De vrouw

Kees Middelbeek • 80 - 2004/05 • Uitgave: 24
De vrouw

Het was de beroemde grondlegger van de psychoanalyse Sigmund Freud die namens het mannelijke geslacht wanhopig uitriep: "Was will das Weib". De gedachte dat mannen alleen maar aan seks denken, hebben we overigens ook voor een belangrijk deel aan hem te danken.


Er is iets opmerkelijk met de uitroep van Freud. Immers, ondanks dat latere generaties psychologen ons hebben voorgehouden dat de verschillen tussen mannen en vrouwen slechts optisch en aangeleerd zijn door onze (voor)ouders en cultuur, benadrukt de huidige generatie weer, dat er wel degelijk verschillen zijn tussen mannen en vrouwen. En een van de meest gehoorde verschillen is dat vrouwen veel beter communiceren dan mannen. Maar ondanks al dat communiceren, begrijpen mannen vrouwen over het algemeen toch slecht en zullen zij voor hen wel altijd mysterieus blijven.
Deze opening is anders dan je misschien zou verwachten, geen aanloop tot een overpeinzing van de verschillen tussen de seksen maar een aanloop tot de vrouwelijke kant van het volk Israël.

Toen ik voor mijn boek ("Israël begin en eindtijd") de bijbelse profetieën bestudeerde met het oog op de bestemming van Israël, trok ik in mijn speurtocht steeds verder van achter naar voren door de Bijbel. Eenmaal aangeland in het begin van Genesis, staat de bekende tekst waar God, na de zondeval met Adam en Eva, spreekt over de gevolgen van de zonde voor hen, hun nageslacht en de slang. Heel bekend is de tekst waar God zegt: "En Ik zal vijandschap zetten tussen u en de vrouw, en tussen uw zaad en haar zaad; dit zal u de kop vermorzelen en gij zult het de hiel vermorzelen" (Gen 3:15).
Deze tekst is de oudste profetie in de Bijbel die verwijst naar de komst van de Messias: Jezus Christus. Hij is het die aan het kruis de slang (Satan) de kop zou vermorzelen. En aan dit zelfde kruis vermorzelde het zaad van de slang, Christus’ hiel, toen hij daar de spijkers door sloeg.
Dat dit zaad van de vrouw niet het nageslacht, in de zin van alle kinderen en kleinkinderen van Adam en Eva is, moge duidelijk zijn: het is immers onmogelijk dat een mens de kop van de Satan kan vermorzelen. (Het is jammer dat de vertalers van de NBV dit niet hebben begrepen en niet meer over het zaad, maar wel over het nageslacht van de vrouw spreken.)

Als God hier profeteert van de komst van de Messias, waarom zouden we die profetie dan verankeren in de personen van dat moment in de Hof? Aangezien geen van de lijfelijke zonen van Eva de confrontatie met de slang aanging, waarom zouden we dan in de vrouw hier alleen Eva mogen zien. Is het niet mogelijk dat we haar, net als haar Zaad, in een profetisch perspectief moeten plaatsen? En zo ja, welke aanwijzingen zijn er in de Bijbel om dat te doen?

Een aanwijzing waar ik ter wille van de omvang slechts bij wil stilstaan komen we tegen in Openbaring hoofdstuk 12. We zien daar de vrouw bekleed met de zon en de maan en een krans van 12 sterren op haar hoofd. De vrouw is zwanger en baart een zoon die de heidenen zou hoeden met een ijzeren staf en zij wordt belaagd door de slang. We komen op die manier toch al aardig in de buurt van het beeld van de vijandschap tussen de vrouw en de slang en hun beider zaad zoals we dat ook in Genesis 3 zien. De hemellichamen die de vrouw bekleden en tooien, zien we ook in de droom van Jozef als zij moeten knielen voor de ster van Jozef. Deze vrouw die een zoon voortbrengt is een beeld van Israël.

De strijd tussen God en de Slang gaat niet via het nageslacht van Eva, maar via het Zaad (Christus) dat is voortgekomen uit Israël. De massa’s van het nageslacht van (Adam en) Eva zijn de instrumenten geweest in de handen van de Slang om het Zaad van Israël, de Messias, de hiel te verbrijzelen en de vrouw (Israël) door de eeuwen heen te vervolgen. In menig opzicht is Israël een mysterie. En hoe duidelijk ze ook probeert haar wezen te communiceren naar de wereld; we zullen haar wel nooit volledig begrijpen.

Kees Middelbeek