Dolf van de Vegte: Het verhaal van een pionier en een doorzetter
Hij is geboren en getogen in Apeldoorn. Zijn ouders waren bij het Leger des Heils. Maar in zijn tienertijd vond hij de discotheek leuker. “Daar heb ik trouwens ook mijn vrouw leren kennen. Zij was hervormd. Ik ging met haar mee naar de catechisatie. Toen moest ik ook gedoopt worden. Dat gebeurde toen ik belijdenis in de kerk deed. Ik speelde kornet in de band van het Leger en daarom kwam ik later in een jeugdgroep terecht om mee te spelen bij een gospelkoor. Veel concerten gedaan. Ik ben zelf in een boekingsbureau bezig geweest en heb de hele wereld van de gospelmuziek leren kennen.” Aan het woord is Dolf van de Vegte (57), oprichter en leider van de nieuwe tv-zender Family7.
Ik moest toch vierendertig jaar worden om te leren dat een mens opnieuw geboren moest worden. Ik kende de Bijbel niet en ik had geen levende relatie met Christus. Het kwam zelfs tot een buitenechtelijke relatie. Iemand zei tegen mij: “Vergeet je vrouw en je kinderen en word God gehoorzaam.” Dat sloeg bij mij in als een bom. Ik werd aan ’t denken gezet. Op dat moment zou mijn huwelijk stranden door mijn ontrouw, maar ik wilde toch niet echt scheiden. Ik had wel al een appartement gekocht en ik zou weggaan. Maar mijn vrouw wilde ook niet scheiden. Zij is zo ongelofelijk trouw geweest. Zij bad al die tijd voor mijn bekering. Ik heb er drie dagen mee geworsteld en toen een besluit genomen: “God, ik zal U van nu af aan gehoorzaam zijn.” God is ook zo trouw, zelfs waar ik zwak ben. Ik heb er heel intens over gebeden en ik merkte dat alles veranderde. Ik heb mijn vrouw om vergeving gevraagd. Zij was bereid een nieuwe weg met me te gaan. Noem haar maar gerust een kanjer onder de vrouwen. Zij wilde de onderste weg gaan… voor mij!
Alles moest natuurlijk worden teruggedraaid. Ik had eerder ervaren in Zuid-Afrika hoe een levend geloof eruit zag. Ik was daar als ’t ware in hemelse sferen geweest, bij christenen daar, muzikanten waaronder ik werkte. Ik heb toen ervaren, maar dat zag ik pas achteraf, dat het de kracht van de Heilige Geest was. Terug in Nederland had ik tal van goede voornemens, maar die radicale omkeer had toen in mijn hart en leven nog niet plaats gevonden.
Maar toen ik de stap deed en de Here mij aanraakte, veranderde alles. Ik ging in de Bijbel lezen en mijn vrouw merkte dat ik zelfs aandacht kreeg voor de natuur. Iedereen moest het horen, ook op mijn werk. Ik was toen Ontvanger der Domeinen - een onderdeel van het Ministerie van Financiën. Mijn baas kwam horen wat er met mij was gebeurd. Hij hoorde toen van mij het Evangelie. Ik werd van de keiharde muziekmanager - ik moest in mijn vrije tijd leiding geven aan allerlei muziekgroepen - iemand met meer een zendingshart.
We gingen ook vaak op zendingstournee. In Azië kwam ik een keer in een moeilijke situatie met de groep. We konden eigenlijk alleen maar bidden. Er was ter plaatse toen weinig georganiseerd. We moesten met de bus mee, maar er was geen plek. ’s Avonds moesten we een concert geven. Maar er was geen schijn van kans dat we mee konden. Tussen de wachtende mensenmassa kwam ineens iemand met zeven kaartjes… ‘of ik daar iets aan had’. Ik herinner me niet eens meer of ik wel heb betaald. Die man was zo maar weer weg. Misschien was het wel een engel. Hij deed in ieder geval het werk van een engel. Dergelijke wonderlijke dingen mochten we meemaken.
Mijn vrouw en ik vonden dat er zoiets als een discipelschapstraining of Bijbelschool zou moeten zijn voor muzikanten, mensen die in de gospelmuziek werken. Ik was toen manager bij Ben Ketting. Via Ben kwam ik in Barcelona om te onderzoeken hoe we daar een evangelisatieproject konden starten. Ik bezocht daar het werk van Jeugd met een Opdracht. Zij vroegen mij te helpen in hun werk, tijdens de Olympische Spelen. Ik sprak daarover met mijn baas. Die zei: “Je hart ligt daar. Wie A zegt moet ook B zeggen.” Hij gaf mij eigenlijk een duwtje in de rug om fulltime in het evangeliewerk te gaan. Ik mocht nog anderhalf jaar op de loonlijst blijven. Ik zag dit als Gods werk. Mijn hart lag bij de muziekzending… dáár lag inderdaad mijn hart.
Bij die Olympische Spelen in 1992 werd ik bevestigd in mijn roeping. Er gebeurden daar ook weer wonderlijke dingen. Wij kregen geen ‘artiestenvergunningen’ van de gemeente Barcelona. Elke dag gingen we samen bidden, dan naar het gemeentehuis en het kwam maar niet rond. Toen kwam er ineens een fax binnen bij Jeugd met een Opdracht van een bijkantoortje van het gemeentehuis, waarin de toestemming stond om in de hele stad op te treden. Ik heb er drie maanden gezeten en heel veel geleerd. Vooral te vertrouwen op God, te wachten op Hem, dat Hij het zal doen. Dat gebeurde daar steeds weer.
Terug uit Barcelona… maar wat nu? Ik las “Werp je brood uit op het water; verdeel het over zeven of acht keer, want je weet niet wat terugkomt.”
Die Bijbelschool voor muzikanten kwam van de grond. Ik deed wel van alles en mijn salaris kwam nog wel steeds binnen, maar ik wist niet echt welke richting het op moest. Toen vroeg de EO of ik wilde helpen bij een nieuwe kinderprogramma: Prinsen en Prinsessen. Ik moest onderaan de ladder beginnen als producer. Ik had nog nooit televisie gedaan. Na drie jaar ervaring en lopend door de gangen van het EO-gebouw realiseerde ik mij, dat er steeds meer weg ging van het Evangelie. Het bestel veranderde langzaam. Ik vroeg mij af wat we zouden kunnen doen. Ik heb een stichting opgericht en ben naar het commissariaat voor de media gegaan en ik had binnen drie maanden een licentie om uit te zenden. Ik verdiende met mijn productiebedrijfje geld bij de EO en kon beginnen met het maken van eigen programma’s. Maar ik verloor mijn werk bij de EO, de programma’s stopten en ik moest mijn medewerkers ontslaan en mijn gebouw verkopen.
De Here zei tegen mij: “Wacht op Mij en vlucht niet naar Egypte.” Dat was zo duidelijk voor me: ik moest wachten. Ik had een miljoen schuld: hypotheek op het pand, investering in mijn bedrijf. Het was 1997. Mijn plannen voor een nieuwe omroep waren gestrand. Mijn vrouw en ik zaten in een leeg kantoor. We trachtten elkaar te bemoedigen. In januari 1998 kwamen er weer twee opdrachten binnen voor het maken van enkele documentaires en andere programma’s. We hadden weer inkomen. Ik kon mijn pand verkopen en beginnen aan de aflossing van de schuld en het betalen van de achterstallige salarissen van mijn ontslagen medewerkers. Toen zijn we verdergegaan in een ander pand, wat we konden huren. Inmiddels was het 2001 en ik wist dat we echt met tv-programma’s moesten beginnen. We moesten ook bij de kabelmaatschappijen zien binnen te komen.
We presenteerden ons als een ‘evangelische familiezender’, zonder geweld en seks. Dat landde daar goed. Maar opnieuw stopten de opdrachten voor de EO. Het werd me duidelijk dat ik geen twee heren kon dienen. Via de pinksterconferentie van Opwekking hebben we heel veel handtekeningen verzameld en we kregen toegang tot de kabel. We komen nu in twee miljoen huishoudens, meestal via de digitale televisie. Wij proberen onze groei te bevorderen, maar we zien dat het volgens Gods plan gaat. In de Veronica enquête komen we op de derde plaats als het gaat om ‘Digitale zender van het Jaar’. Er is behoefte aan inhoudelijke televisie, dat blijkt steeds weer. Langzaam mogen we een plaats innemen met een tv-zender die invloed heeft in dit land. De muren die zijn afgebroken mogen weer worden opgebouwd. Armoede, eenzaamheid, geestelijke nood, er is een grote oogst… en de velden zijn wit om te oogsten.
We moeten wakker en waakzaam zijn, toegewijd aan de Here, want via de media het Evangelie verkondigen veroorzaakt grote geestelijke strijd. We hebben het nodig dicht bij de Here te blijven, vervuld te zijn met Zijn Geest om in Gods kracht de verwarring te weerstaan die de duivel probeert te stichten.
Voor ons is heel belangrijk op God te blijven vertrouwen. Ik was in dienst van de Koningin der Nederlanden, maar ik mag nu werken voor de Koning der Koningen. Ik zou niet meer terug willen. Ik wil mensen vragen voor ons te bidden, dat de groei mag doorzetten, zodat de plek in het mediabestel groter mag worden om in de duisternis Gods licht te laten schijnen.
Feike ter Velde
Ik moest toch vierendertig jaar worden om te leren dat een mens opnieuw geboren moest worden. Ik kende de Bijbel niet en ik had geen levende relatie met Christus. Het kwam zelfs tot een buitenechtelijke relatie. Iemand zei tegen mij: “Vergeet je vrouw en je kinderen en word God gehoorzaam.” Dat sloeg bij mij in als een bom. Ik werd aan ’t denken gezet. Op dat moment zou mijn huwelijk stranden door mijn ontrouw, maar ik wilde toch niet echt scheiden. Ik had wel al een appartement gekocht en ik zou weggaan. Maar mijn vrouw wilde ook niet scheiden. Zij is zo ongelofelijk trouw geweest. Zij bad al die tijd voor mijn bekering. Ik heb er drie dagen mee geworsteld en toen een besluit genomen: “God, ik zal U van nu af aan gehoorzaam zijn.” God is ook zo trouw, zelfs waar ik zwak ben. Ik heb er heel intens over gebeden en ik merkte dat alles veranderde. Ik heb mijn vrouw om vergeving gevraagd. Zij was bereid een nieuwe weg met me te gaan. Noem haar maar gerust een kanjer onder de vrouwen. Zij wilde de onderste weg gaan… voor mij!
Alles moest natuurlijk worden teruggedraaid. Ik had eerder ervaren in Zuid-Afrika hoe een levend geloof eruit zag. Ik was daar als ’t ware in hemelse sferen geweest, bij christenen daar, muzikanten waaronder ik werkte. Ik heb toen ervaren, maar dat zag ik pas achteraf, dat het de kracht van de Heilige Geest was. Terug in Nederland had ik tal van goede voornemens, maar die radicale omkeer had toen in mijn hart en leven nog niet plaats gevonden.
Maar toen ik de stap deed en de Here mij aanraakte, veranderde alles. Ik ging in de Bijbel lezen en mijn vrouw merkte dat ik zelfs aandacht kreeg voor de natuur. Iedereen moest het horen, ook op mijn werk. Ik was toen Ontvanger der Domeinen - een onderdeel van het Ministerie van Financiën. Mijn baas kwam horen wat er met mij was gebeurd. Hij hoorde toen van mij het Evangelie. Ik werd van de keiharde muziekmanager - ik moest in mijn vrije tijd leiding geven aan allerlei muziekgroepen - iemand met meer een zendingshart.
We gingen ook vaak op zendingstournee. In Azië kwam ik een keer in een moeilijke situatie met de groep. We konden eigenlijk alleen maar bidden. Er was ter plaatse toen weinig georganiseerd. We moesten met de bus mee, maar er was geen plek. ’s Avonds moesten we een concert geven. Maar er was geen schijn van kans dat we mee konden. Tussen de wachtende mensenmassa kwam ineens iemand met zeven kaartjes… ‘of ik daar iets aan had’. Ik herinner me niet eens meer of ik wel heb betaald. Die man was zo maar weer weg. Misschien was het wel een engel. Hij deed in ieder geval het werk van een engel. Dergelijke wonderlijke dingen mochten we meemaken.
Mijn vrouw en ik vonden dat er zoiets als een discipelschapstraining of Bijbelschool zou moeten zijn voor muzikanten, mensen die in de gospelmuziek werken. Ik was toen manager bij Ben Ketting. Via Ben kwam ik in Barcelona om te onderzoeken hoe we daar een evangelisatieproject konden starten. Ik bezocht daar het werk van Jeugd met een Opdracht. Zij vroegen mij te helpen in hun werk, tijdens de Olympische Spelen. Ik sprak daarover met mijn baas. Die zei: “Je hart ligt daar. Wie A zegt moet ook B zeggen.” Hij gaf mij eigenlijk een duwtje in de rug om fulltime in het evangeliewerk te gaan. Ik mocht nog anderhalf jaar op de loonlijst blijven. Ik zag dit als Gods werk. Mijn hart lag bij de muziekzending… dáár lag inderdaad mijn hart.
Bij die Olympische Spelen in 1992 werd ik bevestigd in mijn roeping. Er gebeurden daar ook weer wonderlijke dingen. Wij kregen geen ‘artiestenvergunningen’ van de gemeente Barcelona. Elke dag gingen we samen bidden, dan naar het gemeentehuis en het kwam maar niet rond. Toen kwam er ineens een fax binnen bij Jeugd met een Opdracht van een bijkantoortje van het gemeentehuis, waarin de toestemming stond om in de hele stad op te treden. Ik heb er drie maanden gezeten en heel veel geleerd. Vooral te vertrouwen op God, te wachten op Hem, dat Hij het zal doen. Dat gebeurde daar steeds weer.
Terug uit Barcelona… maar wat nu? Ik las “Werp je brood uit op het water; verdeel het over zeven of acht keer, want je weet niet wat terugkomt.”
Die Bijbelschool voor muzikanten kwam van de grond. Ik deed wel van alles en mijn salaris kwam nog wel steeds binnen, maar ik wist niet echt welke richting het op moest. Toen vroeg de EO of ik wilde helpen bij een nieuwe kinderprogramma: Prinsen en Prinsessen. Ik moest onderaan de ladder beginnen als producer. Ik had nog nooit televisie gedaan. Na drie jaar ervaring en lopend door de gangen van het EO-gebouw realiseerde ik mij, dat er steeds meer weg ging van het Evangelie. Het bestel veranderde langzaam. Ik vroeg mij af wat we zouden kunnen doen. Ik heb een stichting opgericht en ben naar het commissariaat voor de media gegaan en ik had binnen drie maanden een licentie om uit te zenden. Ik verdiende met mijn productiebedrijfje geld bij de EO en kon beginnen met het maken van eigen programma’s. Maar ik verloor mijn werk bij de EO, de programma’s stopten en ik moest mijn medewerkers ontslaan en mijn gebouw verkopen.
De Here zei tegen mij: “Wacht op Mij en vlucht niet naar Egypte.” Dat was zo duidelijk voor me: ik moest wachten. Ik had een miljoen schuld: hypotheek op het pand, investering in mijn bedrijf. Het was 1997. Mijn plannen voor een nieuwe omroep waren gestrand. Mijn vrouw en ik zaten in een leeg kantoor. We trachtten elkaar te bemoedigen. In januari 1998 kwamen er weer twee opdrachten binnen voor het maken van enkele documentaires en andere programma’s. We hadden weer inkomen. Ik kon mijn pand verkopen en beginnen aan de aflossing van de schuld en het betalen van de achterstallige salarissen van mijn ontslagen medewerkers. Toen zijn we verdergegaan in een ander pand, wat we konden huren. Inmiddels was het 2001 en ik wist dat we echt met tv-programma’s moesten beginnen. We moesten ook bij de kabelmaatschappijen zien binnen te komen.
We presenteerden ons als een ‘evangelische familiezender’, zonder geweld en seks. Dat landde daar goed. Maar opnieuw stopten de opdrachten voor de EO. Het werd me duidelijk dat ik geen twee heren kon dienen. Via de pinksterconferentie van Opwekking hebben we heel veel handtekeningen verzameld en we kregen toegang tot de kabel. We komen nu in twee miljoen huishoudens, meestal via de digitale televisie. Wij proberen onze groei te bevorderen, maar we zien dat het volgens Gods plan gaat. In de Veronica enquête komen we op de derde plaats als het gaat om ‘Digitale zender van het Jaar’. Er is behoefte aan inhoudelijke televisie, dat blijkt steeds weer. Langzaam mogen we een plaats innemen met een tv-zender die invloed heeft in dit land. De muren die zijn afgebroken mogen weer worden opgebouwd. Armoede, eenzaamheid, geestelijke nood, er is een grote oogst… en de velden zijn wit om te oogsten.
We moeten wakker en waakzaam zijn, toegewijd aan de Here, want via de media het Evangelie verkondigen veroorzaakt grote geestelijke strijd. We hebben het nodig dicht bij de Here te blijven, vervuld te zijn met Zijn Geest om in Gods kracht de verwarring te weerstaan die de duivel probeert te stichten.
Voor ons is heel belangrijk op God te blijven vertrouwen. Ik was in dienst van de Koningin der Nederlanden, maar ik mag nu werken voor de Koning der Koningen. Ik zou niet meer terug willen. Ik wil mensen vragen voor ons te bidden, dat de groei mag doorzetten, zodat de plek in het mediabestel groter mag worden om in de duisternis Gods licht te laten schijnen.
Feike ter Velde