De weeën van Mirjam

Jan van Barneveld • 83 - 2007 • Uitgave: 19
De weeën van Mirjam

Vreugde en pijn

“In Bethlehems stal…”, daar kreeg Maria (Mirjam is haar Joodse naam) de weeën. Daar en niet in haar woonplaats Nazareth, werd de Verlosser geboren. Negen maanden daarvoor was haar iets heel bijzonders overkomen. Een van de machtigste engelen van God, Gabriël, werd speciaal naar haar gestuurd. Hij vertelde dat zij zwanger zou worden door de ‘kracht van de Allerhoogste’ en dat haar Zoon ‘als Koning over het huis van Jakob zal heersen tot in eeuwigheid’. Gelovig had de tiener Maria gereageerd: ‘Mij geschiede naar uw woord’ (Luc. 1:26-38). Zij kreeg de grote eer om de Zoon van God te dragen, te voeden en op te voeden. Haar leven was vol hoogtepunten en dieptepunten. Bemoedigingen van de Heer en veel verdriet en pijn die door haar hart sneden. ‘Door uw eigen ziel zal een zwaard gaan’ waarschuwde de oude profeet Simeon haar vlak na de geboorte van Jezus.
Toen Gabriël weg was stond ze er alleen voor. Hoe moest ze aan Jozef vertellen dat ze zwanger was? En haar ouders? Wat zouden de mensen in Nazareth denken? Ze vertrok meteen naar familie in Judea. Want Gabriël had haar gezegd dat een familielid, Elisabeth, zwanger was! Toen Elisabeth haar zag, kwam Gods Geest over die bejaarde vrouw. Ze zei: ‘Waar heb ik het aan te danken dat de moeder van mijn Heer tot mij komt?’ (Luc. 1:43). Een bemoediging voor Maria, die dankbaar zong: “Grote dingen heeft de Machtige aan mij gedaan.” Bij die ‘grote dingen’ hoorde ook de oplossing van het ‘probleem Jozef’. Maar snel na de geboorte van Jezus kwam de vreselijke dreiging van de moordenaars van Herodes. Ook toen zorgde God wonderlijk.

Nog meer weeën
Maria heeft heel wat met en rond haar Zoon meegemaakt. Verschillende pijnlijke gebeurtenissen worden in de Bijbel verteld. Jezus was 12 jaar en mocht mee naar de Tempel in Jeruzalem. Jozef en Maria gingen naar huis. Onderweg konden ze Jezus nergens vinden. Na drie dagen zoeken vonden zij Hem in de Tempel bij de Bijbelleraren. Maria zei verwijtend: ‘Kind, wat heb je ons aangedaan?’ (Luc. 2:48). Jezus wees hen toen op twee dingen. Allereerst herinnerde Hij hen aan Gods werk dat Hem wachtte: ‘De dingen van mijn Vader’. Het ‘mijn Vader’ herinnerde Jozef en Maria aan het feit dat Jozef niet Zijn echte vader was. Waarschijnlijk heeft Maria deze ‘vermaningen’ als een stuk afwijzing ervaren. Intussen waren er nog vier broers en een paar zussen in het gezin bijgekomen. Jezus moest, als oudste, meewerken om de kost te verdienen. Volgens de gewoonte zou Hij Jozef opvolgen in het bouwbedrijf en zou de tweede broer, Jakobus, gelegenheid krijgen verder te studeren. Het liep anders. Jozef stierf en de zorg voor de familie kwam op de jonge Jezus neer. Maar toen Johannes de Doper zijn krachtige prediking begon, liet ook Jezus Zich dopen en kwam de Heilige Geest over Hem. Hij begon het Koninkrijk van God te verkondigen. Maar in Zijn vaderstad Nazareth moesten ze niets van Hem hebben. Hij werd, na Zijn pittige preek in de synagoge, de stad uitgejaagd. Dat zal Maria veel verdriet gedaan hebben.

Meer afwijzing
Tijdens een bruiloft te Kana was er wijn tekort. Maria maakte Jezus attent op dit probleem. Hij wees haar beleefd af. Jezus moest nu zonder moeder verder met het ‘werk van de Vader’. Het werd nog pijnlijker. Zelfs Zijn broers geloofden niet in Hem en dreven de spot met Hem (Joh. 7:5). Hun afwijzing liep bijna uit de hand. Het volgende gebeurde: Jezus was druk met het genezen van zieken en uitdrijven van boze geesten. Hij had zelfs geen tijd om te eten. Dat werd de broers blijkbaar te gortig. “Is hij nu helemaal gek geworden?” vroegen zij zich af. Ze gingen met hun moeder Maria Jezus opzoeken. Desnoods met geweld wilden ze Hem meenemen naar het ouderlijk huis in Nazareth. Toen aan Jezus werd meegedeeld dat zij buiten stonden te wachten kreeg Maria weer een pijnlijk vermaan: ‘Ieder die de wil doet van God is mijn broeder en zuster en moeder’ (Marc. 3:20-35).

Alles kwam goed
Ondanks het ongeloof van haar zoons, de vermaningen van Jezus en haar diepe pijn, bleef Maria trouw. Zij stond bij het kruis op Golgotha. Naast haar stonden niet haar zonen, maar een discipel, Johannes, en een zuster van Maria. Toen de gekruisigde Jezus hen zag, zorgde Hij onmiddellijk voor Zijn moeder. Hij zei tegen Johannes: “Zie uw moeder.” Zij ging bij Johannes inwonen. Twee zwaarden gingen door haar ziel. Het eerste zwaard was het vreselijke lijden van Hem die uit haar schoot was gekomen. Het tweede zwaard was het opschrift boven het kruis. ‘De Koning der Joden’ stond er. Was dat nu de vervulling van de godswoorden van Gabriël? Na de opstanding van Jezus is alles goed gekomen. Jezus is verschenen aan Jakobus (1Kor. 15:7). Maria en de vier broers hoorden bij de gebedsgroep van 120 gelovigen die in Jeruzalem wachtten op de vervulling met de Heilige Geest (Hand. 1:14). Jakobus werd een gerespecteerd leider van de eerste gemeente in Jeruzalem en schreef een Bijbelboek. Een andere broer, Judas, schreef het voorlaatste boek van de Bijbel.

De weeën van Israël
Kerst is niet alleen het feest van de gekomen Verlosser, maar ook van de komende Messias. Paulus zegt: ‘De Verlosser zal uit Sion komen’ (Rom. 11:26). Maria moest uit Nazareth naar Bethlehem. Daar kreeg ze de geboorteweeën van de Verlosser. Alles in Gods Woord heeft een diepe, profetische betekenis. Israël moet terug naar het Beloofde Land, naar Sion. Nu ondergaat Israël de weeën van de komende Messias. De terugkeer van het Joodse volk is een belangrijk teken van de spoedige wederkomst van de Heer. Herodes probeerde Jozef, Maria en Jezus te vermoorden. In onze tijd waren het de Nazi’s en zijn het de moslimterroristen die Israël willen vermoorden. Net als Jozef en Maria eeuwen geleden, wordt nu Israël op een wonderlijke manier beschermd. Denk maar aan de overlevingsoorlogen die Israël heeft moeten voeren. Een zwaard ging door de ziel van Maria. Zwaarden hebben het Joodse volk diep verwond.
Er zijn nog meer profetische overeenkomsten tussen toen en nu. Om dat te zien moeten we het beeld een beetje laten verspringen. De vier broers van Jezus en de inwoners van Nazareth accepteerden Hem niet. Net als Israël als natie Hem nog niet ziet als de gekomen en de komende Messias. Ook dat zal goed komen. Immers, de tijd komt waarvan Paulus zegt: ‘…en aldus zal gans Israël behouden worden’ (Rom. 11:26). Zoals het 2000 jaar geleden ook goed kwam met Zijn familie. Nu is er nog verwijdering en afwijzing. Nog steeds is er over Israël ‘een geest van diepe slaap’. Zij hebben als volk ‘ogen om niet te zien en oren om niet te horen’. Dit ter wille van de doorbraak van het Evangelie voor ons, gelovigen-uit-de-volken. Zoals de broers van de Here Jezus tot op de dag van vandaag een belangrijke rol in het Evangelie spelen, zal Israël in de nabije toekomst een dergelijke rol spelen. Nu ondergaat het volk van de Messias de geboorteweeën van Zijn wederkomst en Zijn Rijk.

Jan van Barneveld