Dier en mens gelijkwaardig?

Hans Frinsel • 95 - 2019 • Uitgave: 1
De westerse samenleving zakt weg in een identiteitscrisis. Dat zie je op allerlei gebieden. We zijn de weg kwijt wat betreft seksuele identiteit. We weten niet meer om te gaan met migratie, andere culturen en vreemde godsdiensten. De samenleving heeft geen gemeenschappelijk doel meer, geen vaste grond.

Het gezamenlijke doel heeft de moderne mens met God overboord gezet. De Nederlander voelt zich onzeker over de toekomst en ‘unheimisch’ in eigen land. God mocht opgeruimd worden, maar angstvallig houdt men vast aan Zwarte Piet, alsof dat onze cultuur kan behouden.

Grootheidswaanzin
In Psalm 73 worstelt psalmdichter Asaf met tegenstrijdigheden en oneerlijkheid in het leven. Maar als hij het zonder God probeert uit te zoeken, beseft hij dat hij zichzelf verlaagt tot het niveau van een redeloos dier (vers 21-22). Een ander die door zijn grootheidswaanzin tot redeloos dier werd, was Nebukadnezar. Toen hij pochte op ‘zijn grote Babel’, zette God hem op zijn nummer en at hij gras als de schapen. Langzamerhand bereikt de westerse mens het Nebukadnezar-punt. Hij stelt zich op Gods plaats, wijst elk moreel kompas af dat boven zijn autonomie uitstijgt, maar raakt daardoor de weg kwijt.

Schijncohesie
De moderne mens denkt alle problemen op te kunnen lossen zonder God. ‘Zie het grote Babel dat wij hebben gebouwd.’ Maar juist door onze ongekende wetenschappelijke en technologische vooruitgang lijkt een vaste grond voor zingeving te verdwijnen. Het ‘grote verhaal’ heeft afgedaan en daarmee verdwenen onze gemeenschappelijke waarden. Onze samenleving versnippert en verliest zijn cohesie. Mensen vervallen tot hedonisme aan de ene kant, of vertwijfeling aan de andere kant. Met kunst en vliegwerk wordt een soort schijncohesie nagestreefd. De paradox is, dat nu men elke ‘hogere wet’ verwerpt, het vacuüm opgevuld wordt met legio wetten en regeltjes om te voorkomen dat de brokstukjes van onze samenleving al te zeer met elkaar botsen. Sommigen willen zelfs regeltjes voor de kleur van Zwarte Piet.

Mens en dier gelijk
Een recent artikel in de Groene Amsterdammer over dierenrechten illustreert de dwaasheid waartoe dit leidt. Sommige moderne filosofen willen de relatie tussen mens en dier herdefiniëren. Het idee dat de mens mag ‘heersen’ over de dieren heeft afgedaan. ‘Dierenwelzijn’ gaat hen niet ver genoeg, want een zorgplicht van de mens voor het dier houdt in feite een ongelijkheid in. Die ongelijkheid ontkennen zij juist.
Erno Eskens, één van deze filosofen en schrijver van het boek ‘Democratie voor Dieren’, noemt dit ‘speciësisme’, een term geïntroduceerd door de Australische filosoof Peter Singer. Het betekent ‘discriminatie op basis van soort.’ Voor hen staat dat gelijk aan racisme en seksisme. Zij willen het onderscheid in het recht tussen mens en dier afschaffen. Is het dier hiermee gebaat? Of verlaagt het de mens tot het niveau van het dier?

Vlees eten verbieden
De ultieme consequenties van dit denken komen in het artikel duidelijk naar voren. “Er moet een verbod komen om zomaar dieren te eten. We eten toch ook geen mensen?” Een vegetarisch dieet is prima, maar als je deze uitspraak doordenkt, loop je vast. Dieren eten wel dieren. Carnivoren kunnen zelfs niet overleven zonder vlees. Wat zijn dan de democratische rechten van de jonge gazelle tegenover het luipaard? En kannibalisme komt ook onder dieren voor. Het mannetje van de ‘zwarte weduwe’ – een spinnensoort – spant vóór de paringsdaad eerst enkele webdraden over het vrouwtje. Zo niet, dan eindigt hij na de paring subiet als haar diner.

Krom denken
Een puur evolutionistisch wereldbeeld verzandt onherroepelijk in zulk krom denken. Daarin bestaat inderdaad geen reden voor onderscheid tussen mens en dier. Maar welke grond heb je dan voor een moraal? Vaak wordt gesuggereerd dat het in de dierenwereld eerlijker toegaat dan in de mensenwereld. Maar chimpansees doden soms bavianen als ze in elkaars gebied komen en peuzelen die daarna op, ofschoon ze vegetarisch kunnen leven. In een natuurfilm zag ik een luipaard lang en wreed met een gazellekalfje ‘spelen’ voor hij het doodde. Je kunt het dier niet op z’n gedrag aanspreken. Er is dus een heel wezenlijk verschil met de mens.
Gaan we ons rechtssysteem aanpassen aan de realiteit in de dierenwereld, of moet het menselijke recht gaan gelden voor dieren? Moet je de luipaard gaan berechten voor het nodeloos lijden van het gazellekalf? Of moeten we kannibalisme accepteren, omdat het ook in de natuur voorkomt? Als je deze ‘menselijke wijsheid’ doortrekt tot z’n logische consequenties, eindigt de mens als ‘redeloos dier’.

noplosbare dilemma’s
Deze dilemma’s constateert de schrijver van het artikel ook. Hij stelt de legitieme vraag of er met zo’n wereldbeeld nog iets anders overblijft dan ‘survival of the fittest’ – het recht van de sterkste – als basis voor een moraal. Waarom zou je jezelf dan nog inspannen voor dierenrechten? Of zelfs voor mensenrechten? Genoemde filosofen beseften dit dilemma ook, maar hun vage suggesties bieden geen concrete oplossingen. De Franse filosoof Lemaire, wil ‘het humanisme uitbreiden naar dieren’. ‘Humanimalisme’ noemt hij het. Hij stelt een ethiek voor van mededogen, die zich uitstrekt naar de ‘rest van de dieren’. Maar deze suggestie bewijst zelf al de ongelijkheid tussen mens en dier. Het is eenrichtingsverkeer. Je kunt mededogen eisen van mensen, maar niet van dieren. Je kunt een goede relatie hebben met een getrainde Golden Retriever, maar niet met een krokodil in het wild. En welk mededogen heeft de hongerige leeuw jegens de zebra?
Eskens wil de Universele Rechten van de Mens zo veranderen dat ook de dieren er onder vallen. Maar ook dat roept dilemma’s op. Waar trek je de grens? Betreft dat alleen gewervelde dieren of ook de mug die ik ‘s nachts doodsla omdat hij mijn bloed wil?

Identiteitscrisis
Deze discussie accentueert de identiteitscrisis waarin de moderne mens - of moet ik zeggen ‘dier’ - steeds verder wegzakt. Een bizar voorbeeld is de bekende motivatiegoeroe Emile Ratelband, die recent voor de rechtbank in Arnhem wilde afdwingen dat hij zijn leeftijd mag veranderen, omdat dat hij zich jonger voelt dan hij is. Men neemt hem niet serieus, maar is zijn eis echt anders dan die van Eskens met zijn aanhang?
De polariserende identiteitspolitiek is er een voorbeeld van, maar vooral ook de hele genderdiscussie. Krampachtig probeert men mannelijkheid en vrouwelijkheid als een basis in ons bestaan te ontkennen. Telkens wanneer men aanloopt tegen de weerbarstige realiteit van het onderscheid van seksen, neemt men daar aanstoot aan.
Als homostellen een kind willen, wordt dat gezien als recht en wordt regelgeving geformuleerd voor de relatie met de draagmoeder en donor van de eicel. Men vergeet dat kinderen krijgen geen recht maar een voorrecht is. Er wordt niet gevraagd naar de democratische rechten van het kind. Zal dat later zo gelukkig zijn met zo’n gecompliceerde afstamming? Het nieuwe ‘god-loze’ wereldbeeld wordt ons met blind dogmatisme opgelegd.

Afkeer van de scheppingsorde
Wetenschappers in China zijn er kortgeleden in geslaagd om een vrouwelijke eicel te bevruchten met enkel vrouwelijk genetisch materiaal. Het genetisch materiaal moest wel gemanipuleerd worden en het experiment betrof slechts muizen, maar het nieuws werd in Nederland gretig ontvangen, zoals elke suggestie die afbreuk doet aan het traditionele man-vrouwschema als basis voor ons bestaan.
Op het nieuws dat twee mannelijke pinguïns, die een soort ‘homo relatie’ hadden ontwikkeld, samen een ei hadden uitgebroed, werd euforisch gereageerd. Waarom? Er leeft onderhuids een verwoede afkeer van wat eens gold als Gods scheppingsorde. Men negeert bewust dat dit alleen door menselijke interventie kon gebeuren en bij dieren in gevangenschap. Zulke manipulatie bevestigt in feite de dictatuur van de moderne mens over de dierenwereld, die hij in zijn eigen wereldbeeld wil persen.

Bijbelse opdracht
De Bijbel laat zien dat de Schepper de mens de opdracht gaf om over de schepping te ‘heersen’. Wie dat goed leest, kan weten dat daarmee bedoeld wordt dat de mens verantwoordelijk is voor het onderhoud van de schepping, inclusief het dierenwelzijn. Diezelfde Bijbel laat zien dat er wel degelijk een fundamenteel verschil is tussen mens en dier, wat door de realiteit van het leven wordt bevestigd, hoe graag bovengenoemde filosofen dat ook willen ontkennen. In de hof van Eden schreef God de mens een louter vegetarisch dieet voor (Genesis 1:29). Na de zondvloed werd dat dieet door Hem uitgebreid met dierlijk vlees, misschien vanwege sterk veranderde ecologische omstandigheden (Genesis 9:3).

Geen zicht op de zonde
Een puur evolutionistisch wereldbeeld laat geen ruimte voor één van de belangrijkste waarheden uit Gods Woord: de zondeval. Juist dát Bijbelse gegeven geeft de mens fundamenteel inzicht in de problemen van deze wereld en behoedt hem ervoor te vervallen tot een redeloos dier.
Paulus schrijft dat God een samenleving die Hem willens en wetens verwerpt, overgeeft aan een verwerpelijk denken (Romeinen 1:28). We zien dat realiteit worden in het morele bankroet en de ondergang van de westerse cultuur.
Maar de grootste ramp is dat een groeiend deel van de christelijke kerk zich conformeert aan dit ontspoorde postmoderne denken. Men wil er zo graag bij horen. Wie durft Gods Woord nog te stellen boven wereldse wijsheid? Christenen hebben niet de taak om samen met de wereld de problemen op te lossen op een voor de wereld acceptabele wijze, maar om dat verwerpelijke denken te ontmaskeren en op te roepen tot bekering en terugkeer tot God.

Hans Frinsel