Dr. Lemmer du Plessis

Feike ter Velde • 81 - 2005/06 • Uitgave: 7
Dr. Lemmer du Plessis

Op 17-jarige leeftijd las hij een boek over het gebed van de grote Zuid-Afrikaanse prediker, Dr. Andrew Murray. Dat heeft hem diep aangegrepen. “Ik wist zeker dat ik predikant wilde worden”. Pinkstervoorganger, Dr. Ignatius Gerhardus Lemmer du Plessis, wil alleen de Bijbel laten spreken.


Van jongs af aan heb ik geloofd in de Here Jezus. Geboren en getogen in de Nederduits Hervormde kerk van Zuid-Afrika, kende ik ook een geregeld gebedsleven. Toen ik 16 jaar oud was wandelde ik op een dag in de vrije natuur waar ik erg van houd. Zulke wandelingen waren tevens mijn gebedswandelingen. Terwijl ik al wandelend in gebed was, kreeg ik een diepe ervaring van Gods bijzondere tegenwoordigheid. De Heilige Geest kwam op mij neer – ik kan het niet anders tot uitdrukking brengen – ik werd vervuld en ik bad in nieuwe tongen. Ik werd gedoopt in de Heilige Geest. Ik kende dat niet, maar het was een diepe ervaring, een alles overweldigende vreugde. Mijn honger naar Gods Woord was van toen af aan niet meer te stillen. Na de middelbare school studeerde ik af in de theologie. Daarna behaalde ik een graad in de klassieke talen, Hebreeuws, Grieks en Latijn en promoveerde op het vak Kerkgeschiedenis. Binnenkort hoop ik nog te promoveren aan de Universiteit van Zuid-Afrika op het Nieuwe Testament. Ik ben hoogleraar in Zuid-Afrika en doceer ook aan de Universiteit van Otago in Dunedin, Nieuw-Zeeland.

De Lemmers komen oorspronkelijk uit De Lemmer, Friesland. Ze trokken met de grote boerentrek in 1836 naar Afrika. Mijn grootvader was generaal in het Boerenleger en sneuvelde in de strijd tegen de Engelsen in 1900 bij Lichtenburg.

Mijn laatste boek handelt over de Wederkomst van Christus. Dat heeft mij de laatste tijd erg bezig gehouden. Het is de hoop van alle ware gelovigen, de Wederkomst van de Here Jezus. Het volk gaat verloren door gebrek aan kennis, zegt de profeet. Dat geldt vooral ook de kennis van het profetische Woord. Meestal ontbreekt het zelfs aan de meest basale kennis, als het gaat om de profetie. Daarom moeten we ons bezig houden met de eschatologie, de leer der laatste dingen. We moeten voorkomen dat we Gods plan inpassen in onze opvattingen. God is soeverein, ook in de plannen die Hij maakte en uitvoert als het gaat om de verlossing. Niemand is Hem tot raadsman geweest, zegt Paulus (Rom. 11:34) en niemand heeft Hem omgekocht (:35). Hij handelt naar Zijn eigen raadsbesluiten. Daar spreekt Paulus dan vooral over in de Romeinenbrief, als hij het heeft over de toekomst van Israël. Israëls volledige herstel zal plaatsvinden nadat Gods werk met de Gemeente is voltooid. Eerst moet de Gemeente uit de heidenen vól zijn. Als het zóver is vindt eerst de Opname van de Gemeente plaats, zoals we die o.a. vinden in Paulus’ brief aan de Thessalonicenzen. Onze hoop ligt in de opstanding van Jezus Christus, zoals Paulus hier beschrijft (1 Thess. 4:13). De lichamelijke opstanding van de ware gelovigen vindt plaats op de dag van de Opname – zo je wilt: de hemelvaart – van de Gemeente en vóór de Grote Verdrukking. Die opstanding noemt de Bijbel “de opstanding der rechtvaardigen” (Luc. 14:14). In Openbaring 20: 5 wordt dit expliciet de éérste opstanding genoemd. De overige doden komen in het oordeel ná de periode van het Messiaanse vrederijk.

Deze wereld dobbert rond als een roerloos schip op een wilde zee. Zij heeft van zichzelf geen bestemming en geen richting. De kerk heeft een richtsnoer – het geloof in Gods Woord. Zij heeft ook een anker – de gerechtigheid op grond van Christus’ verdienste aan het kruis. Hierin ligt de kracht van de kerk vandaag. We weten waar we vandaan komen en waar we heen gaan. We mogen sterk zijn, omdat we van de zoete vruchten van Golgotha hebben gegeten. De bittere nasmaak van de verboden vrucht is bij ons weggenomen. De kerk moet weten hoe laat het is op de eschatologische klok van God. Zij weet dat het de laatste ure is. Zij weet dat Jezus staat te komen. Dit is de dynamiek van haar bestaan in deze wereld. Maar de wereld weet dat niet. De Here zal deze werkelijkheid weer binnentreden bij Zijn wederkomst. We zien het aan de tekenen van de tijd.

Satan weet ook van de wederkomst en daarom roept hij ‘antichristen’ op, zich tegen de gemeente van Christus te richten. Hij zal ook dé Antichrist in deze wereld brengen, die zich zal zetten in de Tempel Gods. Maar die zal worden vernietigd door de komende Christus. Dat is vast en zeker. Vandaag is de kerk nog in verdrukking en vervolging. We zijn al rechtvaardig verklaard, maar satan klaagt ons nog steeds aan voor God. We zijn al verlost, maar we moeten losgemaakt worden van alle kwaad dat ons wil binden. We zijn al geheiligd, maar we doen nog steeds zonden. We zitten met Christus in de hemelse gewesten (Ef. 2:6), maar slepen onze voeten nog door het stof van deze aarde.
De kerk is niet altijd in volle bloei. Ons geloof is nog geen aanschouwen. We hebben aan het begin van onze geloofswandel al de belofte van het eeuwige leven ontvangen, maar het is nog een schat in aarden vat. In deze wereld slepen we ons sterfelijk lichaam nog met ons. Maar we mogen sterk staan, omdat we geloven dat de Heiland ons opwacht op de finish van onze aardse wedloop. Daarom mogen we nu al weten: we zijn méér dan overwinnaars. Dit is ons geloof, dat de Heilige Geest en het heilige Woord Gods in onze harten bewerkt. Daarin vindt de ware gelovige zekerheid en kracht voor elke dag.

In deze geloofszekerheid mogen we wandelen en uitzien naar de grote dag, dat we de Heiland zullen aanschouwen.

Feike ter Velde