij steunden niet de wijze waarop ik vanaf dat moment voorganger was. Twee moeilijke jaren volgden. Maar ik geloof wel dat hierdoor onze gemeente, wat betreft de overheersende cultuur, op het juiste spoor is gekomen. De groei blijft tot op de dag van vandaag doorgaan. De Here heeft immers beloofd: ‘Zoals regen of sneeuw neerdaalt uit de hemel en daarheen niet terugkeert zonder eerst de aarde te doordrenken, haar te bevruchten en te laten gedijen, zodat er zaad is om te zaaien en brood om te eten - zo geldt dit ook voor het woord dat voortkomt uit Mijn mond; het keert niet vruchteloos naar Mij terug, zonder eerst te doen wat Ik wil en te volbrengen wat Ik gebied’ (Jesaja 55:10,11 - NBV). De opdracht die Jezus heeft gegeven aan Zijn leerlingen is om te onderwijzen wat Hij heeft bevolen.
De opdracht is niet om vooral drukte te veroorzaken. Het Woord moet gesproken worden, het evangelie moet uitgelegd worden, de gezonde leer moet uit de doeken gedaan worden. Daarop bloeit en groeit een gemeente. Voorgangers en oudsten die keer op keer door het Evangelie worden bemoedigd, in gebed kracht ontvangen, kracht van de Geest ervaren door het Woord met elkaar en met anderen te delen, zullen niet zo snel opgeven. We moeten af van die overdreven vergadercultuur. Zoals er in onze maatschappij een veel te groot ambtenarenapparaat is ontstaan, zo is er in de gemeente een veel te grote overlegcultuur gegroeid. De enige hoop voor de plaatselijke gemeenten in onze tijd is dat de leiders sterk worden in de Here, door veel tijd te besteden aan het Woord en het gebed.

ds. Oscar Lohuis