De steenworpcompetitie

ds. Oscar Lohuis • 84 - 2008 • Uitgave: 13
De steenworpcompetitie

‘Al onze gerechtigheden zijn als een bezoedeld kleed’ (Jes. 64:6).

De volgende vergelijking heeft mijzelf erg geholpen om iets te gaan begrijpen van de heiligheid van de Heere, onze God. Stelt u zich eens voor dat wij met z’n allen naar het strand gaan om daar een wedstrijd te gaan houden. We zoeken een geschikte plek langs de kust van de Noordzee. Het gaat om een wedstrijd steenwerpen. Iedereen moet een geschikte steen uitzoeken en dan proberen die steen zo ver mogelijk weg te gooien. Degene die Engeland met zijn steen bereikt, heeft gewonnen. Sommigen van ons zullen de steen wel dertig of veertig meter ver weg kunnen gooien. De sterken onder ons misschien wel vijftig of zestig meter. Anderen hebben niet zo’n sterke arm en krijgen de steen slechts twintig meter de zee in. En weer anderen zijn niet zo handig, struikelen in de aanloop naar de worp en laten hun steen per ongeluk uit hun handen glippen waardoor die nog geen drie meter ver komt. Er is dus wel enig verschil in hoe ver we onze steen wegwerpen. Maar u begrijpt natuurlijk wel dat niemand van ons in staat zal zijn om zijn steen naar Engeland te kunnen gooien.
Het volgende vreemde verschijnsel doet zich voor onder de mensen. Degenen die hun steen dertig meter hebben weggeworpen kijken neer op degenen die hun steen slechts twintig meter hebben weggeworpen. Ook vinden zij zichzelf, ten opzichte van die minder verre werpers, best heel goed. En degenen die hun steen nog verder hebben weggeworpen kijken weer neer op degenen die de steen dertig meter in zee hebben gekregen. En degenen die hun steen in de aanloop uit de handen hebben laten glippen, hebben grote moeite om zichzelf als waardevol te beschouwen, omdat anderen toch wel verder hebben gegooid dan zij.
Het lijkt wel alsof de meeste van de deelnemers helemaal zijn vergeten wat het doel van het steenwerpen was. Zij zijn zichzelf nu gaan meten aan elkaar en gaan beoordelen op grond van hoe ver andere deelnemers zijn gekomen met hun steen. En ze zijn er zo aan gewend geraakt dat een steen maar enkele tientallen meters ver weg komt, dat ze daar geen moeite meer mee hebben, maar er zelfs trots op zijn dat de steen zo ver hebben gegooid. Aan degene die het spel heeft bedacht en de spelregels heeft opgesteld, wordt door veel deelnemers helemaal geen aandacht meer besteed.
Het grote probleem van de mens is, dat hij zichzelf vaak alleen maar vergelijkt met andere mensen. Het gevolg daarvan is dat hij of hoogmoedig (trots) wordt, of ontmoedigd (teneergeslagen) wordt. Wanneer wij ons met elkaar vergelijken, kunnen we inderdaad wel enige verschillen ontdekken. Maar wat stellen die enkele tientallen meters nou voor vergeleken met de tweehonderd kilometer afstand tot Engeland? Dat is verschil is ten opzichte van die afstand toch verwaarloosbaar?
God is heilig. Dat wil zeggen dat Hij anders is en volkomen uniek. Wij zijn ver afgedwaald van de morele volmaaktheid van onze God. De mens is in zonde gevallen en heeft een zondige natuur gekregen. Dat betekent dat al zijn daden en alles wat er uit de mens voortkomt, zondig is. Want van een slechte boom kun je geen goede vruchten plukken. Zelfs de zestig meter van degene die het verst komt, stelt natuurlijk helemaal niets voor. Wij denken vaak dat zonde alleen bestaat uit enkele bewuste fouten die wij maken, of dingen die wij doen waarvan wij achteraf zeggen dat het niet goed was. De meeste mensen denken dat zonde een uitzondering is in hun leven. Maar de Bijbel zegt dat zelfs onze gerechtigheden zijn als een bezoedeld kleed. De profeet heeft het hier niet over onze ongerechtigheden, maar over onze gerechtigheden. Dat betekent dat God u zelfs om uw meest liefdevolle, eerlijke, zelfopofferende of vrome daad zou moeten veroordelen en dat het allerbeste wat u ooit gedaan hebt in uw leven toch nog door de zonde is aangetast. Geen van onze daden is als een steen die Engeland bereikt. En om elke steen die Engeland niet bereikt zou God ons voor eeuwig verloren moeten doen gaan. Uit de werken van de wet zal niemand ooit gerechtvaardigd kunnen worden (Rom. 3:20).
Omdat onze steen bij lange na Engeland niet bereikt, omdat ons leven bestaat uit een doorlopende stroom van daden die niet voldoen aan de eis van de Here, loopt de mens het gevaar om voor eeuwig verloren te gaan. God kan niet anders dan de zonde te straffen. Stelt u zich eens voor dat u ’s avonds thuis komt, dat u ontdekt dat iemand uw vrouw en kinderen heeft vermoord. U ziet de dader de deur uit glippen, loopt hem achterna en krijgt hem te pakken. Hij wordt ingesloten en voor de rechter gebracht en dat de rechter bij het vonnis zegt: “Ik ben een liefdevolle rechter, ik geef je geen straf.” Dan zou u onmiddellijk zeggen: “Wat deze rechter heeft gedaan is nog erger dan wat deze moordenaar heeft gedaan.” 1 God kan de zonde niet zomaar vergeven. Pas als we een beetje zicht krijgen op deze belangrijke waarheden, kunnen we ook het evangelie gaan begrijpen. Alleen degene die zicht krijgt op de afstand tot Engeland, zal uit gaan zien naar een uitweg. Over die uitweg in het volgende nummer meer.

Ds. Oscar Lohuis

1 Deze gelijkenis gebruikte ds. Paul Washer onlangs tijdens een van zijn spreekbeurten in Nederland.