De waarheid op de tong

Jef de Vriese • 82 - 2006/07 • Uitgave: 24
Vele bedieningen in de gemeente zijn praatactiviteiten: prediking, Bijbelstudie, zondagsschool, pastoraat, getuigenis, etc. Er moet ook veel worden gepraat, want het is ondenkbaar dat het Evangelie niet wordt verkondigd (1Kor. 9:16) of dat de gezonde leer niet wordt onderwezen (Hand. 20:26-27) en dwaalleer niet wordt ontkracht en/of terechtgewezen (1Tim. 1:3-7, 6:3-5; 2Petr. 2:1-3; Judas 16-19). Maar de kleine groep leraars heeft een verpletterende verantwoordelijkheid. Zij hebben het effect van een roer dat een heel schip een bepaalde kant opstuurt. De controle van de tong is daarom van groot belang (Jak. 1:26).
De oproep om niet veel leraars te hebben is zeker geen aanmoediging om niet te veel onderwijs te organiseren. Op veel plaatsen in de Bijbel worden wij juist opgeroepen om met onze woorden God te eren en anderen van Hem te vertellen (bv. Ez. 3:17-19; vgl. Hand. 20:26-27). Het probleem is dat wij onze tong vaak niet beheersen. Roddel en manipulatie nestelen zich in onze gesprekken. We praten ons interessanter dan we zijn. We willen bevestigen dat we er bij horen. We schreeuwen om aandacht. Ons arglistig hart verdraait woorden en maakt dat wij dingen zeggen waarmee wij niet de liefde maar het eigenbelang dienen. Wat wij zeggen mag dan al waar zijn, het is niet steeds waarachtig in overeenstemming met het karakter van Christus. Dan is die ‘waarheid’ een leugen, want ze dient de vader van de leugen. In persoonlijke gesprekken is dat verschrikkelijk. Maar indien dat gebeurt voor de gemeente, in het onderwijs, waar iemand een Woord van God doorgeeft, dan is dat des te erger.

Jef de Vriese